Uit de Gemeenten
SAMEN
SPRAAK
Simon van Cyrene
WOORDJES LEREN
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
46)
Ik snap dat niet. Waarom zegt hij
niet gerichtheid i.p.v. intentie en waar
om niet oplossing i.p.v. solutie
Stellingen.
I. De Bijbel is het Woord van God en
heeft als zodanig volstrekt gezag. Het voor
beeld van Christus (Johs 10 34, 35, Matth.
4 4, Luk. 22 37, 24 44) en van de apos
telen (Hebr. 3 7, Hd 4 24, 25, Rom.
9:17, Gal. 3 8) stelt buiten alle twijfel,
dat de Schrift het ons door God gegeven
en geautoriseerde Woord Gods is.
II. De theopneustie der Schrift sluit
het auteurschap van de Heilige Geest over
de volle linie in, maar dit mag niet ver
staan worden in de zin van totalitaire in
spiratie.
III. Dit auteurschap van de Heilige
Geest is essentieel en qualitatief volstrekt
goddelijk en valt niet onder onze creatuur-
lijke dimensies. Het kan niet quantatita-
tief begrensd worden, is niet complemen
tair noch exclusief. Het schakelt het men
selijk auteurschap volledig in (Kuyper en
Bavinck spreken daarom van organische
inspiratie)
IV. Juist omdat de Heilige Geest de
Geest van Christus is heeft de Schrift een
eigen intentionaliteit, zodat de Belijdenis
terecht zegt, dat God ons in zijn trouwe
zorg voor onze zaligheid de Heilige Schrift
qeqeven heeft (Johs 20 31, Rom. 15:4,
2 Tim. 3: 15, 16).
V. Al deze factoren moeten in hun
volle omvang bezien om de aard van het
Schriftgezag te bepalen. De aard daarvan
moet bepaald vanuit de intentie, zodat dit
als heilsgezag vanuit Christus en zijn evan
gelie moet worden gezien. Wie dit uit het
oog verliest en vanuit de theopneustie
apriorische en formele conclusies trekt
vervalt in docetisme en minimaliseert de
menselijke factor. Al zal niemand het
mysterie van deze verbinding van de god
delijke en menselijke factor kunnen ont
raadselen, de Schrift zelf laat ons duidelijk
zien, dat hier allerlei beperktheden optre
den, die een fundamentalistische opvatting
van het Schriftgezag uitsluiten (gedacht
wordt aan de beperkte taalschat, antieke
denkpatronen, het cultuurpeil, het wereld
beeld, Oosterse mentaliteit, primitieve le
vensbeschouwing, Oosterse geschiedbe-
schrijving en allerlei eigentijdse beperkt
heden). Het is vooral H. Bavinck geweest,
die daarop reeds in 1909 uitvoerig gewe
zen heeft. Zie vooral de beroemde par.
117 van zijn Gereformeerde Dogmatiek.
VI. Hier staan we voor allerlei on
opgeloste vragen, waarbij elke goedkope
solutie een nieuwe nederlaag inluidt. Het
is ook een gevaarvolle weg (denk aan de
Kerugmatisering der Bijbelse historie en de
ontmythologisering). De kerk van Chris
tus kan dit echter aan, zo zij niet uit de
cirkel van Schrift en Geest (het getuigenis
des Geestes) wegloopt en zo in de Schrift
Christu ontmoet als haar Heer en Heiland.
Drie brieven.
Ik heb in de afgelopen week geen
enkele brief gekregen met critische re
acties op wat er in de Kerkbode stond.
Dat betekent natuurlijk niet, dat ieder
een het met mij eens is. Schrijft U toch
gerust. U hoeft waarlijk niet alles voor
zoete koek op te eten. We leven nu
toch immers in de tijd van de „mondige
gemeente"
De dominees weten tegenwoordig
heus wel, dat ze het niet alleen voor
het zeggen hebben
„Doet uw krop
Wijd op."
