Uit de Gemeenten EIGEN en VREEMD SAMEN SPRAAK Stille hulp van Wereld-diakonaat VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD Naar aanleiding van de apartheids politiek van Zuid-Afrika, schreef ik, dat ik niet geloofde aan „ras, bloed en bo dem". Over dit zinnetje kreeg ik een paar brieven. Ik ga nu niet in op het rassenpro bleem (daar heeft de Wereldraad van Kerken prachtige publicaties over uit gegeven maar reageer op één opmer king uit de brief van br. v. Z. te S. Hij schrijft „Voeren de Joden op het ogenblik niet een dergelijke verder felijke politiek, door hun staat te bou wen op de Joodse godsdienst. Dat is toch niet echt democratisch". Ik antwoord, dat ik nog nooit klaar ben gekomen en wel nooit klaar komen zal met het Joodse vraagstuk. Het Jodendom blijft „the riddle of history". Het raadsel der geschiedenis. Mogen ze, kunnen ze, een gewone, mo derne staat stichten, zonder voorkeur voor ras of religie Zijn de Joden van vandaag nog steeds Gods volk en zijn b.v. de Jorda- niërs dat niet In hoeverre gingen met de stichting van de staat Israël profetieën van Je- saja en Ezechiël in vervulling Ds. Tazelaar (Weesp) schreef een boek over de Joden, onder de titel „Gij blijft mij onvergetelijk" (Jesaja 49 16). Prof. Aalders was van mening, dat al die beloften nu, na het Pinksterfeest, betrekking hebben op de kerk. Er wordt in de kring van onze theo logen niet gelijk over al die vragen ron dom Israël gedacht. En ik ben al te vaak van mening veranderd, dan dat ik hier een uitspraak durf te doen. Wat de verhouding van politiek en godsdienst betreft (voor de Joden is ras en religie vrijwel identiek heb ik veel geleerd uit een oude brochure van De Wilde (vader van minister De Wilde) ..Om de vrijheid". Hij wijst daarin op het genie van Willem van Oranje, die tot ergernis van de Calvinistische domi nees, de nieuwe staat niet wou koppe len aan de nieuwe religie (protestantis me Het zou een oplossing zijn voor het Midden-Oosten een Palestijnse staat, met gelijke rechten voor alle rassen en religies. Maar de Joden willen een eigen, een Joodse staat. En misschien hebben ze gelijk. Zeker emotioneel. Zou het helpen, als we de leden'van het Kneset (parlement) allemaal een exemplaar toezonden van „Wijsbegeer te van de Wetsidee" door Prof. Dooye- weerd In ieder geval is het bevrijdend als je leest de verschillende wetskringen uit elkaar te houden, bijv. ras en religie; politiek en ras religie en politiek. A. D. Het werelddiakonaat van de gere formeerde kerken wordt ook telkens ge confronteerd met noodsituaties, waarin alleen in alle stilte geholpen kan wor den. Een publikatie zou de ontvangers in moeilijkheden kunnen brengen en de hulp misschien onmogelijk maken. Dit is het geval wanneer politieke en psy chologische factoren een rol meespelen. Er zijn tenslotte ook volkeren die het, net zo min als een individueel persoon of een gezin, prettig vinden wanneer een grotere gemeenschap te weten komt dat men geholpen wordt. Het gerefor meerde werelddiakonaat heeft voor „stille" hulp alleen al in de maand mei voor 43.350 gulden uitgegevenvoor een belangrijk deel ging het hier om voedselhulp. De kerken overzee willen het liefst zó geholpen worden dat geen voedsel hulp meer nodig is en dat men zelf kan helpen. Met andere woorden, zij vra gen om hulp bij opbouwwerk. De ker ken helpen dan niet alleen hun eigen leden, zij willen dienstbaar zijn aan alle mensen in een bepaald gebied. Dit is het geval in Narowal in West-Pakistan, waar de landbouwkundige J. van der Linden (uitgezonden door de gerefor meerde kerk te Voorschoten) en de technicus J. Neve (uitgezonden door Leidschendam) met hun Pakistaanse collega Percy Dean werken. De Pakistaanse kerk tracht daar aan vullend op allerlei overheidswerk de arme boeren te helpen aan grotere op brengsten en men probeert de mensen zonder ook maar een klein stukje grond en onder hen zijn de meeste christe nen te helpen aan een beter bestaan. De Nederlandse Heide Maatschappij heeft over de ontwikkelingsmogelijkhe den zo juist een rapport uitgebracht. Zaamslag. Ds. L. Zwaan, gekomen van clc Re formed Church van Palmerston (Nieuw- Zeelandzal bevesFgd worden op zondag 16 juli door zijn vader Ds. L. Zwaan van Amerongcn. van een B.L.O. school werkzaam zijn. God zegene zijn gezin en arbeid. Zondag 18 juni mochten wij een extra gift ontvangen van 100,De gever of geefster hartelijk dank. Poortvliet. Het gezin van br. J. Dorenbos is vanuit onze gemeente vertrokken naar Zwolle. Slechts 3 jaar heeft hij op ons eiland ge woond. Ook in Zwolle zal hij als hoofd Nieuwerkerk. 