VACANTIE BRIEF
ANTWOORD
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
goed, geld terug". Dat zou een aantal
onthullende reacties kunnen oproepen.
„Mijnheer, ik wou mijn ene offer graag
terug."
„Wat was het ook al weer, dat U
gegeven had
,,Een dubbeltje, mijnheerhet moet
ergens onderin zitten, het was er nog
één van voor de devaluatie, uit 1957."
,,Ik zal eens kijken, of ik het nog
voor U kan vinden."
De kerkeraad had onmiddellijk een
bruikbare maatstaf voor de zegen op
het woord Het huisbezoek kon, wat
dat betreft, worden afgeschaftde vas
te tarieven voor predikanten van elders
vervielen er werd meer op de „zak"
gepreekt. Een enkeling zou zich mis
schien geroepen voelen om er wat bij
te doen hoewel, dat zou wel een uit
zondering blijven, want ook in het le-
vensmiddelenbedrijf is dat, meen ik,
geen gewoonte.
„Mijnheer, deze doperwtjes waren zó
lekker, U krijgt er nog wat bij."
In ieder geval zou de positie van de
diakenen geducht worden versterkt.
Aan de paniek, waarmee de moderne
diakenen op zoek zijn naar nieuwe ta
ken, kwam voorgoed een einde. Bij de
uitgang van de kerk zou door hen op
een heel nieuwe wijze geloofd en ge
boden worden (twee oeroude bestand
delen van de liturgie overigens loven
en bieden).
II mag zich door dit verhaal niet van
de wijs laten brengen. Dit is geen ver
kapte aanval op de gereformeerde ne
ringdoenden en evenmin een pleidooi
voor een nieuw collectesysteem (nu wij
over het éne offer al weer zijn uitge
praat en de liturgistcn onder ons ver
moedelijk al weer iets anders dat
tegelijk nog ouder en nog nieuwer is
in hun schild voeren).
Want terwijl de kruidenier mij triom
fantelijk aankeek en bezig was mij te
overtuigen van, de natuurlijke voor
sprong, die het ambt aller gelovigen al
tijd op het bijzondere ambt zal hebben,
schoot mij opeens te binnen, dat uitge
rekend binnen de kerk de slagzin „Niet
goed, geld terug" er zou moeten klin
ken.
Sinds kort kan dat immers. Of beter
het moet zelfs.
En nu wordt mijn verhaal ernstiger
dan U misschien in het begin had ge
dacht.
Er bestaat n.l. een actie „Niet goed,
geld terug". Dit is aangepakt door de
Sjaloom-groep.
Sjaloom is het Oud-Testamentische
woord voor „vrede". Het is een vreemd
woord, zo vreemd als alleen maar de
bijbelse gerechtigheid in onze wereld
kan zijn.
De kerk heeft bij vrede bijna exclu
sief aan zielevrede gedacht, innerlijke
rust, geestelijk welbehagen. Nu zijn
dat natuurlijk woorden, waar niemand
buiten kan. Dat vertellen ons de psy
chiatrische inrichtingen wel. Maar toch
is een dergelijke eenzijdige op de ziel
gerichte interpretatie van het woord
Sjaloom een duidelijke verarming van
het bijbelse grondbegrip. Het wordt er,
bij wijze van spreken, te zielig door, te
armoedig, te kaal en te pover.
In de bijbel heeft de mens altijd méér
dan een ziel te verliezen.
In de psalmen komt ook het lichaam
aan het woord. Het vlees begint daar
te roepen. Het krijgt een stem in de
mond van apostelen en profeten. Het
wil gehoord worden buiten en binnen
de kerk. Het vraagt om antwoord. Het
is bang voor de ontbinding van het
stoffelijke overschot.
Nu daarom is Sjaloom altijd meer
dan vrede voor de ziel, het woord is
veel lijfelijker, veel handtastelijker.
Vrede slaat in de bijbel altijd op
aarde. De bergen, die vrede dragen
(Ps. 72 3) zijn ook de bergen, waarop
het koren ruist (Ps. 72 16) (Kuitert).