Vroeger heeft men mij verteld, dat
dit de berijming van Petrus Datheen
was, die hij gemaakt zou hebben van
Psalm 81 1.
Later heb ik ontdekt dat dit niet
waar was.
Maar wanneer iemand in ons gezin
aarzelt met zijn mening voor de dag te
komen, wordt hem toegevoegd „Doe
je krop wijd op".
Van de drie brieven, die ik kreeg was
er één zeer waarderend voor de inhoud
van de Kerkbode.
Met dankbaarheid kennis van geno
men.
Een tweede vroeg mij in een artikel
in te gaan op de vraag of de hemel een
plaats was, dan wel een toestand. En
als het een plaats was, waar die zich
dan ergens bevond in het heelal.
Ik moet eerlijk antwoorden, dat ik het
niet weet. Ik ken de meeste der spitse
redenaties, die over dit onderwerp ten
beste zijn gegeven. Maar zij bevredigen
mij niet.
Bovendien zijn de begrippen ruimte
en plaats, als je er goed over doordenkt
zeer ingewikkeld.
Het interesseert me ook niet zo erg.
Mijn belangstelling gaat uit naar de
aanschouwing van de Here Jezus en
zijn heerlijkheid. En naar de nieuwe
aarde. Ik kan echt inkomen in de vraag,
die Wortel (een boer in het mooie boek
van Felix Timmermans „Een boeren
psalm") op zijn sterfbed stelde aan zijn
pastoor „Er zal toch in de hemel wel
een stukje land zijn
„Waarom, mijn beste Wortel."
„Meneer Pastoor, wat moet ik daar
anders met mijn handen doen
Tenslotte een herinnering aan Prof.
Van Gelderen, onder zijn studenten be
ter bekend als „Katoentje".
Hij had ergens gepreekt en bij de
koffie daarna werd er nog wat
nagepraat. Over de preek natuurlijk,
waarin o.a. de hemel ter sprake was ge
komen. Een der broeders wou er graag
meer van weten. Hoe het er daar wel
uit zag
Prof. Van Gelderen liet de vragen
rustig over zich heen gaan, stond op
en zei met een beminnelijke glimlach
„Broeder, dat zullen we wel zien" en
zich tot mij wendend „Ga je mee een
wandeling maken
Er hoefde geen gesprek gevoerd te
worden onderweg.
Want Katoentje bleef met een ver
heerlijkt gezicht voortdurend prevelen
„We zullen wel zien". „We zullen wel
zien."
In de derde brief werd me gevraagd,
waarom het nog 10 dagen geduurd
heeft voor de Here Jezus na zijn hemel
vaart de Heilige Geest uitstortte. Die
tijd moet de discipelen toch wel ontzet
tend lang zijn gevallen
Inderdaad. Maar ik kan U geen be
ter antwoord geven, dan dat een school
kind eens gaf op uw vraag „Ze moes
ten toch zeker in de hemel eerst nog
een groot feest vieren".
A. D.
(Cliché welwillend ter beschikking gesteld
door de firma v. d. Hoeven 6 Knuijt
te Vlissingcn)
BEVESTIGING EN INTREDE
Ds. GROENEVELD
IN VLISSINGEN.
Ds. H. Groeneveld uit Bennekom, is
j.l. zondagmorgen in de Petruskerk te
Vlissingcn bevestigd als predikant van de
Gereformeerde Kerk aldaar. Bevestiger
was ds. A. G. Kornet met als tekst 1 Cor.
4 1.
In de avonddienst verbond ds. Groene
veld zich aan zijn nieuwe gemeente met
als tekst Joh. 3 3.
Na de dienst sprak de voorzitter van
de kerkeraad en ds. J. Meijer van Melis-
kerke, die de Classis Middelburg vertegen
woordigde, woorden van welkom.
