„Op jacht naar het leven"
PRIJSVRAAG
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
van behandeling komt" (H. Cat. zo. 19c).
Hoe vaak gebeurt het dat hierover ge
preekt wordt zonder innerlijke relatie aan
een ontzettende werkelijkheid als deze
dat de woorden zich zonder moeite aan
eenrijen totdat alle waarheden netjes op
een rijtje staan 't was alles objectief
waar wat gezegd werd, maar als getuigenis
was het onwaar en ik kan dc buiten
kerkelijke begrijpen die, ontzet en verward
na die verkondiging zou vragen maar als
deze man gelóófde wat-ie zei dan stónd
hij daar toch zo gemakkelijk niet
b. Falende woorden.
Het is een te constateren feit dat woor
den, vaak gebruikt en herhaald, na verloop
van tijd hun kracht verliezen. Ze raken
versleten. Zeggen niet meer wat ze oor
spronkelijk bedoelen te zeggen. Het leven
schijnt er uit te zijn. Dichters weten er van.
Vandaar hun voortdurend zoeken naar
nieuwe uitdrukkingsmogelijkheden. En
iedere collega heeft het wel meegemaakt
dat een beslist goede preek, voor dc vijfde
keer gehouden, het ineens niet meer doet.
De woorden waren vrijwel dezelfde als de
eerste keer, maar het scheen alsof de ziel
er uit weg was.
Prof. Thielicke noemt in dit verband
woorden als zonde, genade e.d. Zegt dat
deze begrippen vertolkt moeten worden
verduidelijkt. Dus niet meer als versleten
pasmunt op de markt gegooid waar ieder
er aan voorbij loopt. De waarheid die er
in verborgen ligt moet er uit worden op
gediept. Opdat de luisteraars weer gaan
hóren wat de Geest daardoor vandaag tot
de gemeente zegt.
„Welke normale mens hoort, als hij het
woord zonde verneemt, daar nog uit wat
het Nieuwe Testament er mee bedoelde
Wie hoort neg uit dit woord dat de mens
hier bedoeld is in zijn weerstand tegen
God, de mens in zijn wil tot eigengerech
tigheid, tot de anthropocentrische, de mens
in zijn ongelovige hartstocht zich veilig te
stellen, in zijn verlorenheid aan het ogen
blik en het voorhandene En toch zou men
dat alles er uit moeten horen, alleen al om
te begrijpen dat de zondaar tegelijkertijd
een voorbeeld van morele volmaaktheid
lean zijn en op geen enkele manier crimi
neel, a-sociaal of ook maar onserieus be
hoeft te zijn. Waren de Farizeeërs niet
ethisch zeer respectabele lieden En toch
waren ze voor Jezus krasser representan
ten van de zonde dan tollenaren en hoeren"
(pag. 44).
Of denk aan een woord als genade
dat in een preek soms zo vaak en zo on
bewerkt wordt doorgegeven dat het uit
eindelijk niets meer zegt.
Het lijkt me dat een dichter als H. M.
v. Randwijk (die in mei 1966 overleed en
lange jaren daarvoor met onze kerken
brak) daartegen ópgesteigerd is tegen de
pathos van dit cliché-zonder-diepgang, ter
wijl deze man zelf eens schreef zo diep
getroffen te zijn door een woord uit de
psalmen Hij is het die ons Zijne vriend
schap biedt. Bij deze regel zag hij, voelde
hij iets van de diepte van het woord
genade.
Misère van de prediking is daar waar
het conventionele onverteerd wordt door
gegeven daar worden stenen geboden in
plaats van brood.
(Wordt vervolgd)
A. B.
,,c~Orederuót"
Het kerkgebouw van dit ziekenhuis
vulde zich op 26 juli van dit jaar met
velen, die de belangen van de inrichting
behartigen, voor het houden van de
jaarvergadering der vereniging. Het
waren meest ouderen. Waar blijven de
jongeren
Ds. Van Wilgenburg sprak over het
woord van de Here Jezus „Het is za
liger te geven dan te ontvangen", Han
delingen 20 35.
