RAAR, maar waar
KLEIN VERHAAL
Ds J. H. Donner J.H.zn
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
diensten de gemeente niet terug groet.
Gek is dat eigenlijk
Het komt misschien, omdat de men
sen die groet verwarren met de zegen.
En eerbiedig hun ogen sluiten. Ik zie
dat heel vaak helaas. De gemeente on
dergaat de groet met gebogen hoofden.
Wanneer je gegroet wordt, dan kijk je
elkaar toch aan
De predikant is niet alleen de bedie
naar van Gods Woord, maar hij bedient
ook het antwoord van de gemeente op
het Woord.
Dat doet hij naar mijn smaak veel te
veel. Want de gemeente is zelf ook
„mondig".
De gemeente antwoordt in haar lied.
Maar er zijn veel meer mogelijkheden.
De geloofsbelijdenis kan samen gezon
gen worden. En het gebed, dat de Here
Jezus ons leerde, kan samen gesproken
worden. En de gemeente kan „Hallelu
ja" zingen. Of „Lof zij U, Christus".
Of dit laatste beantwoorden met „In
eeuwigheid, amen". Zo zijn er meer
responsies mogelijk, waarin duidelijk het
karakter van de eredienst als een dienst
van woord en antwoord uitkomt.
In sommige (Lutherse) kerken was
het en is het misschien nog wel
gewoonte, dat de predikant wanneer
hij voorgaat in het gebed zich omdraait
en met de rug naar de gemeente gaat
staan, om namens en niet tot haar te
spreken.
Het lijkt me niet aanbevelenswaardig.
In ieder geval voorkomt het de gewoon
te van veel dominees van vroeger, om
in het gebed hun preek nog eens samen
te vatten. Of wat erger was, de gemeen
te nog eens, maar nu op indirecte ma
nier, aan te spreken.
Een hoogtepunt in de dienst is het
moment, dat de gemeente „bij monde"
van de dominee, maar toch door God
Zelf, gezegend wordt.
Die zegen is niet een zegen bede, geen
wens, maar een proclamatie.
Het gebruik van het woordje „zij"
zij met U) wekt helaas misver
standen. Alsof het de aanvoegende -
(wensende) vorm was van het werk
woord „zijn". Veel dominees laten het
daarom weg. In het Grieks van de
apostolische zegen aan het slot van de
brieven, staat geen werkwoordsvorm.
Evenmin als in de engelenzang „Ere
ZIJ God". Anderen vervangen het
daarom door „is" is met U. Hoe
dit zei, als men maar weet, dat het geen
wens en geen zegen bede is.
De zegen wordt gevolgd door
„amen". Dat betekentvast en zeker.
Is dit nog een onderdeel van de ze
gen Zegt de dominee het namens God
tegen de gemeente „daar kunt U op
rekenen" Of zegt hij het namens de
gemeente tegen God „daar rekenen
wij op". Hoort het „amen" na de zegen
bij het Woord of bij het antwoord Ik
dacht het laatste.
En daarom moet dit amen liever niet
door de predikant namens de gemeente
gezegd worden, maar door de gemeente
zelf gezegd of gezongen in antwoord
op de ontvangen zegen.
In veel kerken is men begonnen over
de liturgische orde na te denken. En
daar kwamen de vernieuwingen als
vanzelf. Onze Synode (1966) heeft
hier over de nodige voorlichting gege
ven x via haar deputaten. Deze hebben
ook voor onze jeugdverenigingen schet
sen geschreven onder de titel „Zijn
schone Dienst".
Wie zijn gedachten over deze dingen
wil laten gaan, verzuime niet de voor
lichting van onze Generale Synode te
bestuderen. A. D.
