PIEP - IN DE LA.BEDISTEN VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD (vervolg van pag. 1) Zo bijvoorbeeld een stuk culturele begeleiding en vorming juist vanuit die kringen, waarin woorden als „cultuur en kunst" beslist op de achtergrond werden gedrongen. Goed, dat zijn dan een paar kritische vragen aan D.E.O. Maar wanneer we het bij die vragen zouden laten, zouden we ons er veel te gemakkelijk van af maken. Want niet alleen wij stellen vra gen aan D.E.O. Maar deze stichting stelt ook vragen aan ons En die vra gen spitsen zich toe. En eisen een ant woord van ons. Maar willen we wer kelijk in alle ernst nadenken over die vragen, dan moeten we ons eerst ont worstelen aan een tegenstelling, die in feite onjuist is en die de diskussie niet verheldert, maar alleen vertroebelt. D.E.O.'S VRAGEN AAN ONS. De wezenlijke vraag, die De Evange lische Omroep aan ons stelt, is „Ge bruiken wij ten volle de kansen, die de massacommunicatiemiddelen ons bieden, voor een direkte verkondiging van het evangelie En die vraag moeten we beantwoor den metNee Dat doen we niet. Wij laten kansen onbenut. Er is een manko! Vooral, wanneer we ons bewust wor den van het belang van een direkte ver kondiging via radio en T.V. Graag wil ik daar wat dieper op ingaan. Waarom is evangelische beïnvloeding via radio en T.V. zo belangrijk I. Het bezwaar van de „drempelvrees speelt geen rol. Veel mensen gaan al in geen jaren meer naar de kerk. Ze zijn de weg terug kwijt geraakt. Ze zouden soms terug willen. Maar ze durven niet terug. Ze denken, dat het ook niet meer kan. Voor iemand, die 10 jaar geleden cy nisch en teleurgesteld de kerk verliet, is de weg terug een paar straten een weg van 10 jaar. En elk jaar wordt de weg langer en de afstand groter. Nu komt de kerk zijn kamer binnen. Hij luistert mee. Hij be leeft het mee. Op een afstand. Anders dan vroeger. Moderner. Hij ontdekt, dat „zijn kerk" anders is geworden. Hij wordt een trouwe luis teraar naar radio-diensten. Enmisschien gaat hij nooit een kerk binnen Nee, misschien niet. Maar ergens „doet" het hem iets. II. De barrières worden doorbroken. Soms moet die ander enorme weer standen overwinnen om de kerk weer te ontmoeten. Eén van die barrières is het grote aantal versplinterde en verdeelde kerk jes en religieuze groeperingen. Maar nu luistert hij mee. En hij in teresseert zich nauwelijks voor de ker kelijke achtergrond van de spreker. Hij hoort -misschien sinds jaren, de stem van de kerk. Of moet ik niet liever zeggen De stem van de Heer, door alle kerken heen De verschillen vallen voor hem weg. En hij vergeet alle zuilen en krijgt de tempel zelf in 't vizier. Het is een bekend feit. Buiten alle kerkgrenzen om ontstaat een soort para- parochie. Een oekumenische radio- en televisie gemeente. Mensen, die meezingen, mee luisteren en meebidden. Maar ze doen nooit een keus tussen de kerken. 's Morgens luisteren ze naar een priester en 's middags naar een predi kant. En ze horen dingen, die ze misschien al jaren dachten. Ze herkennen zichzelf, meer dan vroeger. En de kerk komt bij hen thuis. Eigen tijds en indringend. W. H. GISPEN. (Wordt vervolgd) Je leest tegenwoordig voortdurend nieuw gevormde woorden. Meestal overgenomen uit vreemde talen, vooral uit het Engels. We horen over een drive-ineen love-in een teach-in enz. In Breskens wordt een grootse piep-in gehouden. Dat lijkt tenminste een Nederlands woord. Op de aanplakbiljetten, die deze sa menkomst adverteren, lees ik tenminste de slagzin „Zoals de ouderen zongen, piepen de jongen niet Het zijn natuurlijk allemaal bekende dingen, maar door er een nieuwe naam aan te geven proberen we het met een modern tintje te versieren en zo aan de man te brengen. Op de piep-in te Breskens (zondag avond 7 uur) worden de volgende vra gen gesteld „Hoe denken we als jeugd over de oudere generatie „Hoe denken we als jeugd over de Kerk in de wereld „Hoe denken we als jeugd over de moraal in deze tijd We zijn benieuwd naar de antwoorden A. D. Op het dek van een schip dat van Veere naar Amsterdam voer, stond ds. Jean de Labedie en staarde naar de contouren van de machtige kathedraal en het ragfijne stadhuistorentje van de stad, die hij ging