Het gaat niet alleen om het geven
van geld, dat nodig is, maar om het
geven van onze hele persoon in de
dienst aan de naasten, want daarin to
nen we ons volgelingen van onze Hei
land. Alleen dan mogen we spreken van
„Christelijke verzorging".
Ds. Hofman geeft een overzicht van
zijn moeilijke, maar heerlijk werk als
geestelijk verzorger.
Tijdens de koffiemaaltijd wordt er
gecollecteerd voor het orgelfonds.
Daarna worden de vernieuwde ker
ken, de vergroting van de moestuin en
de in aanbouw zijnde oase bezichtigd.
Wij als gezonde mensen werden weer
geconfronteerd met anderen, die zo heel
veel moeten missen. Met dankbaarheid
mogen wij terugzien op wat er gedaan
wordt voor onze zieken. Alle krachten
moeten wij inspannen voor hen, want
de Here Jezus heeft ze ons nagelaten.
Zo gaan wij getroost en gesterkt met
de bijbel in het hart en in de hand ver
der. Ook in de poging om jonge man
nen en vrouwen aan te trekken voor
het werk der verpleging, opdat het per
soneelstekort mag worden opgeheven.
J. v. d. Bosse, Sint Laurens.
Losse indrukken over door ongeschoold
industrieel werk gestempelde mensen.
(i)
Tijdens m'n verblijf bij Philips in
juni j.l. heb ik nogal eens horen zeg
gen „We zijn hier niet om het werk,
maar om het geld".
Dat was echt niet als grapje bedoeld.
Wel een duidelijk symptoom, hoe het
werk buiten het leven van deze mensen
is komen te staan.
Dat is ook geen wonder, als we be
denken wat normaliter tegenwoordig
wordt verstaan onder een menswaardig
bestaan.
Begrippen als vrijheid, verantwoorde
lijkheid, de kans om je capaciteiten te
gebruiken en nu doe ik maar een be
paald niet volledige greep horen ze
ker een plaats te kunnen vinden bij de
omschrijving van een menswaardig be
staan.
Maar in veel soorten modern indus-
triëel werk is voor deze dingen aan de
kant van de ongeschoolde werknemer
echt geen plaats.
Is het dan niet begrijpelijk, dat om
gekeerd zulk werk in de levens van de
ongeschoolde werknemers ook niet een
echte plaats vindt
Een andere koers.
Dat lang niet iedereen met deze ont
wikkeling in onze moderne arbeid ge
lukkig is, laat zich denken.
Daarom wordt enerzijds met kracht
gepleit voor zo'n verandering in de op
bouw van ons industriëel bestel, dat het
werk, óók van de gewone man, weer
een werkelijk zinvol deel uit kan gaan
maken van het leven van de mens.
Maar dat vereist een welhaast revolu
tionaire verandering in ons denken over
de gezags- en eigendomsverhoudingen,
zoals wij die vandaag aan de dag ken
nen.
Bijzonder boeiend is wat prof. Van
Zuthem, hoogleraar aan de V.Ü., hier
over naar voren weet te brengen. En
dan blijft de Bijbel op dit punt bij deze
wetenschapsman ook niet gesloten.
Ik heb hem eens voor een gehoor van
theologen de gelijkenis van de barm
hartige Samaritaan horen uitleggen, zo
als geen theoloog er op gekomen zou
zijn. De „toepassing" was ongeveer
In een moderne onderneming kan de
directeur wèl barmhartig zijn tegenover
Jan de arbeider, maar omgekeerd Kan
de structuur van de moderne onderne
ming dan wel juist zijn, als die grenzen
stelt aan de Bijbelse structuur van de
onderlinge barmhartigheid En als dat
zo is, dan moet het met de onderneming
een andere kant op.1)
Alleenzover is het nog niet.
