Wiens zonde is het grootst Brief van een uitgestotene KARISIMBI VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD >VTV VAN DE VII Er is zo voor en na nog al eens ge schreven over de kerkbouw in Kibuye. Enkele jaren geleden konden de Kerken er een terrein aankopen, waarop o.a. een kerk zou worden gebouwd. In 1964 is met de bouw ervan begonnen. Het geld voor deze bouw was bij elkaar gebracht via allerlei giften vooral in Nederland en ook uit België. De eerste etappe was de bouw van het fundament en van het dakspant en het dak. Het was een ori ginele constructie, ontworpen door J. Hylkema en getest door studenten van de Technische Hogeschool in Delft. De Gemeente in Kibuye was bizonder dankbaar, toen die eerste etappe klaar was, want tot dan toe had men overal zo'n beetje rondgezworven voor de zon dagse kerkdiensten. Maar nu was er dan toch enige vaste grond onder de voeten en een dak boven het hoofd. Twee jaar lang heeft men zo in Kibuye gekerkt. Intussen begon men toch te verlangen naar wat meer beslotenheid, vooral toen in 1965 de Generale Synode van de Presbyteriaanse Kerk in Rwanda besloot de Kerk in Kibuye als zelfstan dige plaatselijke kerk te institueren. In 1966 was het fonds weer zover aangevuld, dat aan een tweede etappe gedacht kon worden. Tussen de span^ ten werden de muren gebouwd, er kwa men ramen en deuren en in het interieur een voorlopige kansel. Toen was de pot weer leeg. Maar, het moet gezegd worden, het geheel zag er keurig uit van buiten. Het houtwerk had een frisse blauwe kleur gekregen, terwijl de drie hoekige ramen aan het geheel een eigen cachet gaven. Als bouwwerk past het ook geheel in de omgeving. Ook nu was er weer vreugde bij de Gemeente. Men was nu beschermd tegen de wind en de regen. Maar vooral kon men nu veel meer stijlvol het H. Avondmaal vieren. Wanneer je evenwel door het voor portaal de Kerk binnenkwam, moest je toch even een schrijnend contrast ver werken. Want het interieur van de Kerk was een kale lege ruimte. De vloer bestond uit los in elkaar gelegde bak stenen. Dan was er de kansel van na tuursteen. En verder was er alleen maar ruimte. De Gemeente moest maar op de grond zitten. Sommigen brachten een bankje of klapstoeltje mee van huis. Het was eigenlijk maar een slordige bedoe ning, die tenslotte toch aan de sfeer af breuk deed en niet bevorderlijk was voor gebed en inkeer. Dat is de situatie tot op vandaag. Misschien hebt U inmiddels gedacht: wat heeft de Gemeente nu zelf gedaan voor deze bouw In het begin, het moet gezegd worden, niet zo veel, Wellicht geloofde men er nog niet erg in, dat er werkelijk een kerk zou komen. De be langstelling werd echter al groter, toen de gemeente zelfstandig werd. Men be gon toen te beseffen, dat het inderdaad om het eigen kerkgebouw ging en niet om één of ander gebouw van de zen ding. Maar het werd pas helemaal echt, toen de muren er stonden. Hoe langer hoe minder was men tevreden met het zitten op de grond. Er zouden banken moeten komen, vaste banken, die niet konden worden weggesleept. Er werd over gepraat, eerst na de kerkdienst op een zondagmorgen toen in de verschil lende wijken. Het eind was, dat beslo ten werd een actie te gaan voeren. Nu, het werd een complete wedstrijd, welke kapel het meeste zou opbrengen om de aanschaf van de banken te betalen. Er kwam een aardig bedrag bij elkaar. Om de kosten zoveel mogelijk te drukken werd er vrijwillig werk geleverd voor het hakken van de bomen en het zagen van de planken. Toen het zo ver was en de planken ongeveer gereed waren, is het werk in eens gestaakt. De