Samenspraak
Israël, de Apostel der Heidenen
Geporde mensen r
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
III
Het mag toch wel als een algemene
regel gesteld worden hoe klaarder het
betoog, des te levendiger de discussie.
En we hebben dat weer gemerkt op
onze ouderlingen-conferentie. Het zal
ook in de andere discussiegroepen wel
precies zo geweest zijn we tuimelden
over elkaar heen. Ja, er was weer een
uitstekende lunch. De kerk van Goes,
of je in Oost en West bent, is een
reuze-gastvrouw. Arnemuiden hoopt er
18 november een voorbeeld aan te ne
men. Of de meesten veel van de lunch
bewust geproefd hebben We moesten
weer naar de professor. En uit alle
groepen sprong de brandende vraag
naar voren wat is de norm en waar
ligt de grens De bijbel komt met heils-
gezag. Maar moet de formele autoriteit
dan geheel onder de tafel verdwijnen
Mag ieder de Schrift naar eigen inzicht
uitleggen
We kregen het ,,neen" te horen. De
norm ligt alleen in een eerlijke exegese.
De bijbel zelf heeft steeds het laatste
woord. Dat de bijbel het zegt het
formele gezag, mogen we nooit los ma
ken van wat de bijbel zegt en van wat
de bijbel bedoelt. Er kan van geen ge
loof in Gods Woord sprake zijn, als
dit niet gericht is op Christus. Elk ge
zag is ten diepste heilsgezag.
Het vraagt gebed en studie om steeds
weer het zelfgetuigenis van de Schrift
te grijpen. Bij de zes officiële stellingen
moest de professor ook dit poneren
,,Er zijn veel luie ouderlingen". Dat was
wel een stevige por. Maar we willen
geporde mensen zijn. En zullen het eer
lijk erkennen, dat we, als ouderlingen,
als predikanten ons schuldig maken aan
traagheid en gemakzucht. Alleen voor
de oprechten gaat het licht op. D.w.z.
alleen voor hen, die ernst maken met
hun ambt en hun verantwoordelijkheid.
We moeten zegt Ds. Overduin in
z'n nieuwste boek, worden als een man.
Uitgroeien tot volwassenheid ,,De vol
wassene heeft een fijngevoeligheid om
te weten waarmee, waarom en waarin
hij onverzettelijk of toegeeflijk moet
zijn."
Niet in lui-heid na-praten. Of, wat
soms even gemakkelijk is protesteren
en critiseren.
We staan voor allerlei onopgeloste
vragen zegt Prof. Polman onder
stelling VI.
Er zal nog wel veel over het Schrift
gezag gesproken en geschreven wor
den. Als we daarbij de Bijbel zelf maar
laten spreken. Naar Ds. Overduin op
merkt ,,Gods Woord moet als het
geestelijk voedsel verteerd worden en
nut doen. Tot geestelijke gezondheid,
kracht en volwassenheid. Dan beoefe
nen wij ook de heilige verdraagzaam
heid en de heilige onverdraagzaam
heid".
G. S. O.
Er ligt nog een brief uit Zoutelande, waarin de schrijver terug
komt op wat Dr Kuitert gezegd heeft in zijn T.V. programma
„Opspraak", namelijk dat het Paasevangelie vandaag niet vertolkt
moest worden zo, dat opa en oma het begrijpen, maar zó, dat ook
Han Lammers er oren voor heeft.
Ik had dit gezegde onderstreept, maar mijn briefschrijver is bang,
dat op deze manier het Evangelie aangepast wordt aan de ideeën
van de moderne mens en de ergernis van het Evangelie weggeno
men wordt.
Deze vrees is echt ongegrond. Als er iemand in woord en ge
schrift te keer gaat tegen deze aanpassing, dan is het K. Hij ver
geleek dit eens met een filter en verweet de mode-theologie van
vandaag, dat zij het Evangelie door een filter lieten gaan -een
filter, dat bestond uit het denkpatroon van de moderne mens
en wat daar dan doorheen kwam, dat was dan de verkondiging.
Onophoudelijk stelt hij ook de vraag ,,Wie, wat is die moderne
mens Die heb je net zo goed in soorten als dat je opa's en oma's
in soorten hebt. En zijn soms alleen de ongelovige moderne
mensen
Nee, wij kunnen de ergernis, die het Evangelie oproept (ook bij
de mensen van de voor-oorlogse en oorlogse generatie) niet weg
nemen. Want dan blijft er geen Evangelie meer over.