Het ziet er n.l. nog niet naar uit, dat
de nodige veranderingen op korte ter
mijn hun beslag zullen krijgen.
En daarom zullen we voorlopig maar
uit moeten gaan van de situatie zoals
die nu is.
Situatie van vandaag.
Het is niet voldoende als het uitzicht
geopend wordt op een toekomst, waar
eens heel andere verhoudingen zullen
gelden.
De Christelijke Kerk heeft leergeld
genoeg betaald door te trachten het he
den aanvaardbaar te maken met een
wissel op de toekomst.
Zolang het er in onze maatschappij
nog niet anders voorstaat dan nu, is het
voor heel veel mensen alleen maar ge
zond, als ze proberen zoveel mogelijk
afstand te scheppen tussen hun leven
en hun werk.
Want er is heel wat werk, waarin je
niet kunt leven. Daarin kunnen mis
schien wel handen leven oi: vöèten,
maar geen mensen.
Daarom zetten veel mensen alles op
die ene kaart van de vrije tijd.
Van diverse kanten werd dan ook ge
zegd, dat we maar op moeten houden
met ons te verdiepen in alle vragen om
trent de mens en de arbeid, omdat de
belangrijkste vragen nu komen te lig
gen op het terrein van de mens en z'n
vrije tijd.
Het vrije-tijds-gedeelte van een men
senleven wordt immers steeds groter
Hoeveel vrije tijd is er eigenlijk.
Velen zijn gewend om over de vrije
tijd tegenwoordig al gauw te praten in
termen als veel, massa's, meer dan
goed is voor veel mensen, want ze ver
velen zich toch maar.
En als je naast elkaar zet een 5-
daagse werkweek van 45 uur èn 7 et
malen van 24 uur die een weck telt, dan
is het werkgedeelte van de weck echt
het kleinste.
Als je er ook nog mee gaat verge
lijken de toestanden zoals die in het
begin van deze eeuw nog heel gewoon
waren, is het gewoon triest, wanneer
toch niet iedereen tevreden is.
Maar laten we nu eens de balans
gaan opmaken van wat een gemiddelde
industriewerknemer overhoudt aan vrije
tijd, als we veronderstellen, dat hij ge
middeld een half uur nodig heeft om
van of naar zijn werk te komen.
Dat betekent, dat hij dan ongeveer
kwart vóór 6 's avonds wat opgeknapt
en gewassen thuis kan zijn om aan z'n
„tweede" leven te beginnen.
Tegen elven, laten we zeggen na het
laatste journaal, is het dan toch weer
bedtijd.
Want wie, zoals deze man, ongeveer
half zeven zijn bed uit moet, zal het als
regel toch niet veel later maken.
Dan resten er dus gedurende 5 dagen
per week 5 uren vrije tijd.
En daarbij komt dan het vrije week
end.
Dat betekent, dat hij per week onge
veer precies evenveel tijd heeft voor zijn
„tweede" leven, als hij van opstaan
tot thuiskomen kwijt is voor zijn
„eerste" leven, n.l. in beide gevallen =t=
55 uur.
Alleen ligt de verdeling van de uren
voor het vrije-tijds-leven heel wat on
gunstiger dan voor het werk-leven. Als
onze economie draaiende moest blijven
met een werkurenverdeling zoals de
vrije tijd nu te zien geeft, zou het niet
lang lukken.
Maar misschien lukt het een heleboel
mensen evenmin om hun leven werke
lijk op gang te houden bij deze verhou
ding tussen werk en leven en vrije tijd.
Want kom je er toe in dat kleinste
gedeelte van die 5 dagen op een heel
andere manier te bestaan als in dat 2
maal zo lange gedeelte er van En lukt
het je om in die 2 dagen met een heel
ander ritme te leven dan in de overige
5 dagen van de week
(Slot volgt)
P. C. MEIJER.
Welk kant het opmoet kunt U vinden
in het onlangs uitgekomen boek van Van
ZuthemArbeid en arbcidsbeleid in de
onderneming. Uitg. v. Gorcum 1967.
