RAAR, maar waar... VIETNAM TELE-VISIOEN Boekbespreking ISRAËL VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD een concept-verklaring, die thans met het episcopaat zal worden besproken. Het voorbereidende werk hiervoor is verricht door het deputaatschap Reforma tie-Rome van de gereformeerde synode. Een volgend punt van overleg is het ge mengde huwelijk. Beeldspraak. ,,De (r.k.) kerk is in beweging ge komen, maar toen men in Nederland vol gas gaf, ontkoppelde de curie de motor, zette het concilie het voertuig in zijn eerste versnelling en hield paus Paulus zijn voet op de rem, dat is dui delijk. Ondertussen drukken de bis schoppen bedrijvig op de toeter alsof men met vervaarlijke snelheid door de bochten scheurt, terwijl vele passa giers, vooral achterin, wagenziek van het horten en stoten worden. Prof. Dr. J. A. A. van Leent in Kerk en Pers 1966." Kom ga met ons en doe als wij. Op zondagmorgen tegen kerktijd zijn de straten in de stad zó leeg, dat je aan niemand de weg kunt vragen. Dat on dervond een dame, die op zoek was naar de Gereformeerde Kerk. Gelukkig zag ze na een poos gedwaald te hebben door de eenderedanen, een andere dame: „Weet U ook, waar hier ergens de Gereformeerde Kerk staat Antwoord „Dat treft, daar ga ik ook naar toe. Als U nu precies achter mij aanloopt, komt U er vanzelf. Dat kan niet missen". En zo gingen die beide niet tezamen. Algemeen Christelijk Doel. De commissie, die tot taak had de opbrengst van de collecte voor A. C. D. te besteden, rapporteerde op de kerke- raad van haar werkzaamheden. Toen er meegedeeld werd 5,— voor Pa- ron" protesteerde één der kerkeraads- leden. Hij had er bezwaar tegen dat de kerk steun gaf aan een verlopen dictator van een Zuid-Amerikaans land. De broeder heeft zijn vergissing goed moeten ma ken door een abonnement te nemen op „Lettres de Paron". Onderduikers. In de oorlogstijd heb ik meerdere ma len kerkdiensten voor „onderduikers" geleid in een soort schuilkerk en er zelfs het Avondmaal bediend. Maar nu lees ik van een dominee, die een huwelijk onder water bevestigd heeft. Niet van twee vissen, maar van een bruidspaar in duikerpakken. Gelukkig waren er geen haaien in de buurt. Maar je vraagt je wel af hebben zulke dominees geen kerkeraad A. D. Zo spoedig mogelijk gaat het gerefor meerd werelddiakonaat actief deelnemen aan de hulpverlening in Vietnam. Opdracht hiertoe gaf de generale synode van de gereformeerde kerken, nadat zij een ver klaring over de oorlog in Vietnam vast stelde. Het werelddiakonaat is van plan land bouwkundigen in te zetten in de vluchte lingenkampen van Vietnamese boeren. De bedoeling is hen daar betere landbouw methoden te leren, zodat ze wanneer ze eens kunnen terugkeren naar hun dorpen een nieuw bedrijf kunnen opbouwen. Een moeilijkheid is, dat de Vietnamezen zich vaak verzetten tegen hulp van blan ken. Men beschouwt hen allen als bond genoten van Amerika. Daarom zal het werelddiakonaat proberen landbouwkundi gen uit Pakistan en Indonesië ter beschik king te stellen. Zowel in Pakistan als op het Indonesi sche eiland Soemba is het gereformeerd werelddiakonaat sterk betrokken bij land bouwprojecten. Aziatische medewerkers van deze projecten, die geschikt zijn voor uitzending naar Vietnam, kunnen eventueel vervangen worden door deskundigen uit Nederland. Dr. J. van Klinken, directeur van het Algemeen Diakonaal Bureau in Utrecht is o.a. voor de opzet van deze