reden daarvan is me niet bekend ik ben daar nooit achter kunnen komen. Wel is ge bleken, dat de oorzaak buiten de ge meente lag. Toen men later toch weer voort wilde gaan en de banken plaatsen, bleek het hout kromgetrokken te zijn door de zon en de regen en waren de planken niet meer bruikbaar. Grote te leurstelling, dat laat zich denken. Het werk bleef weer liggen. Maar niet het verlangen naar een behoorlijk ingericht kerkgebouw. Zo werd er tenslotte opnieuw contact gezocht met de bouwwereld in de per soon van de heer Van Hemert. Er werd bekeken, wat er allemaal gedaan zou kunnen worden en hoeveel er nog in de pot zat. Nu, daar zat gelukkig nog iets in. Maar natuurlijk lang niet ge noeg. Daar kwam bij, dat de Kerk nu ook de beschikking krijgt over een wo ning vlak bij de kerk, waar tot nu toe school werd gehouden. Hierin moei: de evangelist van Kibuye gaan wonen, na dat het huis eerst een grondige opknap beurt zou hebben gehad. Beide kar weien werden gecombineerd, huis op knappen en kerk afwerken, want dat is tenslotte een besparing van tijd en kosten. De gemeente was er enthosiast over, dat er eindelijk afgebouwd zou worden. En ze spande zicht er meteen voor in. De christenen en de catechisan ten zouden hand- en spandiensten ver richten. In het nabijgelegen Kivu-meer moest zand gedolven worden voor de cement en het beton en dat hebben zij op zich genomen. En zij zouden even eens zorgen, dat de nodige 'bakstenen er kwamen, hetzij door ze zelf te ma ken, hetzij door de aankoop ervan te betalen. Dat is alles bij elkaar een flinke hulp in de bouwkosten. Toen de bouwheren evenwel alle kosten nauwkeurig hadden uitgerekend, bleek er toch nog een tekort te zijn. In Nederlands geld uitgedrukt ongeveer 2.000,—. Wel niet zo'n groot bedrag op het geheel genomen, maar voor de gemeente formidabel hoog en niet bij te werken. Zou het werk aan de Kerk nu toch weer niet afgemaakt kunnen worden Zouden we nu toch weer een keer de bouw moeten staken, omdat het geld op is Het gaat om het interieur van de kerk banken zonder leuning van gewoon blank hout, de vloer en het liturgisch centrum. Hiermee zou de Kerk helemaal klaar zijn. Maar we vre zen, dat het weer geen waar zal zijn. Tenzij het fonds alsnog wat giften krijgt. Ik heb een hekel aan bedelen. En ik geloof, dat ik dat nu ook niet doe, maar in het bovenstaande ligt wel een ver zoek, dat ik met temeer vrijmoedigheid doe, omdat ik dagelijks met eigen ogen zei, hoe de gemeente zelf zich inspant om te doen wat men kan. Nog een klein duwtje en we zijn er. Helpt U even mee We zouden zo graag over enkele maanden officiéél ons kerkgebouw in gebruik willen nemen. Het zou weer stof opleveren voor een volgende Flits. Redactie, mag ik voor dit keer een gironummer doorgeven Fijn, hier volgt het girono. 53.30.00 t.n.v. Zendings centrum Giftenrekening Baarn, met de vermelding voor kerkbouw Kibuye. Alvast hartelijk bedankt namens de christenen in Kibuye. Josien en Kees Overdulve. Het Doopsgezinde wereldcongres, dat dit jaar in Amsterdam gehouden werd is zondagavond (30 juli) beëindigd. Na af loop was er nog een interview voor de televisie van de N.C.R.V. of liever van het convent van kerken en' het IKOR, waarin nog een paar nabeschouwingen werden gegeven over de gang van het con gres en de boodschap, die door het con gres de wereld ingezonden is. De bood schap, dat werd nog eens uitdrukkelijk her haald, komt in het kort hierop neer, dat de doopsgezinden zich verplichten om te strijden voor de vrede en de verzoening. Deze boodschap zouden sommige leden van het