SAMEN
SPRAAK
VACANTIE-BRIEF
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
De pastorie die uit twee kamers en
een waranda bestaat is voor de gelegen
heid mooi wit gekalkt en geverfd. Het
erf rondom het huis wordt tegen twaal
ven een grote slaapkamer. Iedereen
slaapt in de hitte buiten. Er waait ge
lukkig een koele wind uit de Bahawal-
pur-woestijn, die zich op enkele kilome
ters afstand uitstrekt tot over de Indi
sche grens. Dat voordeel hebben we
niét in Sahiwal. Maar alvorens te gaan
slapen verkwikken zij die van ver kwa
men zich in het badhokje door pomp
water over zich heen te gooien. Pakista
ni's gebruiken om zich te beschermen
tegen de zeer irriterende hittepukkeltjes
lichtriekende lijnolie. Gebruiken de
Grieken voor dit doel geen olijfolie
Dit jaar is de conventie goed bezocht.
Er komen ook veel r.k. en mensen uit
het aangrenzende baptistische gebied.
Ik schat dat er zo'n 250 zijn geweest.
Onder hen is een ploeg christelijke ar
beiders die op een afstand van 100 km
aan een pompstation voor aardgas wer
ken. Waarschijnlijk was het de dichtst
bijzijnde kerkdienst voor hen. Het on
derwerp is „De Heilige Geest". We
vergaderen in een tent. Pinksteren (dat
hier nauwelijks wordt gevierd), geestes
gaven en andere verwante onderwerpen
komen aan de orde in de vijf samen
komsten per dag. Van half een tot half
vijf is het te heet om te vergaderen.
Zondagmorgen verkondigen we de
dood des Heren, met brood (de Paki
staanse platte koeken of tsapaaties) en
druivensap. Er zijn ook een paar pas-
bekeerde muslims aanwezig. Maar wat
zijn dat een eenzame, uit hun familie en
achtergrond losgepelde figuren. Het is
niet toevallig dat het boek der Hande
lingen zo'n nadruk legt op de overgang
van gezinnen. De kamerling is praktisch
de enige uitzondering. Gedurende een
kleine conventie is er gelukkig tijd voor
persoonlijke gesprekken. Velen, vooral
in zo'n uithoek als Feroza, beleven de
conventie als een hoogtepunt in het ker
kelijk jaar. In heel Bahawalpur (in welk
gebied Feroza ligt) en dat samen met
Sahiwal zo groot is als Nederland) wo
nen maar enkele duizenden christenen.
Daarvan claimen de rooms katholieken
er tweeduizend als bekeerlingen (nl. van
't Protestantisme Dank zij. conventi
ons zoals in Feroza, nu al gedurende
het vierde jaar, zijn de protestanten
wakker geworden.
De protestantse zending heeft inder
daad door gebrek aan fondsen en men
sen dit gebied na de openlegging in
1956 verwaarloosd. Tot 1956 was Ba
hawalpur State nl. verboden toegang
voor elke zending.
In dorp 74 vlakbij Feroza zijn enkele
gezinnen, die r.k. waren geworden, te
ruggekomen. Een van hen gaf zelfs een
vijfde hectare gratis vlak bij het dorp
om een kerkje te bouwen. De kerkbouw
is druk aan de gang. Een in dit gebied
werkzame Amerikaanse dominicaan zei
tegen me ,.De kameel steekt wel zijn
kop binnen de tent" (Volgens een oud
verhaal hier dacht een kameel, wiens
baas binnen zat, ,,Als ik mijn kop naar
binnen steek, heb ik het minder heet".
Maar hij werkte niet alleen zijn kop
naar binnen, maar zijn hele lijf, waar
door zijn baas er achterover aan de an
dere kant uitrolde!). Waarom ik hem
duidelijk maakte dat gezien de voorge
schiedenis hij zich in de identiteit van
de kameel vergiste. We gaan trouwens
ons geld en onze kracht niet verkwisten
aan competitie met de R.K. Kerk. Waar
mogelijk wordt er zelfs naar samenwer
king gezocht. Zo werken we in Baha
walpur op medisch gebied samen, al is
het nog een losse vorm van samenwer
king. Een ding om dankbaar voor te zijn
is althans dat de protestanten in dit ge
bied tot activiteit zijn ontwaakt mede
dank zij conventions als in Feroza
J. Slomp.
Image.