Wat ben ik begonnen Bijna iedere
post brengt mij brieven met antwoor
den. Brieven van allerlei aard. Korte,
pittige reacties en zeer uitvoerige ver
halen. Tot en met een paar gedichten.
Ik ben natuurlijk erg blij, dat zoveel
mensen meedoen en dat het niet waar
blijkt te zijn, dat een Kerkbode niet ge
lezen wordt. Maar het valt echt niet
mee, dit alles te verwerken en rustig te
beoordelen.
Vanmorgen dinsdag 8 aug.
kwamen er nog twee brieven
Ik had niet berekend, dat dit me zo
veel tijd zou kosten. Gelukkig heb ik
een zeer goede hulp tegenover me of
liever naast mij. Zij kan ook beter dan
ik geschreven schrift ontcijferen.
Daarom vraag ik U geduld met me
te hebben tot het volgende nummer van
de Kerkbode.
Een oppervlakkige indruk, die ik wel
al gekregen heb is deze, dat veel brief
schrijvers niet beseffen, dat „de hemel
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
58)
,,'k Zal zien, dat ik mij red," zeidc hij dan. ,,'t Is een
beroerd geval met oom. En dat juist op deze leeftijd."
„Ziet u gevaar?" vroeg Hertha.
„Ik kan er nog niets van zeggen. Maar ik bemerk wel
symptomen, die ik het liefst niet zag."
,,'t Is ontzettend", zei Hertha. „De dokter leek zo
sterk."
„Oom heeft zich overwerkt. Nu een griepaanval,
'k Weet niet, of hij voldoende weerstand heeft. Wij zul
len er het beste van hopen. Tot ziens, zuster."
Hij stak de hand uit, maar Hertha deed, of zij het niet
bespeurde. Zij wilde wel altijd in zijn nabijheid blijven en
aan de andere kant voelde zij, dat elke toenadering ver
meden moest worden
Rijdend naar Eppo van Dalen's hoeve dacht zij er met
schrik aan, hoe zij nu dagelijks met Alfred van Stralen
zou op en neer gaan, zodat haar opzet, om van hem af
te zijn, daar hij in Landdorp zou werken, in het water
viel. De ziekte van dokter Van Leeuwen kon wel niet
op ongelegener tijd komen.
Opeens bedekte een vurige blos haar wangen, die voor
al de laatste dagen verdacht bleek waren geworden wat
konden baar belangen schelen bij de ziekte van de dokter,
die blijkbaar zeer ernstig was
Hertha dacht over de mogelijkheid, dat hij, de lucht
hartige man, die nooit aan hoger dingen dacht, die niet
nodig vond, naar hij haar zelf steeds verklaarde, het tij
delijke met het eeuwige zou verwisselen. Een grote droef
heid maakte zich van haar meester. Want zij had de man
met het goede, ruime hart leren hoogachten en kon ten
volle begrijpen, dat de dorpelingen hem op de handen
droegen
Zij werd in haar overpeinzingen gestoord doordat zij
al haar aandacht nodig had, om haar auto handig op het
erf te rijden. En daarna had zij alle aandacht te geven
aan de patiënten, die het redelijk wel maakten. De dienst
bode van Van Dalen zou na een paar dagen wel weer
op de been zijn; de dochtermoest nog het bed houden,
terwijl de boerin in ieder geval niet minder geworden was.
„Het gaat hier goed," zei Hertha opgewekt.
„Ja," was het antwoord der dochter. „En zuster wordt
vriendelijk bedankt voor de hulp. Vrouw Hoogeboom was
er al gauw. En het gaat wat best."
„Je behoeft mij niet te bedanken, hoor. 'k Heb niets
bijzonders gedaan. En vrouw Hoogeboom zal de boel wel
beredderen. Ik ben zeer blij, dat jullie uit de ongelegenheid
zijn. Maakt Van Dalen het goed
„Uitstekend, zuster," zei de boer, die in het vertrek
verscheen en de vraag juist gehoord had.