hulpverlening vertrokken naar Pakistan. Hij zal ook naar Indonesië gaan en vervolgens in Hongkong de uitvoering van de plannen bespreken met de leiding van de Asian Christian Ser vice. Deze hulpdienst van de christelijke kerken in Azië werkt reeds met twee teams in Vietnam. Uw jongelingen zullen gezichten zien. Ik heb een gezicht gezien het leek op een mensengezicht. Ik heb ZIJN gezicht gezien het was een televisioen. Er dwarrelde sneeuw op het scherm en toch was alles beangstigend helder. Bleek en ingevallen was zijn gelaat. Het droeg de sporen van honger en angst. Voor één van elke drie mensen bleef hij staan. Hij sprak woorden, die niemand verstond, maar zijn ogen spraken voor Hem. Hij was gekomen om te weten. Hij wilde weten wat overvloed was. Mej. T. E. N. Ozinga, Schepping en Her schepping in de vijf boeken van Mozes. UitgaveOosterbaan 6 Le Cointre, Goes. Prijs 5,25. Dit is wel een bizonder actueel boek. Het gaat immers over de zaken, die ook op de laatste synode aan de orde waren bij de „opheffing van Assen". De schrijf ster, die behalve lerares Engels ook een theologe blijkt te zijn, wil ons de Godde lijke openbaring in de eerste vijf Bijbel boeken dichterbij brengen, en we menen, dat ze hierin volkomen geslaagd is. Zij bedoelt ook „deze boeken onder de aan dacht te brengen van de belangstellende leek", zegt de uitgever. Het boek voert dus niet de pretentie van een wetenschappe lijke publicatie. Wat niet wil zeggen, dat de opzet niet wetenschappelijk zou zijn. De schrijfster heeft een uitgesproken op vatting en ook zij schrijft vanuit een be paalde overtuiging „Ons uitgangspunt moet wezen Gods Woord is volmaakt". Maar dat daarmede niet alle moeilijkheden opgelost zijn, doet ook zij duidelijk zien. „Soms moet een oplossing voor een nieu were plaats maken. Andere kwesties blij ven ons leven lang onopgelost. En we moe ten zeggen we weten het niet. Dat kan Met ruim een kwart miljoen gulden zal het gereformeerd werelddiakonaat van Nederland deelnemen aan de hulpverlening aan slachtoffers van de oorlog in Israël. Hetgeld is bestemd voor vluchtelingen op de westelijke Jordaanoever, voor hulp in de Gazastrook en voor de uitbreiding van een technische school in Tel Aviv, zodat deze Arabische leerlingen uit de bezette gebieden van Jordanië kan opnemen. De school in Tel Aviv wordt gesteund op verzoek van de Collectieve Israël-Ac- tie. Het gaat om de bouw van praktijk lokalen op korte termijn voor ongeveer honderd Arabische jongeren uit het Jor daanse oorlogsgebied. In dit gebied zelf wil het werelddiakonaat de medische en sociale hulpcentra van de Wereldraad van Kerken steunen. Vluchtelingen krijgen daar voedsel en medische verzorging. De hulp wordt gefinancierd uit de in zameling voor het midden Oosten, die in juni in de meeste gereformeerde kerken gehouden werd. Deze bracht in totaal bijna 400.000 gulden op. Voor eerste hulp met voedsel, kleding en medicijnen werd tijdens en kort na de oorlog reeds 122.000 gulden besteed. Hij vroeg ons wat welvaart was Hij vroeg ons wat liefde was. Zijn ogen vroegen het. En ik dachtWaarom geeft niemand antwoord Verstaat dan niemand de taal van zijn ogen En mijn ogen zeiden Kom mee, en eet bij ons aan tafel. Maar Hij hoorde mij niet. Hij was uit het beeld verdwenen. Hij was niet meer dan een gezicht. Een mager ingevallen gezicht. Met de sporen van honger en angst. En ochhet is vreemd. Maar ik weet het heel zeker. Die