Vrede is, niet alleen maar zichzelf
welbevinden, maar ook welvaart, wel
zijn. Jeruzalem is de stad van de vrede.
De stad, waar alles tot bloei komt.
Overal, waar in de bijbel over
Sjaloom wordt gepraat (en hoe vaak
gebeurt dat niet, U moet het maar eens
tellen komt de ganse aarde in zicht.
Heil voor de wereld.
In de psalm van de Sjaloom ruist het
koren op de bergen voor de weduwnaar
en de wezen, voor de armen en de
vreemdelingen.
Dat is Gods eerste manier om vrede
te stichten een handvol koren. Daarop
(2)
Amice,
Graag wil ik nu mijn tweede brief
doen volgen, over de tweede-vacantie-
zondag, de 23e juli. Was 't de vorige
zondag naar Amsterdam, nu was de
reis naar Oisterwijk, om aldaar voor te
gaan. Aldaar staat een eenvoudig ge
bouwtje, waarin wordt gekerkt. Vroe
ger was er ook 's winters wel dienst,
maar door oorzaken van migratie e.d.
is er al geruime tijd in de winter geen
dienst, want de enkele Gereformeerden
die daar wonen, zijn nu al te gering in
aantal om diensten te houden. Ze res
sorteren onder Tilburg, en gaan daar
ter kerk. Maar, als het zomerseizoen
nadert, dan wordt het anders Dan ko
men er allerlei gasten en ook vaak jon
ge kampeerders in het prachtige Oister
wijk, en dan worden er diensten gehou-
den. Zoals ge in het jaarboekje kunt
zien, woont naast het kerkgebouwtje de
familie Quist, Zeeuws van origine. Deze
br. Quist, ouderling ook, heeft al sinds
jaren de zorg over dit kerkje. Bij deze
familie kwam ik dan zaterdagavond
aan, om daar te logeren. Als candidaat
kwam ik daar reeds in de 30er jaren,
en sindsdien meermalen. Daarom is 't
aangenaam elkander weer te zien.
Er is van te voren zo vertelt mij
deze ervaren broeder nooit staat op
te maken, hoe die diensten op een zon
dag bezet zullen worden.
De zondag is aangebroken. Het is
een stralende morgen. Daar komen de
vacantiegangers voor de eerste dienst,
om 9 uur. Er is ook een groep jonge
meisjes van een kampeerterrein. Als de
aanvangstijd is aangebroken, is het ge
bouwtje totaal bezet. Er kan niemand
meer bij. Enkelen zullen terug komen,
voor de tweede morgendienst.
Wat 'n mooie opdracht hier nu voor
te gaan Te prediken, dat de Here een
volgt dan als vanzelf (hoe zou het an
ders. kunnen de handvol lof, die van
onze kant moet komen. En komen zal.
De Sjaloomgroep heeft in dit bijbelse
woord voor vrede haar uitgangspunt
genomen. Het gaat haar om een wereld,
die heel is, een wereld zonder breuken
en muren. Zonder honger en armoede,
een wereld, waarop de gerechtigheid
het voor het zeggen krijgt, zonder dat
nog iemand haar durft tegenspreken.
De Sjaloomgroep heeft opnieuw ont
dekt, wat wij eigenlijk allemaal allang
hadden moeten weten, dat het evangelie
meer is dan wat geestelijke luxe voed
sel, voor verwende zielen.
Het evangelie is voor alles goed.
Menu's van de nieuwe aarde en be
richt van het Leven, een uitdaging aan
alle bestaande ordeningen en strukturen
om zichzelf te bekeren.
Het evangelie heeft duidelijke politie
ke consequenties. Het laat zich niet op
sluiten in belevingen en ervaring. Het
wil de wereld in. Het ergert zich dood
aan honger, armoede en corruptie.
Heinkenszand H. EIKELBOOM.
Volgende keer verder
toevlucht is voor de in zichzelf verloren
zondaar.