De bijzondere kerkdiensten werden door
zeer velen bijgewoond, onder wie ook af
gevaardigden van de Hervormde Gemeen
te Vlissingen, van het Leger des Heils en
van het gemeentebestuur.
Over de ons zo bekende en toch ook
weer zo onbekende figuur van Simon
van Cyrene heeft een Zuid-Afrikaan,
een zekere Venter, een roman geschre
ven. Hij heeft de schaarse gegevens, die
de bijbel biedt aangevuld door middel
van zijn levendige fantasie.
Naar aanleiding van dit boek schreef
de heer Den Arend uit Oostburg een
bijbels toneelstuk, dat in Zeeuws-
Vlaanderen enige malen werd opge
voerd.
Het Centrale Weekblad schreef over
deze opvoeringen zeer waarderend en
noemde het een zeer verdienstelijk stuk.
Het mooie van dit volkstoneel is. dat
alle medespelenden, die allerlei kerke
lijke richtingen vertegenwoordigen, in
nerlijk geheel achter de inhoud van het
stuk staan.
Het valt niet mee om in onze kring
een beetje belangstelling te wekken voor
het Lekespel.
Maar het is buitengewoon fijn om
met een homogene groep samen te wer
ken en een goed stuk in te studeren.
Gelukkig zijn er de laatste tijd be
hoorlijk wat stukken verschenen, die de
moeite waard zijn. En niet alleen in het
buitenland.
In onze gereformeerde samenleving
wordt nog veel te veel tijd besteed aan
al of niet christelijke draken. Terwijl er
toch al aardig wat goed materiaal is
verschenen. Volgens de recensie van
het Centrale Weekblad behoort ook
„Figuren rond Jezus" van de heer Den
Arend te Oostburg tot dit goede mate
riaal.
Ik heb het stuk niet gezien, maar de
heer f.d.r. (C. W.) schreef:
„Het waren allemaal amateurs die wij
daar in Oostburg aan het werk hebben ge
zien en in de beoordeling van het spel moet
dat natuurlijk ook terdege in rekening wor
den gebracht. Men kan van mensen als
wij hier aan het werk hebben gezien na
tuurlijk geen grootse toneelprestaties ver
wachten die zich kunnen meten met het
beroepstoneel, maar dat alles in aanmer
king genomen mag zonder meer worden
gezegd dat „Figuren rond Jezus" op bijzon
der verdienstelijke wijze werd gebracht.
Af en toe lag het amateurisme er iets té
dik bovenop en werden dialogen gesproken
als lesjes die werden opgezegd.
Maar het komt ons voor, dat de oorzaak
hiervan minder in de spelers moet worden
gezocht dan in de regie. Wellicht zou het
aanbeveling verdienen in een geval als het
onderhavige voor de regie advies en/of
medewerking te zoeken bij krachten uit
het beroepstoneel.
Maar dat alles neemt niet weg, dat wij
(het zij nogmaals herhaald) bijzonder veel
waardering kunnen opbrengen voor de
prestatie die hier is geleverd. Persoonlijk
althans hebben wij er geen ogenblik spijt
van gehad de verre reis naar Oostburg
hiervoor te hebben ondernomen. fdr."
A. D.
WIL.
Een van die woorden, die tot misver
standen, zelfs tot afschuwelijke misver
standen, aanleiding geven, staat hier
boven.
Wat bedoelen we als we het hebben
over Gods wil 1 Wij moeten dat echt
wel even precideren, anders praten we
langs elkaar heen.
De verwarring wordt nog des te gro
ter, omdat wij in het Nederlands erg
slordig omspringen met het woord
„wil".
We hebben het over een lantaarn,
die niet wil. Een apparaat, dat het om
de een of andere reden niet doet, ver
tikt het.
„Dat ding, dat wil niet."
Maar het is geen quaestie van niet
willen, doch van niet kunnen.
Luther moet volgens het verhaal op
de rijksdag gezegd hebben „Hier sta
ik, ik kan niet anders".