ogen heb ik meer gezien. Het waren de ogen van Christus W. H. Gispen. geen kwaad.' (blz' 149). Maar dit „Wij weten het niet", mag geen vlucht zijn. We zullen moeten blijven studeren. Toch spreekt die zin „Gods Woord is volmaakt" ons meer aan dan wat we dezer dagen la zen „Jezus is niet belangrijk, omdat hij in de bijbel staat, maar de bijbel is belang rijk omdat Jezus er in staat". Met derge lijke uitspraken brengen we de mensen en zeker onze jeugd alleen maar in verwarring. En dan doet het weldadig aan het boek van Mej. Ozinga te lezen. Zij zal niet verwachten, dat ieder het op elk punt met haar eens is. Persoonlijk missen we in de literatuur-opgave veel van wat in de laatste tijd verschenen is. Ook houdt het boek óp op een punt waar het gesprek juist moest beginnen. Maar dat alles neemt niet weg, dat we voor wat deze schrijfster presteerde de grootste bewondering hebben. De prijs zal voor weinigen een bezwaar zijn. 5,25 voor een boek van 177 blz. met een der gelijke inhoud!). Er is een schat van Bij belkennis in verwerkt en het boek leent zich uitstekend om op mannen- en vrou wenverenigingen te worden behandeld. Laat er dan maar discussie over komen. Dat is in ieder geval beter dan „de dood in de pot". Mej. Ozinga, graag nog een volgende publicatie A. Elshout. Marga MincoEen leeg huis (uitgegeven door Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag 1966). Sepha, de ik-figuur in Marga Minco's roman „Een leeg huis", is het laatste oor logsjaar ondergedoken geweest in een groot huis aan de Amsterdamse Kloveniers burgwal. Na de bevrijding gaat ze voor een paar weken naar Friesland om aan te sterken. Terugliftend naar Amsterdam maakt ze kennis met Yona, die evenals Sepha om haar jood-zijn ondergedoken is geweest. Sepha gaat terug naar haar vriend en mede-onderduiker Mark, met wie ze het grote ledikant deelde, dat „een huis in het huis was". Yona heeft geen overleven de familieleden of vrienden, alleen een ouderlijk huis, dat in haar herinnering nog levend is. Maar ook dat blijkt dood te zijn, inwendig grondig gesloopt in de honger winter. Zij kan niet loskomen, van wat er gebeurd is. „Als ik aan mijn vader denk... zijn hele leven heeft hij staan bidden, staan buigen naar het oosten. Waar is het goed voor geweest Wat had 't voor zin Wat heeft dit allemaal voor zin?" Sepha is ook sterk aan het verleden ge bonden dingen of gebeurtenissen in het heden wekken herhaaldelijk associaties met het verleden op, waarin de schrijfster ons dan zonder overgang verplaatst. Toch weet Sepha verder te moeten leven. Zij wil zich niet door eenzaamheid en wan hoop laten overweldigen. „De Rode-Kruis- berichten, die de dood melden van mijn ouders en mijn zuster, met de naam van het kamp en de datum, stop ik weg in een la. Ik bedek de brieven met andere pa pieren als iemand die een schep zand in een kuil gooit." Ze trouwt met Mark, maar als die in de roes van de bevrijdings feesten losgeslagen van haar wegdrijft, laat ze hem gaan, omdat een wezenlijke band ontbreekt. „Ik had net zo goed ergens an ders terecht kunnen komen, bij andere on derduikers, een andere man met wie ik in bed was gaan liggen, omdat er maar één bed was. Liefde is wennen aan elkaar. Als je eenmaal gewend bent, gaat alles zijn gang." Bij andere mannen vindt ze echtel even weinig levensvulling en even veel sleur. Voor Sepha, evengoed als voor Yona, blijft de grote vraag „Wat had ik ge daan, wat zou