Naar aanleiding van het stukje „Spie
geltje aan de wand" is er heel wat los
gekomen. Ook de brief van zr. D. te A.
heeft weer reacties opgeroepen. Het
gaat over de quaestie van ons „image":
hoe zien anderen ons
Je kunt natuurlijk rustig je eigen gang
gaan en je niets van anderen aantrek
ken. Maar ik dacht niet dat dat een
christelijke houding is. Er is in onze
kring wel eens aan gedacht om de naam
„Gereformeerd" los te laten en onze
kerken alleen maar christelijk te noemen
of evangelisch, omdat wij zo vaak ver
wart worden met bepaalde Gerefor
meerde groepen die tegen verzekering,
tegen inenten, tegen televisie, tegen
vermaak, kortom overal „tegen" zijn.
Men houdt hardnekkig aan dit beeld
vast. Ik denk wel eens tegen beter
weten in. Want we leven tegenwoordig
toch echt niet meer in het ghetto
Toen ik op het Lyceum in Haarlem
les gaf waren er veel jongens en meis
jes, die niet wilden geloven dat ik Ge
reformeerd was, omdat ik een gewoon
mens en geen vreemde vent was. Ze
zeiden in volle ernst „U blijft daar
natuurlijk bij uit trouw, maar U hoort
er immers niet bij
Over deze zaak kreeg ik o.a. de vol
gende brief, die ik hier in zijn geheel
opneem.
„Die brief van zr. D. tc A. zou ik van
woord tot woord zelf geschreven kunnen
hebben, ook wat mijn leeftijd betreft.
Ik voor mij geloof echter, dat ons image
meer op overlevering dan op werkelijkheid
berust.
Wij zijn snel aan het veranderen. Tot
verrassing van niet-kerkclijken en tot ver
bazing van onze oecumenische contacten.
Buitenstaanders kunnen deze verande
ringen niet bijbenen. Daarbij komt, dat wij
in de omgang met hen niet zo erg even
wichtig zijn. Wij gooien er graag een
schepje bovenop, om te laten zien, dat wij
echt niet (meer) zo conservatief zijn.
Aan de andere kant gaan we nog lang
niet ver genoeg volgens de broeders aan
de overkant.
Om twee redenen remmen wij inderdaad
af. Allereerst zijn er dingen, waaraan we
tot geen prijs mee kunnen doen en dingen,
die we nooit los willen laten.
Ten tweede willen wij in onze vaart de
gemeente achter ons niet kwijt raken.
Maar het is waar wij zijn niet meer het
gesloten blok met de signatuur van dr.
Kuyper er op.
Wie zijn wij dan wel
Moet ik zeggen Kuyperianen en Kui-
tertianen en daartussen een massa mensen,
die het niet meer weten losgeslagen van
hun zekerheden
Wat was het vroeger heerlijk eenvoudig!
Kerk, Staat en Maatschappij.
Eén blok met een zwarte rand er om
heen.
Bijzondere genade - algemene genade.
Ware Kerk - valse Kerk.
Ere Gods
Aan de rand van dit blokethischen,
Barthianen, socialisten.
„Weg met de socialen. Leve de Wille-
mien."
Wij hadden er helemaal geen moeite
mee op de J.V.
Op ons Gereformeerd eilandje leefden
we een eigen leven. Een afgezonderd, maar
rustig leven.
Toen hebben wij zelf ons image zó op
gebouwd.
En nu we als Gereformeerden niet meer
op dat eiland leven, zijn wij dat image
vandaag niet zo maar kwijt."
Ik geloof, dat zr. D. één van de niet
zovelen is, die zelfstandig genoeg zijn
om hier en daar een uitroepteken weg
te plukken en er een vraagteken voor
in de plaats te zetten.