Ruim 10 uur is de eerste dienst be
ëindigd. Als de kerkgangers zijn weg
gereden komen al weer de kerkgangers
voor de tweede dienst, die om half elf
zal aanvangen. Het is de bedoeling, dat
deze een herhaling is van de eerste
dienst. Ook deze is vol. Dat betekent
weer ruim honderd aanwezigen. Na af
loop kan met enkelen nog een praatje
worden gemaaktze zijn gekomen uit
Amsterdam, uit het Oosten van ons
land, ook uit Zeeland, en noem maar op.
Om half 5 is middagdienst. Hoe zal
deze zijn Ik zie weer de groep kam-
peermeisjes met hun leidsters uit het
Westland. Jongens komen per brom
mer. Er komen weer auto's en fietsen.
Het kerkje wordt wéér vol. Het is ver
blijdend te zien, dat ouderen en jonge
ren zich een en ander maal scharen
rondom het Woord, dat ons spreekt
van Gods genade, 't Gaat vanmiddag
over Job. Hij wil, na strijd, buigen voor
Gods macht, hij wil erkennen Gods
recht, hij wil ook smeken om Gods ge
nade (Job 42). En dan zien we uit het
eind, dat de Here rijk is in barmhartig
heid en ontferming (vergelijk Jak 5:11
Zo mochten we deze diensten hou
den. Met vreugde. God zegene onze
brs en zrs, die over de Brabantse dor
pen verstrooid zijn. Onze collecten voor
de arbeid in Noord Brabant en Limburg
dienen mede tot versterking van het
kerkelijk leven aldaar, opdat er zoveel
mogelijk kerkdiensten kunnen worden
gehouden. God zegene de kerkgangers
van deze en van de andere zondagen.
God zegene in het bijzonder die vele
jongeren, die ik zag. Liet zal aan hen
bewaarheid worden die Mij vroeg zoe
ken, zullen Mij zeker vinden. Welge
moed en gesterkt ging ik, na een harte
lijk afscheid, maandagochtend weer te
rug naar eigen gezin op vakantie.
Dr. J. H. BECKER.
Deze pretentieloze rubriek schijnt
nog al in de smaak te vallen, want van
verschillende kant schriftelijk en
mondeling -- ontving ik een aantal
bonsmots, pittige gezegden en rake
antwoorden. Het eigenaardige is, dat
vele bekende uitspraken aan verschil
lende beroemde personen tegelijk toe
geschreven worden. KomCdat misschien
doordat beroemde personen ook niet
altijd even origineel waren en met ge
leende veren pronkten Dat is dan
weer een ander soort oneerlijkheid, dan
die van de dominee, die om aan zijn
eigen woorden wat meer nadruk te ge
ven dikwijls de bijzin invoegde „zo
als een groot theoloog terecht heeft ge
zegd"
Ik wijs nog even op de uitgeschreven
prijsvraag van het vorige nr.
Waarom zou LI het antwoord niet
insturen, dat U in uw eentje, of met
andere samen, bedacht hebt
Om te beginnen Ds. Gispen, over
wiens leven en werken Dr. Rullman
het mooie boek „Een man van singu
liere gaven" geschreven heeft. Hij was
namelijk via het toenmalige artikel 8
van de Kerkenorde in het ambt geko
men. Hij is van grote betekenis geweest
voor de vereniging in 1869 (gaan we
dat straks vieren?) en in 1892.
Dat was pas oecumenisch werk
Deze Ds. Gispen, de grootvader van
de vader van onze Ds. Gispen van Ter-
neuzen, moest op een zondagmiddag
preken in de Bloemgrachtkerk te Am
sterdam.
De smalle gracht was druk van de
vele kerkgangers, die in de vrij kleine
kerk „hun" dominee Gispen wilden ho
ren. Want ten allen tijde hebben Am
sterdamse kerkmensen van „lopen" ge
houden (dominees na-lopen).
Tussen deze ingetogen kerkgangers
liep een dronken man te waggelen en
te zwetsen. Hij schreeuwde tegen ieder
een, tegen wie hij opbotste „Opzij, ik
ga bij Gispen naar de kerk, want ik ben
door dominee Gispen bekeerd".
Tussen de kerkgangers liep ook Ds.