Het feit, dat dr. Becker ons enkele
weken geleden iets vertelde van zijn
preekbeurten, die hij in de vacantie als
dominé „van elders" in onze kerken
vervulde, geeft me vrijheid ook een klein
verhaal van een dergelijk gebeuren aan
onze lezers te vertellen. Maar eerst iets
over de uitdrukking „van elders". Dat
is namelijk zo in de vacantietijd een uit
gebreide domineesfamilie, want er valt
niet aan één predikant van die naam te
denken, zoals die broeder meende die
het aldus had horen afkondigen. Een
plaatsnaam is het al evenmin naar de
dwaze mening van de man die naar 't
postkantoor ging vragen waar dat „el
ders" toch lag. Hij trof immers telkens
in de krant het bericht aan dat deze of
gene vertrokken was naar „Hattem en
elders", hetwelk dan zowel Amsterdam
als Lutjebroek kan zijn. In mijn geval
was ondergetekende de dominé van el
ders die uit Brouwershaven preken
moest te Beverwijk-Heemskerk.
Op zichzelf dus niets bijzonders, om
dat in dit sterk ontwikkelde Ymond-
gebied waar voor enkele jaren nog
slechts kleine gemeenten bestonden, die
nu zijn uitgegroeid tot respectabele om
vang, geregeld predikanten van elders
voorgaan. En toch was het voor mij en
de gemeente van Beverwijk die bedoel
de zondag wel wat bijzonders. Er had
daar toen de bevestiging en intrede
plaats van een nieuwe uit De Lier over
gekomen predikant, welke bevestiging
geschiedde door zijn vader. Doch ook
dit komt meer voor en is dan een schoon
gevaleen geval dat gelukkig in onze
kerken geen uitzondering is. Mij dunkt,
dat Henk de Jong daar wel eens een
pittig stukje documentair over kon
schrijven. Ik vraag b.v. of vader Prof.
Wielenga al zijn zes zonen in het ambt
heeft bevestigd of niet Zo zijn er meer.
De Gispens hadden dunkt me dit voor
recht met nog anderen. Enfin, dat zoekt
de heer De Jong dan wel uit.
Op door mij bedoelde vacantie-zon-
dag was het daar te Beverwijk toch nog
weer bijzonder, omdat het voor onder
getekende de vierde keer was dat hij
zijn zoon bevestigen mocht, terwijl de
zoon het de vader éénmaal deed. De
stand is, zoals er gezegd werd, nu 4—1.
Of het nog eens 5 1 zou worden?
vroeg iemand.
4 2 is mooier, reageerde weer een
ander. Het was een kerkdienst met in
terruptie en gelach. De aanwezigheid
van een kerkkoor gaf ook iets losser
aan de dienst dan gewoonlijk het geval
is.
De plaatselijke kerkbode voor Bever
wijk schreef van deze dienst „Ds.
Wentsel begon zijn werk. Ook hier past
een hartelijk welkom, Velen van u heb
ben de bevestiging en intrede bijge
woond, waar Wentsel Sr. en Jr. elkaar
naar de kroon staken in (s)preekvaar
digheid. Het had haast ook wel zo kun
nen zijn, dat Jr. Sr. bevestigde i.p.v.
omgekeerd".
Aldus schreef de te Brouwershaven
geboren ds. Meijer.
De lezer zal naar ik hoop onderge
tekende het tikkeltje ijdelheid, of liever,
de innige dankbaarheid, die in dit stuk
je speelt, wel willen vergeven. Gods
weldaden en zegeningen niet te verge
ten is de bedoeling van dit heus geen
wereldschokkende nieuws. Maar mag
het a.u.b.
Brouwershaven B. WENTSEL.
■jt-
Voor aanzitting
In de Zeeuwse Kerkbode worden ge
regeld de predikbeurten der dominees
vermeld. Een typische protestantse ge
woonte Daarbij valt de merkwaardige
volgorde der 5 classes op Eerst de
classis Middelburg. Vreemder is echter
de volgorde der kerken in die classis.
