Uit de Gemeenten
SAMEN
SPRAAK
VACANTIE
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
over de tijdelijk niet zo best functione
rende luchtverversing, want aan elke
fabrieksruimte zal wel eens wat man
keren
Om dan ook nog maar niet te spreken
over het soms wat minder tactisch op
treden van bazen en chefs, want ten
slotte zijn dat ook maar mensen, behept
met hun fouten net als iedereen
Dan zou ik óók zo min mogelijk tijd
willen doorbrengen in dit werk, en zo
véél mogelijk willen genieten van de
tijd die daarbuiten overblijft. En 'dat
kost dan weer geld
Dusméér loon voor méér vrije
tijd.
Nogmaals, het zal overal niet zo zijn.
Het ging hier om een fabrieksdeel
waarin ongeschoolde werknemers wer
ken.
Voor geschoolden en voor de hele
groep van lagere en hogere beambten
zal het weer heel anders liggen.
En eerlijkheidshalve zul je moeten be
denken, dat mensen die niet anders ge
woon zijn, er ook echt anders tegenover
zullen staan dan een dominee, die een
blauwe maandag dit werk meemaakt,
maar die een heel andere opleiding heeft
en die ook heel andere mogelijkheden
kent in z'n werk.
Maar inmiddels ligt de situatie er
dan toch maar, dat er mensen rondlo
pen die op deze manier werken en leven.
Ze leven niet in hun werk. Het leven
begint voor hen pas in de vrije tijd.
En dan zul ie op catechisatie of in
de kerk nog iets opvangen over ons
goddelijk beroep, of over de taak die
we als christen ook door ons werk mo
gen volbrengen voor het Koninkrijk
Gods
Ik kan me voorstellen dat zulke men
sen, als waarmee ik gewerkt heb in deze
weken, bij zich zelf denken dat dat niet
voor hén bestemd is. En ik moet U be
kennen, dat ik het allemaal ook niet zo
best meer weet of je dat zonder meer
van elke werksituatie kunt zeggen. Na
tuurlijk moet een mens werken. Je moet
tenslotte geld verdienen om te leven.
Maar mijn indruk is dat werken, net
zo min als naar de kapper gaan of on
der de douche gaan voor veel mensen
nog wezenlijk met leven te maken heeft.
Of zo U wilt net zo min als eten en
drinken en slapen.
Het is allemaal nodig, maar het zijn
als het ware de onmisbare benodigd
heden vooraf. Als dat allemaal gebeurd
is, kan het leven beginnen.
Voor heel veel mensen is het werk
buiten het werkelijke leven komen te
staan.
Niet dat ze allemaal dan gedurende
die werkuren met een sjagrijnig gezicht
rondlopen. Zo goed als het in de kap
perssalon soms heel genoegelijk kan zijn
zo kun je er ook bij het werk door en
met elkaar echt wel wat van maken.
Maar dat heeft dus met wat je doet
niets meer te maken.
Want tussen werk en leven gaapt
voor heel veel mensen een diepe kloof.
En naar mijn idee zal deze kloof alleen
maar groter worden bij de maatschap
pelijke situatie zoals we die vandaag
kennen in de geïndustrialiseerde landen.
Mechanisering en automatisering zul
len zorgen voor een steeds verder gaan
de vereenvoudiging van het werk.
En ik kan me best voorstellen dat
iemand ook niet echt voldoening zal
kunnen vinden in het de ganse dag in
het oog houden van een paar metertjes
en lampjes in een wellicht niet eens zo
verre toekomst, ook al kan hij dat dan
in z'n zondagse pak doen en ook al
hangt er dan nog zo veel van zijn op
lettendheid af.
En dan blijft dus waar, wat ik als
titel koos het leven begint, voor heel
velen, na vijven.
En zoals de zaken nu liggen moeten
we daar maar niet al te verontrust over
gaan doen.
Want dat is, dacht ik, een intuïtief
gezonde reactie op de stand van zaken.
Gezond inderdaad, want als je nog wat
plezier over wilt houden in het leven
dat God ons op deze aarde geeft, dan
moet je zo'n manier werken wel buiten
je leven houden.
Dat zeggen deze mensen dan ook
zelf.
Overigens mag dit onze gereformeer
de gemoederen wel bezig houden. Want
dit is nu niet bepaald de manier, waar
op wij gewend waren over de arbeid
te denken.
En verder kon deze mentaliteit tegen
over de arbeid toch wel eens een sterker
stempel op een mens en z'n mentaliteit
tegenover het leven als geheel zetten
dan zo oppervlakkig blijkt.
En vandaaruit zouden wel weer eens
de nodige gevolgtrekkingen te maken
zijn ten aanzien van de kerk, en het
werk van de kerk, ook voor en door
deze mens.