Hij kon wel anders, maar hij wilde
niet anders.
In het Onze Vader bidden wij: „Uw
wil geschiede".
Dat heeft echter niets met berusting
te maken Hier betekent wil niets an
ders dan gebod, zoals blijkt uit de toe
voeging „gelijk in de hemel, alzo ook
op de aarde".
Magnifiek is de verklaring van de
Catechismus dat we ons ambt en be
roep op aarde net zo trouw vervullen
als de engelen de hunne in de hemel.
Volkomen er naast is de oude berij
ming van het gebed des Heren.
,,'t Is majesteit al wat Gij doet,
(vervolg op pagina 3)
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
Voorlopig kunnen wij het met haar „schuurtje" nog wel
doen. Het is mogelijk, dat er tegen de volgende winter
een grote verandering komt. Maar daarover straks nader.
Er is één grote tegenslag mijnheer Van Binsbergen is
sedert enige weken ziek. Zijn werk is wel zeer bereid
willig overgenomen door een jongere onderwijzer van
Landdorp, maar deze is, ondanks zijn ongetwijfeld goede
wil en ijver, niet zo bekwaam en geschikt als Van Bins
bergen, die het geheim verstaat in te leven in de ziel van
het kind. Ik geloof, dat dit komt, omdat hij zelf een groot
kind is. Kind in het verkeerd doen. Kind, met zijn gevoelig
hart. Kind in zijn goed denken van de mensen. Boven
alles kind van onze God.
Ik weet niet, wat ik moet denken van de toestand van
Van Binsbergen. U weet er van, want ik schreef méér
over hem. Het ziet er niet naar uit, dat hij het nog vele
jaren maken zal. Hij weet dat zelf zeer wel. Hij sprak er
met mij wel over op een wijze die zeide, dat hij met
's Heren leiding geheel eenswillend is."
De pen van Hertha rustte roerloos op het papier. Zij
zag haar vriend Van Binsbergen op zijn bed liggen, rustig
afwachtend, wat God over hem beschikte. Hij lag daar
maar stil met die vertrouwende glimlach om zijn mond.
Hij was de verpersoonlijking van het geduld.
Hertha, hoe gelovig en vol godsvertrouwen ook, had
er de diepste eerbied voor. Hier was weer een van de
raadselen Gods Een zeer bekwame, begaafde jongeman
met een hart, ijverend voor Gods zaak, werd in zijn be
wegingen gehandicapt door een ziektetoestand, die hem,
vroeg of laat, naar de dood zou voeren, vermoedelijk wel
vroeg, want de bloedspuwing van een viertal weken ge
leden was een slecht teken. Een gans leven lag, naar de
mens gesproken, nog vóór hem. Hij had, zijn gaven en
capaciteiten wezen er op, in de maatschappij een voor
aanstaande plaats kunnen innemen hij had voor het
Koninkrijk Gods veel kunnen betekenen hij had een
vrouw zeer gelukkig kunnen maken, want hij had een
ruim, liefhebbend hart. Maar de Here wilde van dat alles
niets. Hij nam straks Zijn kind tot Zich. O, waarom was
dat toch, waarom was dat toch
Peinzend staarde Hertha naar buiten. In de frisse slaap
kamer van Landdorp zag zij de lijder, die zij om de andere
dag bezocht, liggen, bleek, met ogen, die glinsterden
Hij was één van haar liefste patiënten. Zij achtte hem
zeer hoog. Er was bij haar een sterk ontwikkeld gevoel
van sympathie voor hem. Hertha realiseerde zich dat wel
eens als er diep in haar hart niet liefde voor een ander
schuilde, dan zou zij Van Binsbergen kunnen liefhebben,
zoals een reine vrouw een man bemint
Zij liet de pen weer over het papier glijden, zich ont
worstelend aan haar gepeins.
