ÓfötiLële- teüMen
Recrutendag najaar '68
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
om moeten wij er toch zeker wel tegen
vechten Uit alle macht
We zullen van de wereld wel geen
paradijs kunnen maken, maar de ver
vuiling en de verruwing hoeven we
daarom niet lijdelijk aan te zien.
De Here Jezus gaf ons bij zijn hemel
vaart de opdracht om de volken te le
ren onderhouden al wat Hij hun gebo
den had. Die geboden hoorden ook bij
de verkondiging van het Evangelie tot
aan de einden der aarde.
Hij gaf ons die geweldige taak echter
niet zonder een geweldige belofte. Hij
beloofde ons de komst van de Heilige
Geest.
Het eigenaardige van het werken
van de Geest anders dan dat van de
Here Jezus tijdens de jaren van Zijn
omwandeling op aarde is, dat Hij zijn
werk altijd door ons doet. Niet voor ons
en zonder ons. Maar in ons en door
ons. Dat is de nieuwe bedeling, waarin
de mensen weer medewerkers van God
worden in de uitvoering van Zijn plan.
Hier moet natuurlijk allereerst ge
dacht worden aan de zending. Maar
dat is niet het enige. Ik denk ook aan
de vernieuwing van de maatschappij
door het Evangelie en aan de afschaf
fing van de slavernij, de emancipatie
van de vrouw, de democratisering van
de politiek, het bestrijden van ziekten,
armoede en onkunde.
De wonderen van de Here Jezus we
zen als even zovele tekenen, daar wel
naar toe, maar dit werk zou de Heilige
Geest doen. D.w.z. dat moesten wij
doen.
Onze traagheid en berusting heeft
de Geest wel zeer bedroefd.
Eeuwenlang heeft men epidemieën
als onvermijdelijk beschouwd en als
straffen, die de hemel zond.
Men heeft de grote verschillen tussen
rijken en armen als vanzelfsprekend ge
accepteerd.
Nog zijn er, die de ongelijkheid der
rassen heel gewoon vinden, een soort
van scheppingsgegeven waar niet aan
te tornen valt.
Ook de kerk heeft lang haar roeping
verzuimd door enkel berusting te preken
en de mensen te troosten met de hoop
op een beter leven hiernamaals. Ze
heeft het christelijk geloof daardoor
gebruikt als opium, als verdoving voor
het arme volk.
Eindelijk heeft de christelijke kerk in
gezien, dat het Evangelie dynamiet be
tekende onder de gevestigde orde en
heeft zij haar taak aanvaard om niet al
leen de armen te helpen, maar ook de
armoe te bestijden.
„Geef gij hun te eten," zei de Here
Jezus eens tegen zijn discipelen. Dat
zelfde bevel hebben wij nu weer ge
hoord.
En daarmee is de strijd ontketend
ook tegen de oorlog.
Het is niet waar dat de oorlog onver
mijdelijk is. Net zo min als cholera en
pest en lepra.
Maar de oorzaken moeten worden
opgespoord.
En die oorzaken moeten wij bestrij
den.
Die oorzaken zijn natuurlijk velerlei.
En het is een wel zeer complexe zaak.
Maar het is, dacht ik wel zeker, dat
angst en honger twee van de voor
naamste drijfveren tot oorlog vormen.
Uit angst voor elkaar bedreigt men
elkaar. En wantrouwen voedt die angst.
Wat kunnen U en ik daartegen doen
Het antwoord is niet eenvoudig. Maar
als gevraagd wordt„Wat kunnen we
doen aan de honger in de wereld is
het antwoord duidelijk.
Is het niet opmerkelijk, dat welvaren
de landen zelden of nooit belang heb
ben bij oorlog
Er zijn natuurlijk voorbeelden genoeg
aan te halen uit het verleden van ko
ningen en keizers, die hun volk mis
bruikten om door oorlogen roem te ver
werven of gebied uit te breiden.
De jaartallenboekjes op school staan
er vol van. Maar die tijd is voorbij. Dat
nemen de volken niet meer. Die laten
zich niet meer gebruiken voor particu
liere doelen van vorsten.
Er zijn ook voorbeelden aan te halen
van politiek misverstand, waardoor vol
ken in een oorlog werden meegesleurt
zonder het te willen of zonder te weten
waarvoor.
Het is waar, dat de Volkenbond heeft
gefaald en dat de Veiligheidsraad faalt.
Maar hoe onmogelijk de positie van de
Secretaris-Generaal Oe Thant ook is,
die positie is er toch maar. En het is
een feit, dat geen zinnig mens in een
oorlog het middel meer ziet om inter
nationale geschillen op te lossen.