En verder zal het nog de vraag zijn
of we deze situatie dan maar als nood
zakelijk gegeven hebben te aanvaarden.
Want dat die ideaal is, waag ik wel
te betwijfelen.
Maar om daar verandering in te
brengen zal meer kosten dan enige
denkwerk.
Dan zal er nog heel wat gesleuteld
moeten worden aan onze maatschappij.
En dat wordt dan nog weer een heel
ander verhaal.
P. C. MEIJER.
Het is prachtig weer. Zelfs de bouw
vakkers treffen het. Het is hun van
harte gegund. De boeren hebben het nu
zwaar. Zij maken lange dagen en wer
ken in het zweet huns aanschijns. Maar
het is een prachtig bedrijf. Ze zijn
medewerkers van God, die de wasdom
geeft. Maar overigens krioelt de mens
heid als een verstoord mierennest door
elkaar. Overal verschijnen de toeristen.
Je herkent ze dadelijk aan hun manier
van lopen en van kijken.
Eigenaardig is, dat ook in vacantie-
tijd de mensen zichzelf gelijk blijven.
Je zou denken, dat stedelingen de een
zaamheid zoeken van de hei en het uit
zicht van de verre horizont. Maar nee,
ze zetten hun tenten in een rijtje'op de
camping, precies zoals thuis in de straat.
Zo gezellig
Ik was op een prachtige warme zon
dagmiddag in de ongelooflijk mooie
bossen met vijvers even buiten de wal
len van Veere. Een stukje paradijs
Maar ik was er met mijn familie hele
maal alleen. Pas toen we weggingen
ontdekten we een jongen en een meisje.
Die hadden het geschoten.
Genieten is een kunst. Vacantie vie
ren ook. Het zit 'em niet in de verre
reizen. In wat alle anderen doen. In
wat de advertenties zeggen. Je moet je
eigen genoegen ontdekken. Elk diertje
zijn pleziertje
De een neemt als vacantielectuur de
Acta der Synode mee. De ander de
laatste Simenon. Een derde stopt net
nog het tweede deel van Berkouwers
studie over de Heilige Schrift in zijn
koffer. Een vierde koopt een puzzel
boek voor regendagen.
Ik dacht dat je alleen maar genieten
kunt door de verwondering en de dank
baarheid. Ons leven en deze wereld is
gelukkig nog wat anders ook dan een
tranendal.
Wat een feest is het alleen al om
eens een week lang geen krant te lezen
en geen radio of T.V. aan te hebben
staan. Dan pas ben je echt „uit".
Toch vergeten we de anderen niet.
Een egoïst kan niet echt genieten. Een
bepaald percentage van onze vacantie-
uitgaven moeten (liefst van tevoren)
gestort worden op de girorekening van
het een of andere goede doel. Want
terwijl wij lachen zijn er zovele ande
ren, die huilen.
Je hoeft daar echt niet altijd aan te
denken. Dan vergaat het lachen je. En
dat mag niet Maar je moet er wel eens
aan denken. En er wat aan doen An
ders smaken de kersen je niet, waarop
de Here God je in de vacantie tracteert.
Die kersen ontleen ik via-via aan een
stukje van Dr. Buskes over Professor
Van der Palm. (Kunt U groter tegen
stelling indenken dan tussen die twee
U ziet de vacantie gooit alles door el
kaar)
Het sprak me te meer aan omdat ik
van huis uit kersen associeerde met
tracteren en met vacantie. Er werd bij
ons thuis altijd op kersen gefuifd na een
geslaagde overgang of een met succes
afgelegd examen.
Kersen
„Vakantie is een kans, die God ons
geeft. Het vacuum de vakantie
mag gevuld worden tot aan de rand tot
dat het overloopt:
Mijn beker vloeit over, staat er in
Psalm 23. Er is ook een vakantiebeker,
die God tot aan de rand vullen wil en
wij mogen met volle teugen drinken.
Professor Van der Palm, een profes
sor in de theologie in de vorige eeuw,
een wat ouderwetse man zelfs in zijn
tijd, heeft eens een woord gezegd, dat
ik prachtig vind „God zorgt altijd voor
zijn kinderen, maar in -de zomer trak
teert Hij ze op kersen".
Die professor Van der Palm had het
door.
Laat u door God trakteren in uw
vakantie, zodat deze vervuld wordt van
Zijn heerlijkheid."
A. D.
Erg blij was ik met een bericht, dat ik
van Ds. Korfker kreeg. Wie Korfker
zegt, zegt Barneveld en wie Barneveld
zegt, zegt Korfker. Dertig jaar heeft
collega K. daar gestaan. Hij is nu 84
jaar en woont als emeritus in Zwijn-
drecht. Ik ben eens (vóór de oorlog)
bij hem in de kerk geweest, toen ik met
onze knapenvereniging, zoals dat toen
heette, op de Veluwe kampeerde.