Mensen, die minstens 3 vraagtekens
zetten achter de theologie van de mede
menselijkheid, maar er toch van willen
leren, dat we van een isolement zonder
apostolaat niets hebben moeten.
Deze mensen het deed mij goed
er weer éne te hebben ontdekt noemt
men dikwijls „niet goed Gereformeerd".
Al twijfelt men niet aan de echtheid van
hun geloof (gek eigenlijk, want dat zou
toch op elkaar moeten kloppen).
Een dergelijke zelfstandigheid kun je
alleen maar bezitten en behouden in de
persoonlijke gemeenschap met de Heer
der Kerk.
Dat is de voorwaarde voor een le
venshouding, waarop men niet trots
behoeft te wezen. Wel ootmoedig dank
baar.
Mannelijk en vrouwelijk.
Iemand belde me op, wat ik bedoelde
met de woorden animus en anima, toen
ik schreef over vrouwen in het kerkelijk
amt„Er zijn mannen met een levens
grote anima".
Dat wil zeggen met een behoorlijk
aantal echt vrouwelijke eigenschappen,
die op de een of andere manier (geluk
kig of ongelukkig) onderdrukt zijn ge
worden. En vrouwen met een grote ani
mus zijn vrouwen met een mannelijke
aanleg.
Het is bekend dat er jongetjes zijn,
die dolgraag met poppen spelen en bor
duren. En dat er meisjes zijn, die het
liefst schreeuwen en vechten.
Minder bekend is, dat dit bij volwas
sen mannen en vrouwen vaak nog net
zo is. Maar die willen dat dan natuur
lijk niet weten. Niet voor zichzelf en
niet voor anderen.
Dat laatste geeft allerlei moeilijkhe
den in de samenleving en innerlijke
conflicten.
Mannen hoeven zich niet te generen
voor hun anima (de vrouwelijke kant
van hun wezen) en vrouwen niet voor
hun animus (de mannelijke kant van
hun persoonlijkheid). A. D.
Mag ik weer een oude gewoonte op
nemen, om in ietwat lichter genre, en
kele stukjes te schrijven in epistelvorm?
De oude ds. W. H. Gispen schreef zijn
brieven aan een vriend in Jeruzalem,
ds. S. Datema schreef brieven aan een
vriend in „De Wachter", Prof. Wa
terink in het Centr. Weekblad, enz.
Zo wil ik in deze zomertijd enkele
vacantie-brieven schrijven.
Van de kerk van Amsterdam-Zuid
was het verzoek gekomen, om aldaar
in een morgendienst op de 16de juli
voor te gaan. Dit verzoek trok mij aan,
daar ik in 1942-1946 enkele onvergete
lijke en leerzame jaren aldaar mocht
doormaken als hulpprediker, al was dat
dan in Amsterdam-Centrum.
Zo meldde ik mij dan bij de Woest-
duinkerk, tijdig, voor de dienst, die
10.15 uur zou aanvangen. Dat tijdige
had nog twee voordelen. Ten eerste had
ik gelegenheid de psalmverzen, bere
kend op de oude berijming, over te
schakelen op de nieuwe berijming. Maar
met een enkele wijziging van vers
nummer was dat voor elkaar. Ps. 119:
65 bijvoorbeeld werd Ps. 119:40. Het
tweede voordeel was, dat de koster mij
vóór de dienst nog een kop koffie aan
bood, kostelijk
De dienst begon met een intochts
psalm. Eigenlijk, zoals vroeger, toen de
dienst ook begon met een psalm. Het
stemt rustig. Daarna pas komt dan vo
tum en zegengroet.
Door vacantietijd is hier, in Amster
dam, de kerk minder bezet, zo vertelde
men mij, want velen verlaten de stad,
daarom is het elders zo vol, als b.v. in
Haamstede, Ouddorp, Oisterwijk en
noem maar op.