ik nog doen dat van enige betekenis was en waaruit de zin bleek, dat wij er nog waren en de anderen niet meer De tweeling van mijn oom Max uit Assen was niet ouder dan acht jaar ge worden. Vergast in Sobibor. Het zijn pien tere kinderen, zei mijn moeder eens, toen ze er een paar dagen gelogeerd had, ze kunnen al lezen voor ze naar school gaan." Terwijl Yona zich evenwel schuldig voelt dat zij nog bestaat en dat schuldge voel in de dood ontloopt, ontloopt Sepha haar grote vraag in het leven, tijdelijk met anderen, uiteindelijk weer met Mark. „Een leeg huis" staat niet los van de joodse traditie, waarin steeds geworsteld is met het willekeurige, niet-louterende leed. „Veel meer dan de zonde, die ieder ogenblik kan worden gedelgd in de be kering, kwelt het leed de joodse geest. De geboden Gods willen het leed verhinderen de mensenliefde lijdt aan het leven om het leed dat de arme, de vreemdeling, de onbegaafde, de onbeminde ondergaat." (K. H. Miskotte.) Maar de geboden Gods zijn hier niet meer dan vage jeugdherinne ringen, de Thora voert niet meer tot een antwoord. Ook Sepha's huis is eigenlijk leeg. Dat het antwoord uitblijft, getuigt van de moed en de eerlijkheid van de schrijf ster, die een boek geschreven heeft dat ontroert door de waarachtigheid van het verhaal en de soberheid van de stijl. M. Beinema. FEUILLETON door H. NOORMAN 67) „Afwachten nog. Het gebeurt meermalen, dat zij terug geslagen worden en toch weerkeren de redding volbren gen. Ze zijn niet voor een klein geruchtje vervaard. Kent u de schipper goed „Ik ken hem heel goed." „Dat heb ik begrepen. Ik hoorde, zonder het te willen, het korte gesprek, dat u zoëven met hem Jiadt. U hebt op veel mensen in Zeeduin toch een wonderlijke invloed." Dokter Van Stralen zeide het met een warme klank van bewondering in zijn stem. Die klank bracht Hertha terug tot de werkelijkheidzij stond met dokter Van Stralen alleen in de loods van de reddingsboot „Kom," zeide zij, „ik ga naar de mensen." En zij voegde de daad bij het woord. „Wij staan hier veel beschutter," meende hij. „En men kan ons straks nodig hebben." Hertha hoorde het niet, daar zij met volle aandacht in zee stond te turen. Een heel donkere schaduw wees uit, dat er een boot op de zandbanken zat. Maar verder was er niets te zien en te horen dan een kokende zee, die, naar het althans scheen, nog woester werd. „De reddingsboot is verdwenen," kreet Hertha. „Kom, kom," zei de dokter. „Die kunnen wij niet meer zien. Laat ons hier blijven, zuster. Er is nergens zo'n beschutte plaats." Hij vroeg het op dringende toon. Hertha voelde er uit, hoe het zijn begeerte was, eens met haar alleen te zijn. Haar hart klopte haar tot in de keel. Maar zij wilde geen toenadering „Bij de mensen ginds horen wij nog eens wat," ontweek zij een rechtstreeks antwoord. „Zij hebben het meer ge zien en kunnen ons wat vertellen." Meteen liep zij achter de loods om, beklom met moeite het duin, om na enige tijd de binnenkant te bereiken, waar zij, met een zucht van verlichting, even wachtte. „Hier komt men tenminste op adem", lachte zij, toen dokter Van Stralen weer naast haar stond. „U weet hier goed de weg", meende hij. „Ik was u al kwijt." Dan liep Hertha met krachtige pas verder, terug naar de plaats, waar zij enige tijd geleden had gestaan, bij de dorpelingen. „Ik heb medelijden met die arme mensen", zeide zij. „Wat moet er toch van hen terecht komen 'k Heb nooit