Die volgorde is net als in de andere
classes streng alphabetisch. Maar weer
Middelburg voorop. De plaats was tus
sen Meliskerke en Oostkapelle in. Doch
nee vóór Arnemuiden krijgt U eerst
Middelburg.
Hoe kweekt men communisme
De nu gekroonde Sjah van Perzië
(Iran) heeft een badkuip laten maken
van zuiver kristal. De kranen, in de
vorm van Dolfijnen, zijn van goud, in
gelegd met robijnen. Het bad heeft een
verlichting van onderen uit. De instal
latie heeft 1.7 miljoen gulden gekost.
Trek naar de stad
Je leest altijd van de aantrekkings
kracht van de grote steden. Over de
verstedelijking of met een geleerd
woord de urbanisatie. Daarom begrijp
ik het niet meer, als ik lees „de migra
tie van jeugdige werklozen uit de pro
bleemgebieden naar de randstad Hol
land, waar een grote vraag naar ar
beidskrachten bestaat, is volledig mis
lukt".
Ondanks verlokkende aanbiedingen
meldden zich in Rotterdam 1 en in Am
sterdam 12 jongelui.
Er zullen dus, ondanks de heersende
werkloosheid, toch maar weer Span
jaarden worden aangeworven om in
Holland te komen werken.
Voor alle duidelijk wanneer U leest
of hoort over „arbeidskrachten", dan
worden daar mensen onder verstaan.
A. D.
Van de apostelen en we denken
dan uitzonderlijk aan Paulus moeten
we aannemen, dat ze niet steeds een
voertuig tot hun beschikking hadden
voor hun zendingsreizen. De evangelist
Filippus mag dan als lifter een einde
meerijden met de Moorman in diens
wagen, straks moest hij weer verder
per benenwagen. Van deze noodzaak
is bovenstaande uitdrukking per apos
telvoeten afkomstig. Lang ging het op
deze wijze tot de reiswagen in zwang
kwam. Nu gaan onze zendingsmensen
anders en vlugger per auto, al heeft dit
in Ruanda b.v. nog zijn bezwaren van
wege de bergen. Ja, ze gaan zelfs per
vliegtuig naar de plaats van bestem
ming. Nog niet zo heel veel jaren ge
leden echter deed iemand als de uit
nemende ds. Maaskant vele tochten in
de „Hollandse kolonie", als ik 't zo
eens noemen mag in Frankrijk kilome
ters ver te voet. Of het nog zo voor
komt Inderdaad, en d.i. in feite de
aanleiding tot dit artikeltje, want zo lees
ik in Missionair panorama van oktober
over het eiland Nusakambangan, het
eiland van de gevangenen, en zoals we
op school tot onze verbazing leerden,
van eetbare vogelnestjes, omdat ds. Su-
parno die onder de duizenden „zware
jongens" en politieke gevangenen daar
werkt, zijn jeep niet mee kon nemen,
betekent zijn arbeid daar voor hem elke
dag kilometers lopen door de rubber
tuinen om de gevangenen op te zoeken.
In zijn rapport van 15 september
schrijft hij zo leukweg „En nu elke dag
een paar kilometers lopen. Dat is nog
niet erg, want Mozes heeft 40 jaar moe
ten lopen om zijn volk naar Kanaan te
brengen.
Welk een moedig man, vindt U niet
Vol geloof en van de Heilige Geest,
denk ik zo. Wel beschamend voor ons,
die vaak niet eens de moeite nemen om
een zendingssamenkomst te bezoeken.
Bidden we wel voor zulke werker
Brouwershaven B. WENTSEL.
geboren 17 november 1867.
In de Zeeuwse Kerkbode wordt zo
nu en dan een levensschets geplaatst
van een persoon, die in het kerkelijk
leven van Zeeland een betekenisvolle
plaats heeft ingenomen.
Op 17 november 1967 is het 100 jaar
geleden dat Ds. J. H. Donner werd ge
boren. Hij heeft stellig in Zeeland grote
bekendheid verworven. Vandaar enkele
bijzonderheden over het leven van deze
predikant.