Niettemin was het toch voor mij 'n
aangename en treffende taak de bood
schap van het evangelie ditmaal te mo
gen brengen in de stad Amsterdam. In
het gebed hoe kon het anders
werd ik gedrongen een zegen van de
Here af te smeken, ook over Amster
dam, met zijn aangrijpende noden, van
ontvolkende kerken.
We mochten het woord bedienen uit
Psalm 14, over de tegenstelling de
dwaas zegt in zijn hart er is geen God,
en God is bij het rechtvaardig ge
slacht. De atheïstische uitspraak tegen
over de belijdenisik geloof in God.
Tegenover de vloedgolf van neo-mo-
dernisme zal slechts één ding baten
het bevindelijke en het beleefde geloof.
Na het ene offer volgde de slotzang:
Ps. 89 7, hoe zalig is het volken
mochten we de zegen op de gemeente
leggen.
Ook het slot van mijn verblijf aldaar
was voor mij 'n vriendelijk slot. Weder
om bracht de koster een verkwikkende
kop koffie, en ook had 'n enkele beken
de van nabij gewacht voor 'n groet en
een praatje in de hall van de kerk.
De Koning der Kerk zegene zijn Kerk
over de ganse aarde. Ook onze Gere
formeerde Kerken. Ook de kerk in groot
Amsterdam
Dr. J. H. BECKER.
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
56)
Met kracht kwam zijn verbazing weer terug wist dit
slanke ding dan overal raad op En wat had zij een over
wicht ook op hem
„Vrouw Hoogeboom doet het natuurlijk niet. Wij heb
ben haar als werkvrouw bedankt, omdat
„Dat weet ik wel," viel Hertha hem haastig in de rede.
„Maar vrouw Hoogeboom zal geen kwaad met kwaad
vergelden. Ik sta er u borg voor. U vindt het dus goed
„Het is misschien het beste," weifelde hij.
„Dan zal ik er voor zorgen. Van Dalen, tot ziens."
Hertha stak de boer de hand toe cn hij greep de
slanke hand.
„Zuster. U is goed," bekende hij.
„Niets beter dan u," lachte Hertha, ijlings het vertrek
verlatend.
„Wat 'n toestand op zo'n boerderij," mompelde zij,
over de weg naar Zeeduin snorrend. „Nu vrouw Hooge
boom nog bewerkt. Voor Kees zal ik wel een plaatsje
vinden. Jaap (dat was iemand, die des avonds voor haar
chauffeerde) moet haar maar onmiddellijk in mijn auto
naar de boerderij brengen."
Hertha had nu zekerheid de half-zieke knecht, die zij
in de schuur had ontmoet en die zo geducht van haar was
geschrokken, had haar die avond aangevallen Het was
precies de houding van één der mannen van die avond.
En dat boer Van Dalen zo schichtig haar had aangezien,
was nu ook verklaarbaar. Hij wist van die aanval wel
meer
Maar zij zou niets laten blijken. Het gezin op de
boerderij zou evengoed geholpen worden, als de andere
gezinnen in het dorp.
Als de boerin de crisis maar doorkwam. Haar toestand
was niet vrij van zorg
HOOFDSTUK XVI.
„Het is heel verstandig van de dokter om hulp te ne
men," verzekerde juffrouw Saaman. „Je moest hetzelfde
doen, Hertha. Je houdt het ook niet vol. Je bent des
avonds doodmoe, 'k heb het al lang gemerkt."
Hertha glimlachte flauw.
„Ik ben precies zo verstandig als dokter Van Leeuwen,"
zeide zij. „Hij heeft in het ziekenhuis te Rotterdam ook
hulp voor mij gevraagd. En er komt een zuster. Men kon
er moeilijk een missen, maar men begrijpt er natuurlijk,
dat force majeur in het spel is. Vanavond laat komt dokter
Van Stralen en morgenmiddag arriveert mijn hulp. Zeg
nu eens, dat alles niet goed voor elkaar is."
„Ik ben blij het te horen. Het werd werkelijk te veel
voor je. Een mens kan ook te veel van zichzelf vergen.