verlaten. Hij probeerde zo lang mogelijk naar de steeds kleiner wordende gebouwen te kijken, want hij wist dat dit een de finitief afscheid was, een vertrek van Veere en Walcheren, voor altijd. Een gevoel van onbehagen bekroop hem. Had men hem toen hij beroepen werd te Middelburg wel voldoende ingelicht over de kerkelijke situatie in Neder land Dat men hier, in tegenstelling tot vorige gemeenten waar hij gestaan had, de meerdere vergaderingen erken de en iedere twee jaar een synode hield, waar leeruitspraken gedaan werden, die voor alle aangesloten kerken golden Hij vond dit eigenlijk niet juist, omdat hij als enig richtsnoer de bijbel en zijn eigen geweten erkende. Was het van zijn tegenstanders eerlijk om het preken dat hij in den Haag gedaan had, op zijn reis van Genevè naar Middelburg, on wetend dat dit niet mocht zolang hij daar nog niet bevestigd was, tegen hem uit te spelen Alsof hij zich niet aan het kerkelijk gezag wilde onderwerpen? Hetzelfde verwijt was hem op de sy node gedaan toen hij zich met de be lijdenisgeschriften, waarin stond dat het kruis van Golgotha een altaar was, niet had kunnen verenigen, omdat dit te rooms was naar zijn gedachte. Hij begreep niet welke machten tegen hem samenspanden en waarom men zo tegen hem toornde. Hij was in een felle pennenstrijd ge wikkeld met een Utrechtse predikant Wolzogen. De synode stelde W. in het gelijk. Maar de Labadie weigerde zijn aanklachten in te trekken. Het enige gezag, dat hij erkende was dat van de plaatselijke kerkeraad. Hij was een echte independentist. Een reactie-verschijnsel bij deze gewezen Roomse priester Dit moest vastlopen op de duur. Zijn ongeoorloofd preken in den Haag, zijn weigering om de belijdenis geschriften te ondertekenen en nog en kele andere grieven, waren na enige tijd de motieven om hem te schorsen en daarna af te zetten. En toch had hij altijd geprobeerd de vrede te bewaren door niet openlijk een keuze te doen in de strijd van Voetius, die de leer der uitverkiezing predikte en Coccejus, die een aanhanger was van de „verbondstheologie". Wat dit de dank daarvoor Hij wist het niet. Maar hij zou met een nieuwe gezui verde kerk doorzetten en al regende het verwijten, ook van zijn vroegere vrien den dat hij een scheurmaker was, hij zou volgens zijn, eigen geweten het Evangelie verkondigen. De oudste burgemeester van Veere oogde, door een raam van de Camp- veerse Toren, het vertrekkende schip met ds. de Labedie aan boord na. Hij had afscheid van hem genomen, heel kort voordat de loopplank ingehaald werd. Weer had hem dezelfde gedachte overvallen, als toen hij op het bordes, van het stadhuis stond, toen de predi kant vroeg geen onnodig bloed voor hem te laten vloeien, daar hij vrijwillig de stad zou verlaten. Toen had hij zich afgevraagd of deze oplossing ook voor Veere niet de beste was. Ook nu geloofde hij het. Hij had altijd gewaardeerd, dat deze Franse predikant als een boetgezant gestreden had tegen fouten en tekortkomingen in de gemeenten. Dikwijls, als hij hem zo bezig had gehoord, was het alsof voor zijn ogen één der oude profeten van Israël verscheen, die het volk waar schuwden voor de verderfelijke opvat tingen van de compromie's. Het was of hij hem nog hoorde zeggen „Ik begrijp wel, hoe u tot het compromie komt. U staart naar Gods wet. De schrik is u om het hart geslagen. LI kunt geen enkel gebod volbrengen. Het is goed dat u dat ziet. Maar inplaats dat u dan u ver ootmoedigt en gaat naar de enigste plaats, waar u vergeving geschonken wordt, naar Golgotha, gaat u op eigen wijze proberen iets tot uw zaligheid bij te brengen. En dan vindt u, dat God Zijn eisen en Zijn wetten maar moet verminderen en afvlakken, om in dit compromie u zo in de gelegenheid te stellen, God een beetje te helpen in Zijn verlossingswerk' En zoals honderden jaren geleden Jo hannes de Doper aan de Jordaan zijn toehoorders verwijtend toeriep „Wie heeft u aangewezen te vlieden van de toekomende toorn zo had ook ds. de Labadie waarschuwend de vinger omhoog gestoken. En toch was het beter dat hij vertrok! Had deze dominé met zijn grote ga ven wat zijn opvattingen betrof, geen heel andere voorstellingen over het le ven der gemeente dan