Hij was de zoon van Ds. J. H. Don
ner Sr., die te Leiden predikant was
toen Ds. J. H. Donner Jr. werd geboren.
Later in 1877 werd de vader Zendings
leraar.
Ds. J. H. Donner Jr. ontving zijn op
leiding aan de Theologische School te
Kampen. Hij werd in 1894 predikant te
Nieuwdorp, waar zijn vader hem be
vestigde met als tekst 2 Timotheüs 2:
„Gij dan mijn zoon wordt gesterkt in
de genade, die in Christus Jezus is".
Met jeugdige ijver begon hij zijn ar
beid, waarbij hij naast zijn bezielende
prediking, ook door zijn sympathiek op
treden, maar zeker door zijn ernstig
vermaan in woord en daad, spoedig ve
ler achting verwierf.
Hij had een eigen wijze van preken.
Na een inleiding, een verdeling in drie
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
71)
„Het is niet goed, dat wij samen naast elkaar blijven
voortwerken. Ik zou het ook niet kunnen. Ik schaam mij
niet, om je te zeggen, dat ik je liefheb. En tóch kan en
mag ik je niet aanvaarden. In zulk een verhouding kunnen
dokter ênverpleegster toch niet samenwerken?"
„Ik meende, dat je veel van Zeeduin hield."
„God alleen weet, wat het mij kost, te vertrekken,"
zeide Hertha ontroerd. Maar het moet. Ik vrees, dat ik
op de duur niet sterk zou staan."
„Wel, dan word je mijn vrouw Waarom kan dat hu
niet, Hertha Ik ben precies als mijn oom, die niemand
hinderde, onverschillig, welke godsdienst hij beleed."
„Het gaat niet, Alfred. Man en vrouw moeten gelijk
denken. Zo niet, dan is een huwelijk ellende. Ik kan niet
anders handelen. Vaarwel. Ik zal zo spoedig mogelijk ver
trekken."
Zij reikte hem de hand, die hij lang vasthield, haar
aanziende met een smartelijke blik, waarin verwijt te
lezen was.
„Maak het mij niet moeilijk, Alfred. Ga nu," smeekte zij.
„Is dit je laatste woord
„Mijn laatste. Ik moet mijn hart het zwijgen opleggen.
Dat is strikte eis van God."
„Ik geloof het niet. Je gaat te ver, Hertha."
„Op de weg Gods kunnen wij nooit ver genoeg gaan,"
zei Hertha met vaste stem.
Maar toen dokter Van Stralen het vertrek verlaten had,
snikte zij, alsof haar hart breken zou
HOOFDSTUK XX.
Dokter Van Stralen verliet de volgende morgen „Het
wapen van Zeeduin", waar hij de schipbreukelingen be
zocht had, die het allen zeer wel maakten, toen de schip
per van de reddingsboot kwam aangewandeld.
De storm was geheel bedaard. Door de nog grauwe en
jachtende wolken scheen zelfs de najaarszon.
De dokter, die in een zeer neerslachtige stemming was
na het onderhoud met Hertha, had geen lust, een praatje
te maken en wilde verder gaan. Maar Krijn Vermeulen
hield hem staande, informerend naar de Italianen.
„Zij maken het allen best," antwoordde Alfred van
Stralen kort.
„Dan zal ik eens met de kapitein gaan praten. Er moet
toch wat met het wrak gebeuren."
Nu eerst drong het tot de jonge dokter door, dat hij
niet erg beleefd en attent optrad, waar hij stond te praten
met hem, onder wiens leiding knap reddingswerk was
verricht.
„Ik maak je nog mijn compliment, Vermeulen. Je hebt
gisteravond een zware taak schitterend volbracht."
Krijn weerde de lof af.