Die twee grote oorzaken angst en
honger kunnen nu bestreden worden.
Want het wereldgeweten is bezig te
ontwaken.
Vroeger waren er rijke en arme men
sen. Dat heeft in veel landen geleid tot
bloedige revoluties. Maar daar, waar
men onder invloed van het Evangelie
niet alleen de armen heeft geholpen,
maar ook de armoede heeft bestreden,
daar heeft de klassenstrijd plaats ge
maakt voor sociale gerechtigheid en
sociale vrede.
Maar nu zijn er rijke landen en arme
landen. Het ellendige is, dat die rijke
landen nog steeds rijke en de arme lan
den nog steeds armer worden.
Op een christelijke manier de wel
vaart te verspreiden en te verdelen over
de wereld is de grote taak, waarvoor
wij nu staan.
Iedere tijd heeft een eigen taak.
Onze taak is nu de verhoring van het
gebed „Geef ons heden ons dagelijks
brood". Daarmee bestrijden we de oor
zaken van de oorlog.
Ontwikkelingshulp is een van de eer
ste punten van een christelijke politiek.
Ons hele Nederlandse leger zou
daarvoor ingezet moeten worden. Ons
leger dient toch zeker de vrede
Voorkomen is altijd beter dan gene
zen. Zeker als het de vraag is of er nog
wat te genezen valt, als het te laat is.
Vroeger hadden we een ministerie
van oorlog. Al jaren lang heet dat nu
ministerie van defensie. We moeten nog
één stap verder „ministerie voor de
vrede".
En wat het communisme betreft, la
ten we niet vergeten, dat dat geboren is
uit de ellende, de honger en de armoe.
Nog nooit is een welvarend land com
munistisch geworden. En voorzover
het communisme een overtuiging, een
geloof is, kan het zeker niet met wapen
geweld overwonnen worden.
De vraag is, welke overtuiging, welk
geloof heeft het Westen. Biedt het
christendom geen betere samenleving
aan
Daarom is het zo noodzakelijk, dat
christenen aan politiek doen. En dat de
kerken er zich mee gaan bemoeien. Het
bestrijden van oorlog is geen liefheb
berij meer van pacifisten of idealis
ten, maar een nood-zaak voor iedereen.
Wanneer wij niet al ons kennen en
al ons geloof in dienst stellen van de
vrede, kunnen er wel eens zeer grieze
lige dingen gaan gebeuren
Iedere kleinere oorlog kan tot een
wereldconflict leiden, vooral als nog
veel meer staten de beschikking krijgen
over de nucleaire wapens met hun af
schuwelijk vermogen tot totale vernieti
ging.
God wil dat niet.
„Want zo zegt de Here, die de he
melen geschapen heeft Hij is God,
die de aarde geformeerd en haar ge
maakt heeft. Hij heeft haar gegrond
vest niet tot een baaierd heeft Hij
haar geschapen. Maar ter bewoning
heeft Hij haar geformeerd. Ik ben de
Here en er is geen ander" (Jesaja
45: 18).
Dr. Bruins Slot haalde deze tekst aan
in zijn zaterdagartikel van „Trouw"
„Verlossend Woord".
Hij besloot zijn betoog met de vol
gende zinnen
„Dat bewegingen als communisme en
nationaal-socialisme konden ontstaan en
haast wel moesten ontstaan, komt door
het onrecht dat de christenen in de samen
leving hebben geduld en vaak zelf hebben
verwekt. Zie maar naar Nederland in de
vorige eeuw. Zo was het met Rusland, zo
is het met Spanje, met Italië, zo is het met
de negers in Amerika, zo is het in de ver
houding van Europa tot Afrika en Azië.
Dat zijn de achtergronden van het oor
losgevaar van nu. Het is een klassenstrijd
in het groot. De communisten in Rusland
en in China, de negers in Amerika, de
volken van Azië en Afrika menen dat zij
die klassenstrijd moeten winnen.
Vele mensen in het westen denken, dat
wij hier die klassenstrijd moeten winnen.
Maar ik dacht, dat christenen op het
standpunt moesten staan, dat zij die klas
senstrijd niet moeten winnen, maar over
winnen".
A. D.
In verband met geringe opkomst recru-
ten, de laatste maal slechts 27, zal in plaats
van de voorjaarsvergadering volgend jaar
november een najaarsvergadering gehouden
worden. Laten toch de kerken er zorg voor
dragen, dat de jongens die in militaire
dienst moeten (mogen) aanwezig zijn. Dit
is een voornaam stuk kerkewerk, dat de
Here van ons vraagt.