1. Vorige maal maakte ik melding van enige zieken zr. J. Bij de Vaatc was ge lukkig al heel spoedig weer thuis en mocht haar werk hervatten. Jakob v. d. Spek uit Bruinisse hoopt op een spoedige thuis komst. In Oosterland stierf de vrouw van onze br. W. Capelle. Zij was lid van een andere kerk (Geref. Gem.), heeft liefdevol Capelle Sr. in haar huis.verzorgd, tot deze onlangs (februari) op hoge leeftijd stierf. Nu is zij zelf heengegaan. Zalig zijn de vredestichters, heeft Christus gezegd. En dat was zij. Dat was genade, al sprak ze er niet zo over, althans niet aan een ieder. God sterke onze broeder en zijn dochter en verloofde. 2. Vacature vervuld br. Joh. Rotte, in de plaats van de aftr. br. J. M. den Haan, verkozen en benoemd als ouderling, heeft deze roeping aanvaard. Bevestiging D.V. zondag 2 juli, in de namiddagdienst. 's Mor gens hoop ik in Oosterland het H.A. te bedienen en dan zal hier D.V. voorgaan br. Jansma, om half elf. 3. Huwelijk In ondertrouw zijn gegaan Wim Rentier en Els van Driel (uit Brui nisse). We feliciteren hen daarmee; D.V. zal de huwelijksbevestiging plaats hebben vrijdag 14 juli a.s., 's middags 3 uur, in de Geref. Kerk te Nieuwerkerk. 4. Tot zover ditmaal. Een groet, inzon derheid aan hen, die eenzaam zijn. Nieuwerkerk J. H. B. De mens werd in den beginne door God geschapen in ware kennis van God, gerechtigheid en heiligheid. Dat is naar Gods beeld en gelijkenis. Het functioneren van dit beeld is de zaligheid van de mens. Dat is de glorie van de mens, zoals een glazen dakpan schitteren kan als een juweel, wanneer het zonlicht er door wordt weerkaatst. Of een niet ge kalkt stuk glas van een tomatenkas. Die verbondenheid tussen glas en zon is het functioneren van de mens als mens als beeld van God. Maar er is wat gebeurd met de mens. Het glas is nog wel glas, maar het weerkaatst geen zonlicht meer. Het beeld van God functioneert niet meer. Dat is de zonde. De mens is niet meer op God gesteld. Niet meer samen, maar alleen. Hij is vervreemd van God en ook van zijn mede-mens. Het grote geheimenis samen met God) en het kleine (samen met de naaste) is geschonden. Het beeld Gods is niet weg, maar doet het niet meer. Nog erger het doet het verkeerd. Twee dingen zijn daarvan het gevolg. In de plaats van de liefde kwam het wantrouwen en het egoïsme. Maar daarnaast kwam er een onuitroeibare hunkering het heimwee. De haat blijft begeleid door een hun kering naar liefde. Want nooit kan de mens zijn oorsprong kwijt raken. De zonde blijft dan ook altijd een vreemd raadsel. Er is niets, dat ons zó eigen is als het feit, dat we niet zijn, zoals we we zen moeten. De zonde is ons eigen, maar tegelijk is ze ons vreemd, want ons geweten weet, dat we zo niet mogen zijn. We zijn wel boos en verkeerd „van nature", maar de zonde wordt toch nooit natuur lijk voor de mens. In zijn geweten en zijn berouw distantiëert hij zich van zijn zonde. Maar daarmee distantiëert hij zich ook van zichzelf. En weer blijkt de vervreemding. De mens-als-zondaar is niet alleen vervreemd van God en de naaste, maar ook van zichzelf. In de moderne kunstuitingen schreit hij en gilt hij zijn eenzaamheid uit. Een beest neemt de dingen, zoals ze zijn en heeft geen hart, dat onrustig is. Maar de mens is ellendig, doordat hij zich niet thuis kan voelen in 'n wereld, die vol zit van doodgaan en ook niet thuis is bij zichzelf vanwege zijn een zaamheid. Er zit in de zonde altijd iets eigens, n.l. onze persoonlijke schuld „Ik heb gedaan, wat kwaad was in Uw ogen". Maar er zit ook iets vreemds in iets buitenpersoonlijks, een mysterieuze en griezelige werkelijkheid, die buiten en boven onze wil zich bevindt. Daarom spreekt de bijbel ook over de verleiding en zelfs over een verleider. In Genesis 3 was er een vreemde in stantie en die is er nog steeds. Hoezeer we ook verzondigd zijn, we zijn niet met het kwade vereenzelvigd. De mens is geen duivel geworden, maar zondigt in dwaasheid, bedrogen door het schijn baar goede. Hij loopt er (hoezeer ook wetens en willens) toch altijd weer in. Deze spanning tussen het eigene en 't vreemde van de zonde hangt samen met de spanning tussen ons oorspron kelijke mens-zijn, dat zich nooit verloo chent en ons werkelijke mens-zijn. De mens, zoals hij reilt en zeilt in de tegenwoordige wereld is op de een of andere vaak heel verkeerde ma nier, religieus en zoekt naar gemeen schap met God en hunkert naar het humanum. Wij beleven allemaal de vloek van het niet zijn, wat wij moesten zijn, en wat we oorspronkelijk eigenlijk waren en wat we in de Messiaanse toekomst zullen zijn. Deze belevenis toont duidelijk aan, dat de grondstructuur van het beeld Gods niet kan verdwijnen en niet kan veranderen. De zonde bracht niets nieuws. En de duivel is nooit origineel. U kunt dan ook onmogelijk een barst zien enkel maar een barst. Wat u zien kunt, is een gebarsten ruit of een ge barsten vaas. Het is natuurlijk onzin om te zeggen, dat haat een vorm van liefde is. Maar wel zit er in de haat alleen maar het tegendeel van de liefde. Niets anders. En het is duidelijk, dat ongeloof ook een soort van geloof is. Een nee-geloof. Van uit de ervaring kennen we slechts de mens in de zonde. Maar ons spreken alleen al over „zonde" veron derstelt, dat we van meer weet hebben dan van de ervaring. Door ons geloven in God en ons ken nen van de Here Jezus weten we, dat de grondstructuur van het mens-zijn. het zijn-in-de-liefde is. Maar daarmee wijzen we boven de werkelijkheid van eigen tijd en ruimte uit,- een werkelijk heid, die niet alleen door de dood wordt bedreigd, maar door de dood wordt beheerst. Maar de mens is niet geschapen om te sterven Daarom zal het „in de lief de zijn" de dood overwinnen. A. D. FEUILLETON door H. NOORMAN 52) Het was uren later, toen Hertha weer op „Repos ailleurs" weerkeerde. „Van Binsbergen is overleden," zeide zij in antwoord op de vragende blik van juffrouw Saaman. En dan „Ik ga maar direct naar mijn kamer. Ik voel mij niet erg wel. Neen, 'k heb nog niet gegeten. Maar dat doet er niet toe." Bovengekomen, wierp Hertha zich, moe naar lichaam en ziel, in een fauteuil en sloot de ogen. De bekentenis van Van Binsbergen woog haar zwaar. Zij was de enige vrouw geweest, die hij ooit had lief gehad. En hij had zich nooit verklaard, omdat hij haar niet wilde binden aan een wrak. Zij was het geweest, die in hem een strijd ontwikkeld had. Zij trok hem, onbewust en onwetend, naar de aarde. En hij was er dankbaar voor geweest, omdat hij door haar had geleerd, het aardse vol komen los te laten en alleen op het hemelse het oog te richten. En terwijl hij streed, dacht zij aan dokter Van Stralen, die naar haar hand dong en zich reeds lang verklaard zou hebben, indien zij hem niet opzettelijk ontweken had, met de Kerstdagen en ook door met de Pinksterdagen enige vacantie te nemen. Van Binsbergen dokter Van Stralen. Zij had nooit één ogenblik aan Van Binsbergen gedacht. Hij had ook nooit om wederliefde gevraagd. Ook die middag had hij niet gepolst, of hij op wederliefde had mogen hopen. Zij had voor hem afgedaan. Hij had immers alles, alles los gelaten Hij had het haar alleen meegedeeld, om haar te danken voor wat zij voor hem geweest was. Zij voor hem geweest Zij meende van niets. Hij zeide van veel, van alles. Zij had hem geheel voorbereid voor de hemel. Zij moest met hem in aanraking komen. Want God wilde hem door baar, die hij liefhad, leren, dat Zijn wil anders was en dat hij zich overgeven moest. Van Binsbergen dokter Van Stralen. Zij