geweten, dat een schipbreuk zó vreselijk was. Hoor die storm toch eens gieren ,,'t Zijn dappere kerels", antwoordde dokter Van Stra len. „Zij hebben meermalen voor hete vuren gestaan. En die Krijn Vermeulen is een baas." Zij waren nu aangeland bij de talrijke dorpelingen, die vol spanning in zee stonden te turen, de duisternis als het ware doorborend. De oude, ervaren schipper, die Hertha al meer had horen praten die avond, had de laatste woor den van de dokter verstaan. „Maar Krijn zal nu een harde dobber hebben, dokter", schreeuwde hij, boven de wind uit. ,,'k Heb zulk zwaar weer nog niet meegemaakt en Hij kon de zin niet voltooien, want er ging uit de me nigte één kreet van schrik op. „Ze komen terug Ze komen terug Ze halen de boot nietDe zee is te boos Het was onverantwoordelijk van Krijn, om te gaan." Deze en andere dergelijke uitroepen werden uitgestoten, terwijl allen zagen, dat de reddingsboot op het strand gesmeten werd. „Die arme stakkerds", zeide Hertha, van angst en schrik de arm van de dokter grijpend. „Die arme stakkerds En zij staarde ih de duisternis, naar het donkere sil- houte van het gestrande schip, waar men zo nu en dan een vuurpijl omhoog joeg HOOFDSTUK XIX. Dokter Van Stralen had Hertha's arm gegrepen en drukte die tegen zich aan. Eerst toen kwam Hertha tot het besef van de werkelijkheid en vol verwarring trok zij haar arm terug, naar voren lopend, om te zien, wat er nu op het strand gebeurde. Zij leefde intens mede met de mannen van de reddings boot, die hun heldhaftige pogingen om de schipbreukelin gen te redden, zo moesten opgeven. Hertha meende name lijk, dat men nu wel alle pogingen zou laten varen. Maar zij kende de dapperheid, de moed en de onver schrokkenheid van Krijn en de zijnen nog niet voldoende. Want nauwelijks tien minuten nadat de boot door de ver toornde golven op het strand was gesmeten, was zij weer reisvaardig en voor de tweede maal werd de hachelijke tocht naar de in doodsgevaar verkerende zeelieden onder nomen. Zij gaven geen kamp, de dappere mannen. En voor de tweede maal zagen de honderden in de duinpan toe, hoe de reddingsboot worstelde met de golven, nu geheel verdwijnend, dan weer opgenomen op een golf van schier torenhoogte „In die andere duinpan kunnen wij het veel beter zien. Ga mee", noodde dokter Van Stralen. Maar Hertha weigerde. Zij wilde niet met de dokter alleen zijn, wel wetend, dat zij dan haar zelfbeheersing verliezen zou. „Dit is natuurlijk de beste plaats", zeide zij, overigens niet geheel ten onrechte. „Anders zouden de dorpelingen, die het veel beter weten dan wij, hier immers niet staan Zij wachtte niet op antwoord, maar drong nog wat meer naar voren, waar zij plotseling naast de vrouw van Krijn Vermeulen kwam te staan. „De Here behoede je", zeide Hertha. „Het moet wel vreselijk zijn, je man daar op het water te weten." „Hij is in Gods hand, zuster. Vroeger was ik er onver schillig dapper onder, maar sinds wij veranderd, zijn, ook al door toedoen van zuster, ben ik veel rustiger. Dc Here is met Krijn. Ik weet het zeker." Alfred van Stralen hoorde de woorden. De vrouw van de schipper zeide ongeveer hetzelfde als de schipper zelf, nfiuw een half uur geleden in de loods van de reddings boot. Die zuster Van Landen had op dit dorp, hij had het van zijn oom ook wel vernomen, een machtige invloed uitgeoefend. En de mensen hielden van haar. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2