„Het was niets bijzonders, dokter, 'k Heb het meer
malen gedaan, al moet ik eerlijk zeggen, dat ik het zó erg
nog nooit heb meegemaakt. Maar God heeft ons gehol
pen."
Alfred van Stralen gaf geen antwoord. Hij kon het nog
enigszins begrijpen, dat een vrouw, als Hertha, zó sprak,
maar een stoere schipper, die gister met leeuwenmoed zee
koos, de branding in, neen, dat ging boven zijn bevatting.
„Dokter gelooft het niet, maar het is tóch waar. God
heeft ons geholpen."
„Behoor je ook tot de kring van zuster Van Landen
en die anderen
„Ik behoor tot de kerk, waar Gods Woord zuiver ge
predikt wordt," antwoordde de ander eerbiedig. „Dat ge
beurde hier niet. Wij hebben het aan de zuster, God
zegene haar te danken, dat er hier verandering gekomen
is. En ik, persoonlijk, heb ook zeer veel aan haar te dan
ken, dokter."
„Hoe bedoel je dat
„Hoewel gelovig opgevoed, had ik God helemaal uit
het oog verloren. De zuster heeft mij weer op het goede
pad gebracht. Zij heeft hier zegenrijk werk verricht. En
zij kan nog veel meer doen. Er is hier op Zeeduin zeer
veel ten goede veranderd."
De stoere schipper sprak op een toon vol geestdrift.
En het deed, zijns ondanks, Alfred van Stralen goed, zó
over Hertha te horen spreken.
„Ik geloof, dat zeer spoedig verandering zal komen,
Vermeulen. Het is wel zeker maar ik vertel je dat
strikt in vertrouwen, hoor dat zuster Van Landen
zeer binnenkort Zeeduin gaat verlaten."
Krijn Vermeulen zette een gezicht, alsof hij het in Keu
len hoorde donderen.
„Dat kan niet waar zijn, dokter riep hij uit. „Het is
een praatje. De zuster heeft er nooit van gerept. Zij heeft
integendeel juist altijd beweerd, dat zij Zeeduin niet gaarne
zou willen verlaten
„Het is wel mogelijk. Maar wat ik zeg, is waar. De
zuster heeft het mij zelf meegedeeld."
„Dat verandert de zaak. U zult er niet om liegen. Maar
ongelofelijk blijft het. Waarom zou zij ook vertrekken
„Ja, dat wordt allicht niet aan de grote klok gehangen.
Maar wat ik meedeel, in vertrouwen hoor, is, juist."
„Ik moet het aannemen, maar ik kan het haast niet.
Wat een slag voor het dorp Waarom hebt u het mij in
vertrouwen meegedeeld
„Wat was je anders van plan?"
„Naar- haar toegaan en haar smeken, om niet te ver
trekken. Wij kunnen haar nog lang niet missen."
„Waarom zou zij niet kunnen vertrekken? Ik begrijp
dat niet."
„Zou dokter zulk een goede verpleegster willen mis
sen vroeg Krijn Vermeulen, verbaasd.
„Liever niet. Zó een komt niet spoedig weer. Maar ik
kan haar toch niet beletten heen te gaan
„Neen," zei de ander. „Zij is haar eigen baas. Wat een
slag. Wat een slag
„Maar waarom dan toch
„Dokter kan dat niet zo begrijpen, u neemt mij niet
kwalijk, dat ik het zo rondweg zeg Maar zij is voor vele
mannen, vrouwen en kinderen op het dorp het middel ge
weest, om voor eeuwig gelukkig te worden. Zij heeft ons
arme dorp, ik spreek in geestelijke zin, rijk gemaakt. En
het kan nog veel rijker worden, als zij blijft. Dat weet de
zuster wel, al zal zij er nooit over spreken. Daarom kan
ik mij maar niet begrijpen, dat zij weggaat. Dokter
„Ja, Vermeulen. Wat is er
(Wordt vervolgd)