Van de preek herinner ik me niet
veel, doordat ik gedurende heel de
dienst al mijn energie nodig had om die
jongens in Christelijk fatsoen te hou
den. Ik schaamde mij ontzettend, want
het lukte maar zeer, zeer gedeeltelijk.
Ds. Korfker had mijn artikeltje „Za
lig" in een vorig no. van de Z.K. ge
lezen en schreef mij daarover. Hij was
het met mij eens, dat de populaire ver
klaring, dat „zalig" vol zou betekenen
onjuist is. Maar hij bestreed mijn op
merking, dat „zalig" iets te maken zou
hebben met licht of met schittering. Ik
had het, dacht ik, ergéns zo gelezen of
gehoord. Maar coll. K. beroept zich op
zijn oude leermeester, de grote talen
kenner Prof. Jan Woltjer (ik ben maar
een leerling van Prof. Rob Woltjer)
die verklaarde zalig komt van het Go-
thische seels. En dat hangt weer samen
met het Griekse soos, dat gered, behou
den, gezond of veilig betekent.
Ik ben Ds. K. dankbaar voor zijn
correctie. Ik ben blij, dat hij nog zó fit
is, dat hij uit preken kan gaan en dat
hij interesse voor studie houdt.
Laat mij me tenslotte ook op een oude
(gemeenschappelijke) leermeester be
roepen, namelijk op Prof. Geesink.
Volgens Geesink waren er drie mid
delen om oud te worden en jong te
blijven, namelijk studie, humor en ge
bed. A. D.
Poortvliet.
De kerkeraad vergaderde 6 juli. De
vele vacanties zijn ongetwijfeld oorzaak,
dat weinig ingekomen stukken te verwer
ken zijn.
Enkele genomen besluiten: Medewerking
werd verleend aan het Interkerkelijk Over
leg der Protestantse Kerken te Bergen op
Zoom, inzake de gezamenlijke kerkdiensten
in het Alg. Burgergasthuis aldaar.
In verband met het zeer m cizame ver
loop van het beroepingswerk, werd het
besluit genomen een vergadering met de
kerk van Tho.'en te beleggen, teneinde te
trachten een Commissie, bestaande uit le
den der beide kerken, te vormen, die spe
ciaal dit beroepingswerk zullen ter hand
nemen.
Na schifting van diverse aanvragen om
financiële hulp werd een drietal Stichtin
gen van barmhartigheid gesteund met een
gift.
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
54)
Een scherp, kort hoornsignaal rukte Hertha uit haar
overpeinzingen. Uit een zijweg kwam de auto van dokter
Van Leeuwen, die stopte, toen hij de verpleegster zag.
Weldra stonden de twee vehikels naast elkaar op de weg.
„Bijzonderheden in Landdorp, zuster vroeg hij.
„Bijzonderheden niet, dokter." Zij noemde een aantal
namen op, in wier woningen zij geweest was.
„Mooi. Gelukkig. Hier in Zeeduin wordt het er niet
beter op. Ik ga nu een uurtje naar huis, om wat tc rusten
en dan maar weer naar Landdorp. Ik zou wel willen, dat
u in de loop van de middag eens naar Eppo van Dalen
ging. Zijn vrouw heeft een zware longontsteking en de
toestand van zijn dochter vertrouw ik ook niet. Zowat
allen hebben er griep. Hij zelf is nog op de been, maar
dat is ook alles. Het is me er een toestand. Ik kom er
juist vandaan."
„Het lijkt mij het verstandigst, er onmiddellijk heen te
gaan, dokter. Ik ben er nu dichtbij."
„Goed, zuster. U kunt er allicht wat doen. En dan wil
ik u ook nog even vertellen, dat mijn vrouw de strijd
gewonnen heeft. Vrouwen winnen het altijd, niet, zus
ter?" lachte hij.
„Ik kan er niet over meepraten, dokter."
„Nu, het is toch zo. Ik mag het niet langer alleen doen.
'k Heb vanmiddag mijn neef Alfred opgebeld, of hij mij
een paar weken komt helpen. Hij kan dan voornamelijk
Landdorp voor zijn rekening nemen. Tenminste als hij
komt. Hij vreesde, dat het niet gaan zou. Maar hij zou
zijn best doen. Vanavond weet ik wel meer. En als hij
niet kan, moet een ander worden gezocht. Ik ga toch heus
voelen, dat ik geen dertig meer ben. Nu, zuster, tot ziens.
Overwerk u niet. Zal ik voor u ook zien hulp te krijgen
„Laat ons het deze week nog aanzien, dokter," zeide
Hertha mat.
„Maar dan ook geen dag langer, 'k Zou niet graag
willen, dat het mis liep. Ik ben u hoogst dankbaar, voor
wat u aan mijn mensen doet, zuster," zeide hij op warme
toon. „En overal, waar ik kom, is men dankbaar."