Hertha fronste de wenkbrauwen.
„U hadt niet uit bed moeten komen," zeide zij. „Het
is het domste, wat u doen kunt."
„Ik kan het niet langer in bed houden," antwoordde
de boer. „Ik voel mij zo lekker als kip."
„Hm," zei Hertha. „Maar beloof mij dan, dat je in de
warme kamer zult blijven. Ik zal trouwens de dokter wel
eens zeggen, dat hij zich ook even met u moet bemoeien.
Griep is heel verraderlijk. Voorlopig komt hier dokter
Van Stralen, een neef van de dokter. Dokter Van Leeu
wen is heel erg ziek."
„Wat zeg je?" vroeg Van Dalen. „En gister
„Ja, schijnbaar nog goed gezond. Maar nu ligt de dok
ter met hoge koorts te bed."
„Stumperd Hij heeft zeker te veel van zijn kracht
gevergd."
„Het is niet onmogelijk," vond ook Hertha, na een
vriendelijke groet het ziekenvertrek verlatend. Zij werd
op de voet door de boer gevolgd. Hij schraapte zijn keel.
„Zuster
Hertha, getroffen door de toon, waarop hij dat woord
sprak, wendde haastig haar gelaat naar hem toe en be
speurde, dat hij inwendig een strijd streed.
„Van Dalen."
„Ikik wilde u nog vriendelijk bedanken voor uw
hulp. Wij zijn in ene uit de moeilijkheden. Dat hebben wij
aan u te danken. En verdiend heb ik dat niet. Ik kon u
niet erg zetten, omdat
„Dat weet ik, Van Dalen. Maar laat ons daarover niet
spreken. Ik doe mijn plicht. Anders niet."
Hertha was hem in de rede gevallen, omdat zij zijn
strijd niet zwaarder wilde maken. Zij had al gemerkt,
dat Van Dalen als een blad van een boom was omgekeerd
en dat vond zij reeds voldoende.
„Wist u dat?" vroeg dc boer. „Ik kon die vrome be
weging in het dorp niet hebben en daarom had ik het
land aan u. Wist u dat?"
„Ik wist dat al heel lang, Van Dalen."
Stomme verbazing was op zijn gelaat te lezen.
„En u kwam toch naar ons En vrouw Hoogeboom
kwam ook Dat is sterk."
„Helemaal niet. Wij trachten kwaad met goed te ver
gelden, al kost ons dat ook wel eens strijd."
,,'t Is mooi," zei de boer, bewonderend, ,,'k Heb er
gister veel aan gedacht. Juilie godsdienst betekent toch
ook wel wat. Want dat zou ieder niet doen. Maar
hij aarzelde en het spreken scheen hem moeilijk te vallen,
„maar u weet niet alles, zuster. Ik
Hertha begreep onmiddellijk waarop hij. doelde.
„Alles weet ik niet," glimlachte zij, „maar iets weet ik
toch wel. Het was niet mooi van twee mannen, om mij
op een avond op de weg aan te vallen, 'k Had toch niets
misdaan
Scherp keek zij Eppo van Dalen aan. Het zweet stond
op zijn voorhoofd. Zij had medelijden met hem en oor
deelde het verstandig, aan het voor hem zo pijnlijk ge
sprek zo spoedig mogelijk een einde te maken.
„Weetustamelde hij, met de hand zwaar
op de tafel leunend.
„Ik had die eigen avond al een sterk vermoeden, maar
sinds korte tijd heb ik zekerheid, dat het twee knechts
van boer Van Dalen waren. De boer weet er wel meer
van, zou ik denken. En mogelijk ook wel van de dreig
brief, die ik later ontvangen heb. We willen er niet meer
over spreken, Van Dalen. Doe het nooit weer, man. Het
helpt ook niets. Want het werk van God in de hemel
kun je niet storen."
(Wordt vervolgd)