De vraag, die we hebben te beantwoorden, is deze Waar be
staat die ergernis van het Evangelie in
De mensen ergeren zich dikwijls aan ons, aan onze hooghartige
en eigenwijze manier van doen, aan onze liefdeloze houding of
ouderwetse manier van praten en dan gooien ze met het badwater
ook het kind overboord.
Ik heb veel ongelovige relaties gehad.
Ik heb ook gesproken in kringen, zowel van deftige humanisten
als in samenkomsten met asfaltjeugd, maar ik geef U de verzeke
ring, dat het niet meevalt om het zó te zeggen, dat deze mensen
er oren voor hebben.
Natuurlijk hebben we er geen van alle oren naar. We willen er
niet aan, aan de genade. Maar dat is de zaak hier niet.
De vraag is welke taal bezigen wij vandaag Welke beelden
gebruiken we Van welke begrippen bedienen we ons. Welke
problemen veronderstellen wij bij de ander
Wij moeten ,,de ander" toch proberen te bereiken. Zo als Paulus
deed, die zowel tot joden als tot niet-joden zó sprak, dat ze er
oortjes voor hadden.
Een schrijfster uit Zierikzee vraagt mij naar de betekenis van 666.
Ik had namelijk geschreven, dat de antichrist in deze wereld eens
orde op zaken zal stellen, maar dat dat de orde zal zijn van 666.
Dit geheimzinnige cijfer wordt genoemd in Opb. 13 18 Wie dit
teken van de antichrist niet draagt zal vogelvrij worden verklaard.
Het is eigenaardig, wat er met dit getal al niet berekend is. Je
staat versteld van de vindingrijkheid der mensen. Ze hebben in 666
de verborgen aanduiding willen lezen van Nero, van Napoleon,
van Hitier en dergelijken.
Ds. Van den Bosch heeft (in de beginjaren van de oorlog) hier
een boek over geschreven. Ofschoon hij uitvoerig betoogde dat de
lezing 666 Hitier onzin was, hebben de Duitsers hem toch maar
gevangen genomen.
In het concentratiekamp van Amersfoort is hij jammerlijk omge
komen. Zijn boek is zeer de moeite waard.
Ik dacht dat de beste uitlegging deze is die rekent met de ge-'
tallentaal der Joden is hun apocalyptische literatuur. Zeven is het
getal der volmaaktheid. Zes van de bijna-volmaaktheid. Van het
net niet halen. De mens zal het vèr brengen De antichrist is heus
geen kleine jongen. En zijn orde zal magnifiek zijn brood, spelen
enz., op tijd vertrekkende treinen, enz., alles prachtig geregeld
(zie Orwell 1984), maar voor de Here Jezus en voor de belijdende
Kerk zal er geen plaats zijn. En wie niet buigt voor het beeld -
het teken van 666 niet draagt, zal het heel erg moeilijk zijn.
Omdat ze het zo goed voor elkaar zullen hebben bijna zeven,
zal de verleiding en de afval groot zijn. A. D.
De christelijke kerk mocht ook dit
jaar weer in aansluiting bij de kerk van
alle tijden en aan alle plaatsen Paas-
en Pinksterfeest vieren en tevens daar
tussen in op de Olijfberg ten Oosten
van Jeruzalem gelegen haar heerlijk
Hoofd en Heer hemelwaarts zien gaan.
Ze mag dan ook bij vernieuwing de
belofte horen van Zijn wederkomst, die
zeker is volgens het woord der engelen.
Als we deze feiten herdenken en eeuwen
terugzien is het merkwaardige voor ons
gevoel, dat we ons weinig aangesloten
vinden bij Israël.
'k Maak me sterk, dat velen van onze
lezers even vreemd opzien bij het lezen
van het opschrift boven dit artikel.
Paulus is immers de apostel der heide
nen. Inderdaad, maar ook bij hem den
ken we minder aan de jood, Saul van
Tarsen, dan wel aan de man die het
bij de heidenen zoekt, om ze te winnen
voor Jezus Christus. Israël, de apostel
der heidenen laat ik maar dadelijk
zeggen, dat ik deze benoeming of be
naming aantrof in een boekje van prof.
Koole ..Tenach of Oud-Testament".