congres nog wel wat scherper ge steld willen zien. Dit met name door de indruk die dc redevoering van dr. Harding op het congres gemaakt had, die op zater dag het congres toesprak en daarbij wees op de roeping van dc christen in verband met de revoluties op aarde. Dr. Harding is een christen-neg^r-lcider, die nauw sa menwerkt met dr. Martin Luther King. Hij is evenals dr. King een tegenstander van het gebruik van geweld, maar er kunnen momenten zijn, dat dit bijna niet meer te handhaven is. Nu wekte hij de congres gangers op, niet om hun toevlucht tot ge weld te nemen, maar zich toch ook niet afzijdig te houden van dc gang van zaken in de wereld en met name ook van de re voluties, die op aarde telkens weer naar boven komen. Hier dringt zich de vraag op is het geweld van de status quo niet minstens zo erg als het geweld der revo lutie. Hij heeft hier m.i. een heel waar woord gesproken. Alle middelen die wor den aangewend voor het handhaven van de bestaande orde zijn lang niet altijd ge oorloofde middelen. Vooral wanneer die bestaande orde niet goed is. Die bestaande orde moet dan worden veranderd. Dat kan langs de wegen der geleidelijkheid, maar dat kan ook nodig zijn langs de weg der revolutie. Dr. Harding raad de theologen vooral aan eens hun oor te luisteren te leggen in die kringen der revolutionairen. Zij moe ten luisteren naar hetgeen deze mensen beweegt en zo leren, hoe aan Christus' tegenwoordigheid gestalte te geven. Ik dacht dat dit niet alleen nodig was voor de theologen. Die zijn nog wel eens al te snel geneigd zich aan de zijde der revolutie te scharen en toch ook wel weer voor de theologen, omdat zij ook vaak de hardnekkige verdedigers zijn van de be staande orde en daarbij dan de steun on dervinden van de beheersers dier bestaan de orde. Het kan zelfs zo erg zijn, dat de theologen de verdedigers worden van de bestaande orde, omdat de overheid daar nogal heen dringt. Hier hebben wij een heel moeilijk pro bleem. Dat de bestaande orde van overheer sende volken en onderworpen volken niet juist is, daar zullen wij het als christenen over eens zijn. Het gaat er nu maar om hoe die bestaande orde moet veranderen. Door de weg der geleidelijke hervorming of door de weg der revolutie Is iedere revolutionaire weg zonder meer te veroordelen. En dan komt die klem mende vraag, die dr. Harding stelde wiens zonde is het grootst, de zonde van de wan hopige mens, die de verkeerde wapens ge bruikt om te strijden voor gerechtigheid, of de zonde van de zelfgenoegzame mens, die beschikt over de goede wapens en helemaal niet vecht behalve voor zich zelf Nu dacht ik, dat wij als Nederlanders met die vraag niet zo heel veel moeite had den. Wij kennen in onze Vaderlandse ge schiedenis immers dc opstand tegen het ge weld van Spanje, dat de bestaande orde gehandhaafd wilde zien met verkrachting van de rechten en vrijheden van de mens. Tegen dat Spaanse geweld zijn wij als Nederlanders in opstand gekomen onder leiding van de grote strijder voor vrijheid en recht, Willem van Oranje. Het goed recht van die opstand erkennen wij als christenen nog heden ten dage. Want de bestaande orde van het Spaanse geweld was een strijd tegen de orde, door God gewild. Wie is nu in wezen de revolutio nair de mens, die strijdt tegen de wil van God of de mens, die strijdt voor een door God gewild recht en een door God gewilde vrijheid Wij zullen o zo voorzichtig moe ten zijn als westerlingen om niet te denken dat de door ons gewilde orde ook de door God gewilde orde is. Wij konden uit naam van een beroep op de bestaande orde