zijn collega's IJverde hij niet om het zover te krijgen (als in de eerste Christengemeente te Jeruzalem) dat de leden der kerk alle goederen gemeen moesten hebben Hij was een perfectionist. Daarom riep hij de rijk met goud uitgedoste boerinnen op om al die opsmuk af te doen en in de collectezak te werpen. En had deze predikant niet een vreemd-mystieke in slag Misschien dat het kwam door zijn roomse opvoeding en de opleiding bij de Jezuïeten. Hij had de burgemeester eens in vertrouwen medegedeeld, dat, toen hij tot priester gewijd werd, het was „alsof Jezus Christus zelf hem de han den oplei en de Heilige Drievuldigheid hem innerlijk zalfde En dan was er ook nog de beschuldi ging van zijn collega's, die hem verwe ten dat hij niet zuiver in de leer was en dat zijn opvattingen over het duizend jarig rijk van Christus overeen kwamen met de ketterse dwalingen van het Chi liasme. Het vertrekkende schip was een klein stipje geworden en een onuitgesproken gebed welde voor ds. de Labedie in zijn hart omhoog, toen hij zich omkeerde om naar huis te gaan. Nadat ds. de Labedie uit Zeeland vertrokken was, ging het snel bergaf waarts. In Amsterdam kreeg hij veel tegenwerking en zelfs zijn vroegere vriend Voetius keerde zich van hem af en verweet hem zijn kerkscheuring. Na een jaar vertrok hij uit de hoofd stad naar Herford, een staatje in West- falen, waar zijn inmiddels uitgegroeide scheurkerk een gastvrij onderdak vond op één der bezittingen van een Duitse gravin. Een paar jaar later verhuisde men vandaar weer naar Altona in Denemar ken, waar ds. de Labedie in 1674 stierf. Zijn navolgers kwamen het jaar daarop naar Nederland en vestigden zich te Wiewerd, niet ver van Leeuwarden. Vijftig jaar wisten zij zich daar te handhaven, maar daarna verdween deze secte zonder iets achtergelaten te heb ben dan enkele opvattingen, die men ook nu nog wel merken kan. De Labedisten, zoals de navolgers van ds. de Labedie genoemd werden, streefden naar een kerkgemeenschap, die alle goederen gemeen had, als de eerste gemeente te Jeruzalem. Zij leer den, dat de oude zondige mens geheel kan afsterven door ascetische middelen, die soms zeer wreed waren. Het huwe lijk tussen broeders en zusters zouden kinderen geven, die vrij waren van aan geboren zonde. Zij trachten naar geest vervoering, vooral bij het avondmaal. Ook stichtten zij huisgemeenten, baker matten van secten en hadden onjuiste FEUILLETON door H. NOORMAN 72) ,,U hebt 'ongetwijfeld invloed op haarHij zag niet, hoe een smartelijke trek om de lippen van de jonge, knappe dokter kwam„Kunt u haar niet bewegen hier te blijven, terwille van haar werk op het dorp, maar ook terwille van die velen, voor wie zij méér is dan ge woon verpleegster „Die invloed bezit ik stellig niet, schipper. Ik zal er weinig aan kunnen doen." „Dat spijt mij zeer. En het spijt mij nog meer, dat ik niets zeggen mag. Ik kan mij toch niet voorstellen, dat wij opeens zullen horen, dat de zuster ontslag heeft ge vraagd." „Tóch zal dat deze weck wel bekend worden. Ik heb het je alleen in vertrouwen verteld, om je opinie eens te vernemen. Ik vermoed, dat je namens velen spreekt „Wat haar werk betreft, stellig namens beide dorpen, dokter. Over de zuster gaat maar één roep, dat weet u wel. En wat dat andere betreft, het zal velen pijn doen, dat zij gaat. Naar mijn mening, mag zij niet vertrekken." Alfred van Stralen luisterde peinzend toe. Opeens greep hij de stevige schouder van Krijn Ver meulen en zeide op een eigenaardige toon „Hoor eens, schipper, spreek er met niemand, met niemand, hoor je, ook niet met je vrouw, over, wat ik je verteld heb. Houd het voor je alleen. Ik wil mijn best nog eens doen. Mis schien gelukt het mij de zuster hier te houden." „Als het u gelukt, zal het dorp weten, dat wij dat aan u te danken hebben," zeide Krijn Vermeulen. „En men zal u er te meer om achten." „Ik weet niet, of het mij gelukken zal. Maar zo ja, dan mag je nog tegen niemand iets zeggen. Beloof je mij dat „Ik beloof het u, dokter. Al kost het mij moeite, om te zwijgen." „Mannen kunnen zwijgen. Gegroet, schipper." „Dokter." Alfred van Stralen vervolgde peinzend zijn weg. Hij was blij het gesprek met de schipper gehad te