had de dok ter in Rotterdam lief. En in ditzelfde vertrek had Van Binsbergen meermalen vertoefd en zij had geluisterd naar zijn ietwat schorre stem, die over alles praatte, behalve... over zijn mateloze liefde voor haar. Het duizelde Hertha Zij voelde zich door en door vermoeid Van Binsbergen dokter Van Stralen. O, zij had Van Binsbergen niet liefgehad. Zij had geen ogenblik aan hem gedacht. Haar hart ging uit naar de jonge, sympa thieke dokter, diezich om God niet bekommerde Zij trok naar het vergankelijke aardse. En terwijl ze dat deed, was zij het middel geweest, om Van Binsbergen's zieleogen op het hemelse te vestigen. Was het niet, om te duizelen Van Binsbergen dokter Van Stralen. O, als het voor haar realiteit was, wat zij aan het sterfbed had gehoord en bespeurd, dan mócht zij geen ogenblik meer aan dokter Van Stralen denken. Zij moest de dode van Landdorp volgen afstaan van alle eigen verlangens cn begeerten. En alleen Gods wil doen. Nog steeds zat Hertha met gesloten ogen. Toen vouwde zij ook de handen. En in de geest vertoefde zij bij Van Binsbergen, wie zij de ogen had toegedrukt bij de man, die haar had lief gehad. En zij wist het niet. Dokter Alfred van Stralen gleed naar de achtergrond. In de geest voelde Hertha zich één met Frederik van Binsbergen, de dode van Landdorp. En in haar ziel daalde een rust, die zij in maanden niet gekend had.. HOOFDSTUK XV. Hertha sloeg het portier dicht, nam plaats achter het stuurrad, zette de motor aan en weldra gleed haar auto over de weg van Landdorp naar Zeeduin. In de nazomer was zij er toe overgegaan een kleine auto te kopen. Meermalen had zij er over gesproken tot zij tenslotte, mede op raad van dokter Van Leeuwen, er toe besloten was. En zij was dankbaar, dat zij er nu een bezat. In het gure najaar was zij droog gebleven, hoewel de regen was neergegutst. En toen de strenge koude kwam het werd een strenge winter, wat, volgens de mensen, niet behoefde te verwonderen, daar op een hete zomer een koude winter volgt zat zij rustig achter het stuur rad, flink ingepakt en bovendien enige verwarming onder haar voeten. Het aanschaffen van de auto was natuurlijk onderwerp van gesprek geweest in Zeeduin en Landdorp. Er waren er enkelen, die vonden, dat het niet te pas kwam, dat een vrouw een auto bestuurde. Dat waren de mensen in Land dorp, met wie ook dominé Misset vaak last had. Hertha lachte hen vriendelijk uit, toen men haar een aanmerking maakte over haar auto. „Waarom zou ik wel op een fiets mogen zitten en niet in een auto had zij gevraagd. En men had er niet veel op kunnen antwoorden.' Bepaald vermakelijk was het geworden, toen een van haar bedillers in Landdorp een ongeluk had gekregen en men per telefoon haar hulp inriep. „Dank zij mijn auto, was ik gauw bij je, baas," zeide zij later ietswat ondeu gend. „Anders had jij nog wel een half uurtje op mij kun nen wachten." En helemaal had zij het pleit gewonnen, toen zij zulk een Landdorper, die in Zeeduin was en die spoedig naar huis moest, eenvoudig drong in haar rijtuig te stappen en met hem naar huis reed. „Foei," zeide zij, „nu heb je je door een vrouw in een auto laten thuisbrengen." Hertha kon een potje breken. En na een paar weken vond men het heel gewoon, dat zij over de wegen reed in haar gloednieuw vervoermiddel. Er waren nog andere bedillers geweest. Het kwam niet te pas, dat het bestuur van het „Groene Kruis", zonder de leden er in te kennen, aan de verpleegster een auto gaf. De zuster was jong en sterk genoeg, om te fietsen. Moest voor haar een auto aangeschaft Ging daaraan de contri butie weg Er werd heel wat over gemompeld. En op de jaarvergadering der vereniging, die in oktober gehouden werd en waarop de belangstelling steeds miniem was de zaken gingen toch wel goed, beweerde men altijd waren nu in eens velen opgekomen. En zij hadden ditmaal heel scherp geluisterd naar het jaarverslag van de penning meester, dat evenwel heel niet sprak van de aanschaffing van een auto. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2