wel eens tegen Christus strijden en dan is de ramp niet te overzien. Daarom zullen christenen zich heel duidelijk moeten uit spreken over het bijbelse begrip van orde en vrijheid. Daar zijn wij voorlopig nog niet mee klaar. Het zoeken van een compromis tussen beiden kon wel eens de grootste verhinde ring zijn om de rechte weg te vinden. Daarvoor behoede ons de Here. (Leidse Kerkbode) K. Dr. Beste meneer, of mevrouw of wie dit schrijven ook in handen krijgt. Ik heb deze brief geschreven omdat ik niet anders meer weet om dc aandacht te trekken. Ik heb overal gepraat en overal gevraagd om begrip, om een beetje troost, maar niemand wilde er luisteren. Daarom vertel ik het maar aan u, die mij niet kent en die ik ook niet ken. Ik ben getrouwd en heb een paar kinde ren en de mensen beklagen me daarom. Als ik over straat loop voel ik ze naar me kijken, hoor ik de plotseling stoppende ge sprekken, de laatste woorden, die ik nog net kan verstaan. Maar ik wil hun woor denrijk medelijden niet. Ik zou liever heb ben,. dat .ze wat minder praatten en wat meer deden, maar ze stikken nog liever dan dat ze dat doen. Ze beklagen me, 'omdat ik getrouwd ben met een boef. Zo noemen ze dat dan. Met een recidivist, heet dat officieel. Hij zit weer, moet een paar maanden opknappen wegens inbraak. U hoeft me niet aan te komen met het praatje, dat dat verkeerd is en dat je daarvoor gestraft moet borden. FEUILLETON door H. NOORMAN 62) Dat sterfgeval heeft ons allen aangegrepen. De begra fenis van heden legde er getuigenis van af. Maar de dokter is niet de enige dode, die de laatste weken onder ons uitgedragen is. Er ging schier geen dag voorbij, of de klok luidde, zowel hier als in Landdorp. En nóg wor stelen er met de dood. Nóg woedt de verraderlijke griep met onverminderde kracht. Ja, wie zal zeggen, of er van ons, die hier gezond bij elkaar zitten, niet spoedig zullen worden gegrepen, op het ziekbed geworpen, om er mis schien niet meer van op te staan De dood wenkt ieder uur. Maar speciaal in dagen, als wij nu beleven, voelen wij daarvan de ontzettende werkelijkheid. Het is daarom, dat ik u te meer op het hart bind, de Here te zoeken, nu het nog tijd is. Als gij Hem nog niet hebt gezocht, als Jezus uw Zaligmaker nog niet is, och, stel het dan niet uit, om Hem te zoeken. Als gij Hem oprecht zoekt, zult gij Hem vinden, blij zelf zegt in Zijn Woord, in onze dierbare Bijbel,,Wie Mij zoekt, zal Mij vinden". Doe het dan heden nog. Wacht niet tot morgen. Wij leven in een sombere tijd. Over deze streek gaat 't oordeel Gods. Sluit het oog er toch niet voor Als ge dat niet doet, maar als ge luistert naar Gods stem, och, dan worden de sombere nevelen weggevaagd als sneeuw voor de zon. Dan rust op u en mij wel de beklemming, waaraan nie mand op deze dorpen ontkomt, de beklemming, dat de dood rondwaart, dat onze geliefden, dat wij zelf kunnen worden weggenomen, maar dan kunnen wij toch rustig zijn. Want dan weten wij, dat wij in Jezus geborgen zijn en dan zal, vroeg of laat, ook voor ons gelden hetZalig zijn de doden, die in de Here ontslapen zijn". Maar aan de andere kant, ik moet het u zeggen, want het is de bood schap, niet van mij, doch van de Here, mijn Zender, aan de andere kantwanneer gij voortleeft in het goeddunken van uw eigen hartwanneer gij meent, het wel zonder God te kunnen stellen, dan zult gij bedrogen uitkomen. Dan gaat ge bij uw sterven de zwarte nacht in, waarin geen enkele licht straalt. Dan zijt gij voor eeuwig ver loren. Dat is een harde boodschap. Maar zij is werkelijk heid. Gode zij dank Die boodschap