Ds. J. van der Veen,
dept. milit. prov.
AGENDUM van de vergadering der
Classis Middelburg van de Gerefor
meerde Kerken in Nederland, te hou
den op donderdag 9 november 1967
ih de Gtuigeniskerk, Adriaen Lauwe-
rijeszstraat, Middelburg.
Aanvang 7.30 uur n.m.
1. Opening.
2. Nazien der credentiebrieven. Door de
roepende kerk wordt mededeling ge
daan over de presentie der kerken.
3. Constitucring der vergadering.
4. Vaststelling van het agendum.
5. Verkiezing afgevaardigden naar de
Part. Synode te Goes, 20 maart 1968.
De kerken worden verzocht namen
te noemen van personen, die in het
bizondcr voor afvaardiging in aan
merking kunnen komen.
6. Bespreking notulen der classisvcrgade-
ring van 13 september 1967.
7. Mededeling over gevoerde correspon
dentie.
8. Ingekomen stukken.
O.a. van het bestuur van de afdeling
„Walcheren" van „Philadelphia"
betreffende te houden kerkdiensten
voor geestelijk gehandicapte kinderen.
9. Instructies.
10. Behandeling schrijven van de kerk van
Vlissingen over bezwaren tegen be
paalde financiële besluiten van de
Part. Synode (zie bijlage).
11Rapporten
a. Zending
b. Evangelisatie
c. Commissie voor onderzoek naar
adoptie projekt Werclddiakonaat.
12. Indiening der begroting.
13. Rondvraag Art. 48 K.O.
14. Persoonlijke rondvraag.
15. Vaststelling van de volgende ver
gadering.
16. Voorlezing kort verslag.
17. Sluiting.
Moderamen
Ds. P. VAN TIL, praeses.
Ds. J. C. STREEFKERK, assessor.
Ds. P. G. DEN HENGST, scriba I.
Ds. P. C. MEIJER, scriba II.
Namens de roepende kerk van
Middelburg,
Ds. J. WESSEL, praeses.
B. H. LAVOOIJ, scriba.
Voorstellen en rapporten, waarvan
het nodig is, dat zij ter kennis komen
aan kerkeraden en hun afgevaardig
den vóór de a.s. Classisvergadering
moeten zo spoedig mogelijk gestuurd
worden aan Ds. P. G. den Hengst,
die voor vermenigvuldiging zorg zal
dragen.
Instructies moeten uiterlijk 3 dagen
voor de a.s. Classisvergadering in
bezit van het moderamen zijn.
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
68)
De schipper had haar zelfs gezegd, dat zij niet weg
moest gaan uit Zeeduin, omdat er nog veel voor haar te
doen was. De peinzende jonge man oordeelde, dat er
voor Hertha van Landen niet de minste aanleiding was,
om weg te gaan. Integendeelzij moest blijven en aan
zijn zijde verder het leven doorgaan. Waarom zou zij
hem niet gelukkig maken En welke reden had zij om
kort tegen hem te zijn en hem stelselmatig te ontwijken
Hij wilde zekerheid hebben. Het stond voor hem vast,
dat hij haar straks naar huis zou geleiden. Hij moest de
vrouw, die hij liefhad, spreken, zich verklaren haar ver
klaring aanhoren. Hij meende bespeurd te hebben, dat hij
haar niet onwelgevallig was. Maar waarom deed zij dan
zo vreemd Hij zou straks, al stribbelde zij ook tegen,
met haar alleen naar huis gaan en praten. Hij kreeg de
gelegenheid niet spoedig weer.
In zijn overpeinzingen werd de jonge dokter van Zee
duin gestoord, doordat een juichkreet opsteeg. Hij had
de laatste ogenblikken verzuimd naar het gestrande schip
te zien en begreep, dat er iets gebeurd was.
„Ze zijn er", juchte Hertha aan zijn zijde. „Gode zij
dank Als ze nu die arme, verkleumde mensen maar aan
boord kunnen krijgen."
„Ze hebben de lijn vastschreeuwde een schelle jon
gensstem boven het rumoer van de wind.
Hij had gelijk. De maan was plotseling door de zwarte
wolken gebroken en verlichtte spookachtig het toneel op
zeede dobberende reddingsboot, de lijn, die naar het
gestrande schip was geworpen en daar vastgesjord de
schipbreukelingen, die één voor één langs de lijn naar
beneden gledener steeg een zware zucht van ver
lichting uit de menigte in de duinpan op.