Je blijft zeker in Zeeduin
„Ja, dat is de beste oplossing. De zuster uit Rotterdam'
komt voorlopig twee weken in Landdorp. Ik was van
middag bij dominé Misset. Hij en mevrouw waren, geheel
ongevraagd, zo bereidwillig, voor de zuster een kamer
af te staan. Wij willen dus maar hopen, dat over een
paar weken het ergste geleden is, hoewel ik bang ben van
niet, want er komen steeds gevallen bij."
Hertha dronk smakelijk haar thee met cake op.
„Gaat u nog uit?" vroeg zij dan aan haar hospita.
Ook juffrouw Saaman had zich aangegord, om hulp te
verlenen in die gezinnen van het dorp, waar allen ziek
waren en er niemand was, die hulp verlenen kon. Die
maar enigszins in staat was, hielp, daarbij aangevuurd en
aangevoerd door Hertha, voor wie letterlijk niets te veel
was. Het ganse dorp voelde zich één.
„Ik moet nog een uurtje weg," antwoordde juffrouw
Saaman.
„Dat komt goed uit. Dan ga ik een uurtje rusten. Het
zal vanavond weer wel laat worden."
Op haar kamer strekte Hertha, die zich zeer vermoeid
gevoelde, zich op de divan uit en sloot de ogen. Hij was
blij, dat' ook voor haar hulp komen zou, hoewel zij er
niet om gevraagd zou hebben, als dokter Van Stralen
niet gekomen was.
Maar toen de dokter haar die morgen meedeelde, dat
zijn neef komen zou en dan Landdorp voor zijn rekening
zou nemen een mededeling, die Hertha pijnlijk trof en
die zij liever niet had vernomen was opeens het denk
beeld bij haar gerezen, ook hulp te vragen. Dan kon haar
assistente eveneens op Landdorp werken cn ontmoette zij
dokter Van Stralen niet. Zeer bereidwillig had dokter
Van Leeuwen het verzoek toegestaan en onmiddellijk het
ziekenhuis opgebeld, om daarna terug te keren met de
tijding, dat een verpleegster komen zou.
Het was een pak van Hertha's hart. Want het was
haar onmogelijk met dokter Van Stralen samen te werken.
Zij zou hem nu zo goed als niet zien, hoogstens even ver
welkomen. In die paar weken, zo nam zij zich voor, zou
zij de Van Leeuwens niet bezoeken. Er was een zeer aan
nemelijke verklaring zij had immers druk werk, terwijl
zij haar weinig vrije tijd benutte, om op krachten te ko
men Zo zou zij dokter Van Stralen zo goed als niet ont
moeten en hem uit de weg blijven. Zij voelde zich zeer
voldaan en was blij, op het denkbeeld gekomen te zijn,
eveneens hulp te vragen.
Bovendien kon zij die hulp best gebruiken. Want zij
voelde zeer wel, dat zij voorzichtig worden moest. De
laatste nachten had zij niet al te best geslapen. Zij moest,
voor zover dat aan haar lag, zich er voor hoeden, dat
zij kwam in de toestand, als enkele jaren geleden in het
ziekenhuis.
Het was dan ook heel wat waard, dat zij na de vol
gende middag voorlopig met Landdorp niets te maken had
en zich alleen met Zeeduin had te bemoeien, waar boven
dien de griep het ergste woedde. Na ernstige complicaties
waren de laatste dagen weer drie patiënten gestorven.
Het zware geluid van de doodsklok, die over het dorp
had gegalmd, vertelde het elk, aan die het weten wilde.
Maar elk wilde het niet weten. Hertha had vernomen,
dat men de burgemeester wilde verzoeken, voorlopig de
klok niet te laten luiden bij een begrafenis. Men vond het
niet zo goed voor de viele zieken, dat zij het geluid hoor
den. Zij begreep de ondergrond van die mening verreweg
de meesten van Zeeduin wilden niet aan de dood her
innerd worden. Er lag, zo werd geoordeeld, toch al be
klemming genoeg over het dorp. De klok moest die be
klemming maar niet komen verzwaren.
(Wordt vervolgd)