„Ik doe mijn plicht," meende Hertha eenvoudig.
„Méér dan je plicht, meisje," mompelde dokter Van
Leeuwen, toen hij naar Zeeduin reed. „Je bent goud
waard. En je christendom is niet opgesmukt, dat moet ik
bekennen."
Hertha reed de zijweg in, die zo juist door de dokter
verlaten was. Zijn mededeling betreffende dokter Van
Stralen had haar heftig aangegrepen. Het was haar, of
zij boven het ronken van de motor haar bonzende hart
hoorde. Er was nog één hoop dokter Van Stralen vrees
de, dat het niet gaan zou. Zij hoopte het vurig. Dan kwam
er wel een andere dokter.
Dan dacht zij aan de man, die zij nu ging bezoeken,
boer Eppo van Dalen. Zij kende de boerderij alleen van
aanzien. Zij was er nog nooit geweest. En de stem van
de boer had zij nog nooit vernomen. Zij wist alleen met
zekerheid, dat hij haar niet lijden mocht, omdat zij de
stoot tot de zo gezegende evangelisatiearbeid in Zeeduin
gegeven had.
Sinds de avond, waarop zij aangevallen was door de
twee mannen, in wie Krijn Vermeulen knechts van Eppo
van Dalen had menen te herkennen, had men haar niet
meer lastig gevallen. Wel had zij enkele maanden later
een dreigbriefje ontvangen, maar zij had er geen aandacht
aan geschonken, het zelfs aan niemand laten lezen. Zij
vermoedde, dat het uit dezelfde bron kwam.
Er was evenwel niets meer voorgevallen. Vermoedelijk
zag men in, dat verzet toch niet baten zou. Want niet
alleen ging de zondagsschoolarbeid gestadig door, maar
het evangelisatiegebouwtje was er ook gekomen, nog wel
van steen opgetrokken. Dominé Misset had de hele .classis
er voor gespannen. Het geld was er gekomen. En één
avond per week kwam er een predikant, soms ook wel
des zondagsavonds. Het gehoor nam steeds toe. Er was
een rijk gezegend Kerstfeest gevierd. Wel was de alge
mene stemming in het dorp niet bepaald gunstig voor „de
vrome beweging", zoals men het werk betitelde, maar
pertinente vijandschap was er niet. Zij kwam door de
griepepidemie in tientallen van huizen, bij mensen, die
het gebouw bezochten, doch evenzeer bij lieden, die van
godsdienst absoluut niet weten wilden, maar nergens be
speurde zij haar tegen de „beweging", terwijl toch ieder
wel wist, dat zij in het werk een groot aandeel had gehad
en nóg had.
Alleen wist zij niet. hoe het bij Eppo van Dalen zou
zijn. Maar hoe dat ook was, ook daar zou zij helpen, als
overal. Zelfs al werd zij onvriendelijk ontvangen, waar
voor zij enige vrees koesterde.
Hertha's vermoeden bleek gegrond. Toen zij het erf
opgereden was, waar niemand te bespeuren viel, de voor
deur opende en weldra binnentrad in een ruim vertrek,
zag zij de boer bij de kachel zitten. Hij had haar zien
aankomen, maar hij stond niet op en verwelkomde haar
met geen enkel woord.
„Goeden middag, Van Dalen," zei Hertha met haar
vriendelijke, welluidende stem. „Ik kwam onderweg de
dokter tegen en hij zeide mij, dat de toestand hier niet
zo gunstig was en er allicht wat voor mij te doen zou zijn.
En dan ga ik natuurlijk onmiddellijk. Waar zijn de pa
tiënten
„Ze zijn hier allen ziek," bromde de boer. „Hiernaast
liggen mijn vrouw en mijn dochter. De meid is boven op
bed. De knecht is ook ziek. En mijn twee getrouwde
knechts heb ik vandaag nog niet gezien. Zeker ook al
griep, 't Is een ellendige boel."
„U hebt zelf ook de griep onder de leden, Van Dalen,"
zeide Hertha. „Het is u zo maar aan te zien."
„Ik geloof het ook," bromde hij. „Maar ik zal het wel
op de been houden."
„U was toch heus beter op bed," hield Hertha vol.
„Anders wordt het veel erger."
„Je praat naar je verstand hebt," antwoordde de boer,
zo lomp mogelijk. „Ik kan de boel toch niet alleen laten
staan."
„Neen," meende Hertha, steeds vriendelijk blijvend,
hoewel het haar niet gemakkelijk viel, „dat weet ik wel.
Daar moet dan natuurlijk wat op gevonden worden. Over
al in het dorp zit men met moeilijkheden. Ik mag wel even
naar de patiënten lopen
„Ga je gang," bromde hij. „De dokter is overigens pas
geweest."
(Wordt vervolgd)