Gispen zelf. Hij zag en hoorde de dron
ken man. En zei „Dat is maar al te
duidelijk te zien, want als je door de
Here God bekeerd was, dan was je ze
ker niet zo dronken".
Tenslotte een verhaal van Ds. Wier-
singa. Ik weet niet over wie van de
twee broers het gaat. Ik vermoed over
de jongste (W. A.), die in Wormer
heeft gestaan, want het moet ergens in
de Zaanstreek zijn gebeurd in de twin
tiger jaren.
De sociale toestanden waren toen al
lesbehalve rooskleurig en wie van ons
toen evangeliseerde, kreeg altijd weer
de bezuinigingsmaatregelen van minis
ter Colijn op zijn brood gesmeerd. In
ieder gesprek werd de vraag gesteld
wat de Kerk deed tegen de armoe en
waarom de christelijke partijen zo con
servatief waren.
Na een evangeliserende toespraak
nam in de discussie een grote sterke
werkman het woord, in de gedachte,
dat domineetje eens even te vloeren.
Nu weten de ouderen onder ons, dat
collega Wiersinga er als jonge dominee,
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
57)
Alsof de dood, dacht Hertha, zich daaraan storen zou
Hij kwam toch, of de klok luidde of niet. Het was zeer
waarschijnlijk, dat de ziekte nog meer offers vragen zou.
Er waren, Hertha telde op, op dat ogenblik vijf zeer ern
stige gevallen van longontsteking bij ouden en bij jongen.
Bij geen van hen was de crisis nog geweest. En wie weet,
welke gevallen er nog kwamen
Nu pas bleek zonneklaar, hoe arm Zeeduin was. Verre
weg het grootste deel der lijders had geen enkele troost.
En van de huisgenoten was niemand, die troosten kon,
omdat zij de enige troost in leven en sterven niet kenden.
Maar aan de andere kant had zij ook heerlijke ervarin
gen opgedaan. Er was een meisje overleden, dat ruim een
jaar de zondagsschool had bezocht en wier ouders ten
gevolge daarvan in kennis met de waarheid waren ge
komen en geregeld in het Evangelisatiegebouw werden
gezien. Met een vreugdevolle glimlach, Hertha was er bij
geweest, was het kind de dood ingegaan, als een lammetje
van Jezus. En Hertha wist, dat dit verlies èn voor het
kind èn voor de ouders winst betekende.
Er was veel veranderd sinds zij te Zeeduin kwam. Het
gezin van Krijn Vermeulen had zich gevoegd bij de kerk
in Landdorp en reed iedere zondag met een boer naar de
kerk. Uit andere gezinnen kwamen er verschillende naar
het Evangelisatiegebouw, dat op die wijze wel eens te
klein worden kon. En hoe Gods Geest in vrouw Hooge-
boom gewerkt had, was pas weer eens heerlijk uitge
komen. Toen Hertha haar vertelde, hoe de toestand op
Van Dalens boerderij was en haar het voorstel deed, wat
in haar opgekomen was, was er geen moment van aar
zeling geweest. Niettegenstaande de boer haar slecht had
behandeld, door haar de dienst op te zeggen, was vrouw
Hoogeboom die eigen avond nog naar de boerderij ge
gaan, terwijl Kees een plaats bij buren gevonden had.
De sombere stemming op het dorp drukte Hertha neer.
Waarbij dan nog kwam haar gevoel van vermoeidheid.
Maar zij wilde ook de lichtpunten niet voorbijzien. Er
was veel, waarvoor God kon worden gedankt. Als de
groei, die er gekomen was, verder ging, dan was er over
enkele jaren op Zeeduin een goede kern van mensen, die
het leven bezagen in eeuwigheidslicht die hun zonden
kenden, maar ook de weg ter verlossing wisten.
Hertha glimlachte vrolijk. De Here had zich verwaar
digd, haar te gebruiken in Zijn dienst.