Wij hebben de christenen uit de joden
wel wat al te veel gelijkgeschakeld met
ons zelf, alsof zij niet uit Abraham ge
sproten waren. We vergaten daardoor
maar al te gemakkelijk, dat de zaligheid
uit de joden is, omreden Jezus Christus
het ware zaad Davids is, zoals de z.g.
Catechismus het niettemin herinnert.
We vergeten o zo gemakkelijk, dat de
z.g. christenvolken het christendom te
danken hebben aan de uitstorting des
Heiligen Geestes of nog anders gezegd
aan de verhoogde Zaligmaker, die dit
heeft uitgestort, hetgeen ge nu ziet
aldus Petrus op de Pinksterdag uit
gestort op joodse mensen
Joden waren de eerste predikers van
het Evangelie, zowel in woord als in
geschrift. De zevenentwintig boeken
van het Nieuwe Testament hebben we
ontvangen uit handen van joodse scri
benten. Geschriften van heiden-chris
tenen zijn uit later tijd. Wonderlijk en
spijtig genoeg zijn er dan geen joodse
schrijvers meer voor de dag gekomen.
Zij, de joden, zijn al bitterder vijanden
van het kruis geworden, waar Paulus
onder tranen al weet van had. Hij heeft
dit voorziende zorg gedragen, dat er
predikers uit de heidenen in de kerk
optraden. Hij heeft zich schrap gezet
tegen een joods monopolie door zijn
weigering Titus, de heiden te laten be
snijden.
We moeten constateren dat, ofschoon
Jezus Christus de middelmuur des af-
scheidsels verbroken heeft en Hij bei
den, Jood en heiden één gemaakt heeft,
er toch een breuk gevolgd is na de eer
ste bekeringen en gemeentestichtingen
uit joden- en heidendom. Hoe kan men
dan spreken van Israël, de Apostel der
heidenen Men kan en moet dit doen
niet alleen al op grond van genoemde
feiten uit het eerste begin der kerk,
maar reeds geleerd door het Oud-Tes
tament.
Wel was Israël volgens Exodus 19:5
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
48)
Hertha las de laatste brief van de Van Laansma's, die
een week tevoren gekomen was om te zien, of er nog
iets in stond, dat zij bepaald beantwoorden moest.
Voor de ioveelste maal bleven haar ogen rusten op de
regels waarin mevrouw Van Laansma haar meedeelde,
pas dokter Van Stralen ontmoet te hebben. Hij liep op
de Heemraadsingel, had haar staande gehouden en zeer
belangstellend naar haar (Hertha) geïnformeerd. ,,Hij is
je dus nog niet vergeten," las zij weer, „en had gaarne met
Pasen naar Zeeduin willen komen, maar dat kan niet."
Neen, Hertha wist wel, dat dokter Van Stralen haar
niet vergeten was Als zij op de beide wandelingen in de
Kerstvacantie hem niet handig ontweken was door on
middellijk het gesprek op iets anders tc brengen, dan zou
hij zich reeds verklaard hebben. Maar dat had zij niet ge
wild. Zij was met zichzelf niet in het reine. Zij wist, dat
zij hem liefhad, maar zij wist óók, dat zij hem niet aan
vaarden mocht. In haar woelde al die weken een strijd
tussen haar luid kloppend hart en de zekerheid, dat zij
's Heren weg niet ging, als zij haar ja-woord gaf. Met een
zucht van verlichting en tevens met pijn in het hart had
zij hem zien vertrekken, na op tactische wijze zijn ver
zoek, haar zo nu en dan te mogen schrijven van de hand
te hebben gewezen. Voorlopig zou zij hem niet zien. Met
Pasen kwam hij niet, hoewel hij er, blijkens de brief uit
Rotterdam, nog wel aan gedacht had. En in de zomer zou
zij maken, met vacantie te zijn, als hij in Zeeduin ver
toefde. Haar hart hunkerde er naar hem te ontmoeten,
maar beter was, dat zij hem niet zag. Hertha oordeelde,
dat strijd vermeden worden moest. Als zij elkaar niet ont
moetten, dan bloedde mogelijk van beide zijden de zaak
dood. En mocht Alfred (in gedachten noemde zij hem bij
zijn voornaam) dan schriftelijk een aanzoek doen, dan
zou zij hem, met een bloedend hart, schriftelijk afwijzen.