behoeft ons niet neer te drukken, als wij Jezus hebben als wij ons zondaren voor God weten. Dan gaan wij de eeuwige heerlijkheid tegemoet. Dan komen wij daar, waar geen zonde en geen smart meer is. Gaan wij allen daarheen Bevinden wij ons op de goede weg Op de weg, die ten eeuwigen leven leidt Het ligt aan ons, of wij de goede weg vol gen.' Niets houdt ons tegen, behalve ons zondige hart. Welaan dan, met dat zondige hart naar Jezus gevlucht. Dan zullen wij goed gaan." Een hoorbare zucht steeg uit de vergaderden op. Er waren vrouwen, die weenden. En de mannen en jonge lingen, ook kinderen, voelden de ernst van het woord, dat hen op het hart gebonden werd op een wijze, zoals zij dominé Misset nog nooit hadden horen spreken. Het was, of hij van man tot man sprak. Hertha dacht aan het woord „Dwing ze, om in te gaan". De spreker stond als het waren te dwingen. Het gewicht van al die zielen lag zwaar op hem Zij gingen heen, de mannen en de vrouwen en de kin deren. Zij passeerden Hertha, die aan het eind van het lokaal stond te wachten, om nog even met de predikant te gaan spreken. Zij passeerden haar. En zij groetten. Met blijdschap op het gelaat. En met liefde. Door haar toedoen werd in Zeeduin de boodschap des heils gebracht. Hertha's hart werd nog méér gesterkt. De zwarte dag van heden ging niet onder in een stikdonkere nacht. Ten tijde des avonds was het licht. In hunkerende, eenvoudige harten was Gods Woord gestrooid. Het zou vruchten dragen. Het droeg reeds vruchten in Zeeduin. Hertha voelde door een brede, ruwe hand de hare grij pen. En zij zag, hoe Krijn Vermeulen haar aanzag. Het was goud waard. Het was (wonderlijk, dat zij er aan denken moest, of zij wilde of niet!) het was oneindig veel meer waard dan een blik van Alfred van Stralen, die zij liefhad. „Dat was een goed woord, zuster," zei de schipper van dc reddingsboot met ontroerde stem. „Wij kunnen er rustig mede gaan." En hij verdween in de duisternis naar zijn huisje in de nabijheid van de zee. Met een hart vol licht. De laatste was nu gepasseerd. En Hertha begaf zich naar voren, naar het spreekgestoelte. Met moeite bereikte zij het. Opeens voelde zij zich onwel worden. Zij rilde van koude engrote druppels zweet parelden op haar voorhoofd. Van doodsbleek werd zij vuurrood en van vuurrood doodsbleek. „Je bent ziek, Hertha," zei de predikant, die het „zus ter" reeds lang niet meer bezigde, sinds Hertha in de pastorie van Landdorp huisvriendin geworden was. „Ja, ik ben ziek," stamelde zij. „Ik ga maar gauw naar huis." „Maar niet alleen," besliste hij. „Ga even zitten. Ik ben direct gereed." Dominé Misset bracht haar tot „Repos ailleurs". Er werd onderweg bijna geen woord gewisseld. Hertha voe- de, dat zij enorm door de griep was aangetast en was dankbaar, dat zij in een fauteuil bij dc haard kon neer vallen, rillend van de koortsgloed, die door haar aderen trok. De predikant, die met Hertha's auto steeds naar huis werd gebracht, als hij in het lokaal gesproken had, nam spoedig afscheid. „Ik kom morgen even kijken," zeide hij. „Ga na on middellijk naar bed. Zal ik de dokter waarschuwen Hertha schudde heftig van neen vanavond wilde zij dokter Van Stralen niet ontmoeten „Het is niet nodig," zeide zij. „Morgenochtend is vol doende. Voorlopig weet ik wel, wat ik doen moet. Maar de zuster in Landdorp moet wel gewaarschuwd. Ik voel wel, dat ik de eerste dagen niet zal kunnen werken." „Houd je heel rustig hoor, Hertha," waarschuwde do miné Misset. „Met het werk kornt het wel in orde." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2