hebben, omdat het hem steeds helderder werd, wat hem te doen stond. Zijn patiënten verbaasden zich die dag over zijn ver strooidheid en zijn verwarde antwoorden. Bovendien was hij zeer kort, op het onvriendelijke af. In de verste verte konden zij evenwel niet vermoeden, in wat moeilijke om standigheden en in wat tweestrijd hun jonge dokter, van wie men voorspelde, dat hij weldra even populair zou zijn als zijn oom, verkeerde. Die strijd duurde bij Alfred van Stralen de ganse dag. Maar in de avond scheen hij volstrcden te zijn en was blijkbaar de overwinning behaald. Hij zette zich aan zijn schrijftafel, schreef twee gelijk luidende briefjes, waarvan hij er in een enveloppe sloot en die adresseerde aan de „Nieuwe Rotterdamse Courant" te Rotterdam. Vervolgens schreef hij een langer briefje, sloot het met het andere in een couvert, waarop hij het adres van Hertha pende. Dan stond hij met een zucht van verlichting op en ver liet het huis, waar hij zich met Hertha gelukkig had ge dacht, een illusie, die hij kon uitwissen na de pertinente weigering van de vorige avond. Hij leed er verbazend onder. Hoewel hij Herdia's beweegreden niet begrijpen kon, was er bij hem niet de minste wrok. Onomwonden had zij verklaard hem lief te hebben. Als dat éne er niet was, dan zou zij zijn vrouw geworden zijn. Zij had hem afgewezen. Hij respecteerde haar doen, hoewel het hem raadselachtig voorkwam. Vast stond evenwel voor hem, dat het hoge standpunt, dat Hertha innam, de diepste be wondering moest afdwingen. Peinzend liep hij over de straatweg, postte de brief voor Rotterdam, om vervolgens omzichtig n? de brieven bus van „Repos ailieurs" het epistel voor Hertha te de poneren. Hij keek naar boven. De kamer van Hertha, waar hij de vorige avond zijn vonnis had ontvangen, was verlicht. Een aanvechting kreeg hij, nog eens met haar te gaan praten haar te bezweren, van standpunt te ver anderen, daar hij haar toch niets in de weg zou leggen, maarhaastig liep hij heen, weer naar huis, om de verdere avond lezend door te brengen. Het was reeds laat, toen Alfred van Stralen nog een brief schreef aan de directeur van het ziekenhuis in Rot terdam. Hertha had juist beëindigd haar schrijven aan de secre taris van het „Groene Kruis", waarin zij haar ontslag nam, toen juffrouw Saaman haar de brief van dokter Van Stra len bracht. Hertha herkende onmiddellijk het schrift en het was met grote moeite, dat zij enkele alledaagse opmer kingen van haar hospita kon beantwoorden. Zij was dan ook blij, dat deze, die maar niet begrijpen kon, dat Hertha die dag zo opvallend stil was, het vertrek verliet. Met bevende vingers opende Hertha de enveloppe en las het korte schrijven, dat aldus luidde Beste Hertha, 1 Laat mij voor het laatst jc nog zo mogen noemen. Ik kom niet terug op ons gesprek van gisteravond. Je hebt je besluit, daarvoor staat je karakter mij borg, genomen na rijp beraad. En ik wil, als een man, de teleurstelling dra gen, die je mij bereid hebt, al kan ik mij onmogelijk begrij pen, waarom je dat besluit nemen moest. Het hindert mij echter, dat je om mij Zeeduin zou verlaten. Ik weet, dat je het hier naar je zin hebt. Ik weet ook, dat men je node zal laten gaan. Vandaag, het doet er niet toe hoe, heb ik er mij nog eens van vergewist, dat men je in zekere kring, je begrijpt, wat ik bedoel, niet missen kan. Je mag Zeeduin niet verlaten. Ik heb besloten te vertrekken. Inliggende advertentie staat morgen of overmorgen in de „Nieuwe Rotterdamse Courant". Over enkele weken heeft de zaak haar beslag gekregen en dan ben ik spoedig weg. Zeeduin heeft voor mij geen waarde meer. Hoofdzakelijk ben ik er, je mag het nu wel weten, voor jou gekomen. Wat zal ik er dan nu nog langer doen? Ik bid jc, als wij elkaar in de eerstvolgende weken ontmoeten, laat ons gewoon tegen elkaar doen. Onze wegen scheiden toch spoedig. Ik schrijf dit alles zonder bitterheid, maar wel met smart. Die ik evenwel manmoedig dragen zal. Vaarwel. Ik vergeet je niet, maar vergeet jij ook niet de man, die eenmaal in zijn leven heeft liefgehad en die de liefde straks in Zceduin begraven zal. Nog eens vaarwel. Alfred van Stralen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2