Als tegen een berg zag zij er tegen op, hem te moeten
zeggen, niet te kunnen en niet te mogen, wanneer hij in
haar nabijheid was.
Want zij had hem lief met een verterende liefde.
En het mócht niet
Zij mócht geen juk aangaan met een ongelovige.
Het was de strikte eis van Gods Woord.
Hertha las het lange, epistel over, dat zij naar Rotter
dam schreef, om vervolgens tot een einde te komen.
Even aarzelde zij zou zij aan de Van Laansma's, die
als een vader en moeder voor haar waren, het geheim
betreffende dokter Van Stralen toevertrouwen Er was
niemand, die het wist. Van haar bittere strijd wist alleen
God. Maar aan niemand had zij verteld wat in haar om
ging. Even had zij op zekere keer vermoed, dat mevrouw
Van Leeuwen, de bedoeling van Alfred doorzag en be
greep, waarom hij met Kerstmis naar Zeeduin gekomen
was. Maar zij kon zich ook wel vergist hebben, want de
doktersvrouw was onmiddellijk over iets anders begonnen
te spreken en had na die tijd geen enkele zinspeling meer
geuit.
Nóg aarzelde Hertha zou zij aan de Van Laansma's
van haar strijd vertellen Met zekerheid kon zij zeggen,
dat Alfred van Stralen ernstig naar haar hand dong. Er
was geen twijfel mogelijk- Het was hem ook niet om een
flirtation te doen. Hij meende het oprecht. Hij had haar
liefd. En zij had hem lief.
En het mócht niet
Och, zij behoefde de Van Laansma's niet om raad te
vragen. Die zouden haar eenvoudig op Gods gebod wij
zen. En dat kende Hertha wel.
En hun van haar strijd vertellen Och, wat kwam zij
er verder mede Die moest zij maar alleen strijden, tot.
ja, tot wanneer
Met een energieke beweging een beweging, die zij
onbewust meermalen maakte en die haar iets mannelijks
gaf die bij haar patiënten steeds achting afdwong be
sloot Hertha de brief
„Van mij persoonlijk heb ik niets te melden verder.
Mijn gezondheidstoestand laat niets te wensen over. De
grootste vermoeidheid kan ik doorstaan. Ik kan niet dank
baar genoeg zijn naar Zeeduin te zijn gegaan. Er is niets,
dat mij hindert".
„Een leugen, Hertha mompelde zij overluid. „Een
schandelijke leugen, dat weet je wel
„Het is niet geheel onmogelijk, dat ik met Pinksteren
D.V. enkele dagen naar Rotterdam kom, als u mij hebben
kunt. Ik zou wel langer weg kunnen, maar het liefst be
waar ik mijn vacantiedagen voor de zomer, te meer, om
dat ge weer over het buitenlandse reisje hebt geschreven.
Het spreekt vanzelf, dat ik mij daarop zeer verheug.
Nu, mijn lieve mensen, me dunkt, dat ge over deze
lange brief tevreden kunt zijn. Ik heb die achter elkaar ge
schreven, maar moet nu spoedig op stap, om nog enkele
patiënten te bezoeken.
Weest Gode bevolen. Uw Hertha."
HOOFDSTUK XIV.
Toen Hertha van haar fiets stapte, om „Reposailleurs"
binnen te gaan, kwam juffrouw Saaman haar in het voor
tuintje reeds tegemoet.
„Er is een boodschap gekomen van mijnheer Van Bins-
bergen," zeide zij, „met de vraag, of je zo spoedig moge
lijk komen wilt."
„Is het minder met hem vroeg Hertha haastig.
„Dat kan ik niet zeggen. Maar ik kreeg de indruk, dat
er met de boodschap wel haast was."
Hertha had intussen haar rijwiel reeds gedraaid.
„Ik ga dan maar onmiddellijk naar Landdorp," zeide zij,
op de torenklok kijkend, waarvan de wijzerplaat juist
even zichtbaar was. „Het is bijna half één. Om één uur
kan ik er dan zijn. Ik werk dan Landdorp maar onmid
dellijk af, als ik bij mijnheer Van Binsbergen geweest ben."
„Zou je eerst niet je gewone uur rust nemen en dan
eten vroeg de hospita. „In deze hitte is het niet alles
naar Landdorp te rijden. Wacht tot twee uur."
(Wordt vervolgd)