„Er zijn er al tien in de bootschreeuwde de jongens
stem weer.
„Is Krijn nou gek meende de oude schipper. „Straks
zinkt zijn boot."
De maan verdween. Het werd weer donker. Alleen had
men nog flauw bespeurd, dat de reddingsboot terugkeerde.
Er verliep een geruime tijd van grote spanning. Men
was meer en meer naar het strand gedrongen, om getuige
te zijn van de aankomst der boot. Eindelijk dan werd
de reddingsboot zichtbaar en er ging een gejuich op, dat
het geluid van de loeiende orkaan overstemde.
„Houd op met dat geschreeuw bulderde Krijn Ver
meulen, kort aangebonden, toen de boot het strand had
bereikt. „We zijn nog niet klaar. Er zijn nóg tien man
aan boord. Helpt deze mensen aan wal brengen. Is de
dokter ook in de buurt
„Hier, Vermeulen! Wat is er?"
„Er is er één-, bij, die is ver weg, dokter. De anderen
zijn aardig monter. Ze moeten naar „Het wapen van Zee
duin". LI zorgt er verder wel voor? Wij gaan terug, om
de andere tien te halen."
Intussen hadden dorpelingen, met of zonder waterlaar
zen aan, de dankbare schipbreukelingen op het strand
gedragen. Behalve één, konden allen lopen.
„Naar het dorp commandeerde dokter Van Stralen.
„Ik kom zo gauw mogelijk naar het hotel. Draag die ene
in de loods. Is er een lantaarn bij de hand Wat denk
je, zuster
Hertha, ook toegewijd op het geroep van Krijn Ver
meulen, had zich reeds over de op het strand neergelegde
drenkeling heengebogen.
„Door en door verstijfd van de koude, dokter. In de
loods kunnen wij niets met hem aanvangen."
Nu er werk was, had Hertha haar angst overwonnen,
terwijl haar geestkracht was teruggekeerd.
„Dan ten spoedigste ook met hem naar het hotel,"
commandeerde de - dokter. „Laat iemand vooruitvliegen
en zorgen, dat er warme kruiken klaar zijn."
De bevelen werden onmiddellijk opgevolgd. Met stevige
tred liepen de schipbreukelingen, die Italianen bleken te
zijn, begeleid door enige jongens naar het dorp, terwijl
tien paar flinke knuisten de bewusteloze naar „Het wapen
van Zeeduin" droegen, op de voet gevolgd door dokter
Van Stralen en Hertha.
Deze laatste sloeg nog een blik achterwaarts Krijn en
zijn mannen waren weer gereed, de kokende zee in te
gaan, om, als God het wilde, nóg tien leden der beman
ning te halen
„Dappere kerels," mompelde zij.
De Italianen dronken in „Het wapen van Zeeduin" hete
koffie sommigen van hen vroegen, in gebarentaal, eten
anderen lachten het leed was geleden met een blik vol
dankbaarheid in de ogen keken zij de omstanders aan.
In één der hotelkamers waren de dokter en Hertha met
de bewusteloze bezig. Zij beproefden de middelen, die
aangewend moesten worden en smaakten de voldoening,
dat het bewustzijn terugkeerde de oogleden openden
zich een trek van verbazing gleed over het donker ge
tinte gelaater kwam dan blijdschap op de mond opende
zich en stamelde enige onverstaanbare woorden.
„Waarom kennen wij geen Italiaans zeide dokter
Van Stralen, niet zonder humor.
„Je bent gered en hier veilig," zeide Hertha in het
Engels.
„Yes, yes," stamelde de schipbreukeling. Hij had Hertha
verstaan en weer gleed een dankbare glimlach over zijn
gelaat.
„U weet oók overal raad op, zuster," meende dokter
Van Stralen, vol bewondering in zijn stem.
„De meeste zeelieden kennen wel een mondvol Engels,"
zeide Hertha. „Dat heeft Krijn Vermeulen mij wel ver
teld."
„U is nogal goed bevriend met schipper Vermeulen,
geloof ik 'k Meende het in de loods op te merken
„Hij is een vriend van mij," antwoordde Hertha een
voudig.
„Dat heb ik bemerkt. U hebt de man toch niet een
bepaalde dienst bewezen
Hertha glimlachte.
„Ik ben er mij niet van bewust," zeide zij.
„Het is dus alleen, omdat hij tot uw godsdienstige kring
behoort
„Ik behoor niet tot de een of andere godsdienstige
kring. Ik ben belijdend lid van de kerk."
(Wordt vervolgd)