Hertha's auto gleed de volgende morgen geruisloos over
de weg. Zij wilde het eerst naar de boerderij van Van
Dalen, daarna nog naar enkele boerderijen, om vervolgens
Zeeduin te bewerken. In de middaguren kon zij dan de
inmiddels gearriveerde verpleegster uit Rotterdam in
Landdorp tot haar werk inleiden. Voor elke dag, het was
haar vaste gewoonte, maakte zij een programma op, waar
van zij niet afweek, tenzij er force majeure was. Alleen
zó was het mogelijk een berg werk te verzetten.
Bij het hek van dokter Van Leeuwen's villa stónd de
auto ook gereed. Zij stopte even, om te vernemen, of er
mogelijk orders waren. Met een kloppend hart want
zij zou dokter Van Stralen ontmoeten steeg zij uit haar
voertuig. Op hetzelfde ogenblik kwam de veerkrachtige
gestalte van Alfred van Stralen op haar toelopen. Hertha
stond stil. Want zijn open gelaat vertoonde een onge
wone ernst.
„Zuster Van Landen," zeide hij, haar krachtig de hand
schuddend.
„Dokter. Hoe maakt u het? Ik ben voor de dokter blij,
dat u gekomen bent. Het werd te veel."
„Het is al te veel," zeide hij. „Ik ben juist op tijd ge
komen. Mijn oom is zeer ziek."
Hertha schrok geweldig. Gister was aan dokter Van
Leeuwen nog niets te bespeuren. Alleen zag hij er toen
zeer vermoeid uit.
„De dokter ook?" vroeg zij met agnst in de stem.
„Oom ligt er bij neer. Met een ongekend plotselinge
verhoging. Een zeer gevaarlijke keelontsteking. Tante is
schier radeloos, 'k Heb alles gedaan, wat ik kon doen.
Nu moeten wij maar afwachten. Gaat u even mee naar
binnen 'k Heb de lijst van de patiënten, die ik alle zal
afwerken. En dan vanmiddag naar Landdorp. Misschien
kunt u mij een paar inlichtingen geven omtrent de ergste
gevallen Met oom is natuurlijk niets te beginnen."
„Verschrikkelijk, wat een slag," zei Hertha, naast hem
stappend, op het doktershuis aan.
„Het kan niet ongelukkiger treffen. Maar ik zal zien,
dat ik mij er doorsla, 'k Heb in u een goede hulp. Dat is
heel wat waard. Maar u ziet er ook vermoeid uit. Pas
op voor de herhaling, zuster, u weet wel."
„Ik krijg vandaag ook hulp," glimlachte Hertha flauw.
,,'t Werd ook meer dan tijd," zeide hij, haar voor
gaande naar de spreekkamer, waarin dokter Van Leeuwen
nu al zoveel jaren de practijk uitoefende. Hij plaatste zich
achter de schrijftafel en verzocht Hertha, die zeer onder
de indruk was van de plotselinge ziekte van de dokter,
eveneens plaats te nemen.
,,'k Heb vanmorgen vroeg iemand te pakken gekregen,
die mij rijden zal, want met een auto kan ik slecht over
weg. Bovendien weet ik geen sterveling te wonen. Dat is
dus in orde. Als u mij nu maar eens iets vertelt van deze
erge gevallen, oom heeft er kruisjes achter gezet en en
kele aantekeningen gemaakt."
„Wie zijn het, dokter? Voor zoveel ik weet, zal ik u
op de hoogte brengen. U krijgt plotseling een- zware taak."
„Het valt niet mee," bekende hij, „maar ik reken op u,
die een halve dokter is. Het speet mij, u in lang niet ge
zien te hebben. U is wat smal geworden," voegde hij er
bij, haar onderzoekend aanziende met de blik die Hertha
nu wel kende en die haar het bloed naar de wangen joeg.
Het was de blik, waaruit zijn liefde voor haar sprak
Haar hart stond er schier stil van
„Het was de laatste weken zwaar werken," hakkelde
zij, geheel in de war.
„Ja, ja, dat begrijp ik wel. Maar je moet toch voor
zichtig zijn."
Het vertrouwelijk „je" klonk Hertha liefelijk in de oren.
Hij herstelde zich evenwel onmiddellijk en sprak zakelijk
over enkele patiënten, omtrent wie Hertha hem inlich
tingen verschafte.
(Wordt vervolgd)