„Het is een blijk van Gods genadetrouw, dat Hij het
deze patiënt zo gemakkelijk maakt. Hij denkt en spreekt
zo rustig over de dood, die hij, bij wijze van spreken, elke
dag verwacht. Er is niets, dat hem bezwaart, althans voor
zover ik het kan bespeuren. Hij weet zich geheel in Jezus
geborgen en zal een ruime ingang hebben. God is groot
en goed Het is mij wel eens moeilijk te berusten in 's He
ren wil. Van Binsbergen kon nog zoveel doen voor 's Fle
ren zaak Ik sprak er verleden week met hem over. Maar
hij glimlachte alleen en zeide „Ik ben zeer dankbaar,
want ik heb veel kunnen doen. 'k Heb in de afgelopen
twaalf jaar veel kinderen van Jezus mogen vertellen. En
deze laatste maanden heb ik u in Zeeduin mogen helpen"
(hij is zó bescheiden De werkelijkheid is, dat hij mij niet
hielp, maar ik hem hij had de leiding, die in goede han
den was „aan een taak, die méér dan heerlijk is. Ik ben
er zéér blij om. Als de Here het wil, zet ik mijn taak voort.
En zo niet, wat Hij doet is goed". Onder zoveel dank
baarheid, kalmte, berusting en eenswillendheid wordt men
stil
Zoals ik zeide, voor de zondagsschool is zijn ziekte een
zware tegenslag. En als Van Binsbergen sterft of wegens
zwakte niet kan weerkeren, dan weet ik nog niet hoe het
moet. Maar ach, dominé Misset heeft gelijk, de Here zal
ook dan voorzien
Ds. M. volgt met grote belangstelling ons eenvoudig
werk in Zeeduin. Hij noemt het een groot werk, maar zó
groot is het heus niet. Ik vind, dat wij zo weinig doen en
dat het zo langzaam gaat. „Niet forceren, zuster," zegt
de dominé dan, „niet forceren. Het gaat best zo. Lang
zaam, maar zeker. Ik houd niet van wonderbomen". Ik
geloof, dat dominé gelijk heeft. Het zou ook te vlug kun
nen gaan.
Bovendien mag ik niet ondankbaar zijn. Want wij wer
ken met veel zegen. Ik zeide daareven reeds, hoeveel
ouders belangstelling krijgen voor hogere dingen. Ds.
Misset denkt er thans sterk over tgen de aanstaande win
ter een lokaal te openen, waar in ieder geval éénmaal per
week en misschien ook des zondagsavonds geëvangeliseerd
worden kan. In Landdorp preekt hij 's morgens en 's mid
dags en dan zou hij 's avonds naar hier kunnen komen.
In dat lokaal zou voortaan dan ook de zondagsschool ge
houden kunnen worden. Ik stel mij er heel wat van voor,
omdat er dan voor de ouders een geregelde dienst komt.
Het is een heel klein begin van een kerk, waar 's Heren
Woord zuiver zal worden bediend.
Als ik er aan denk, dan voel ik, hoe hoogst ondankbaar
het is, om te zeggen, dat het zo langzaam gaat. Ds. Misset
zegt, dat het integendeel vlug gaat, dat niet moet worden
vergeten, hoe sinds jaar en dag het modernisme Zeeduin
doorzuurde, hoe het' materialisme er volkomen zegevierde;
hoe men van ouder op kind de kerk alleen van buiten
kende. En inderdaad, zó beschouwd (en zo moeten wij
het toch beschouwen) is er reden tot overvloedige dank
Gods Geest werkt hier krachtig, 'k Heb u meermalen
van mijn lamme Kees verteld. Lichamelijk gaat hij niet
achteruit, maar geestelijk is hij met sprongen vooruit ge
gaan. Hij is omgezet, en nu een kind van onze Heiland,
die tot andere kinderen over Hem spreekt. De ontevreden
trek, die zo menigmaal zijn van lijden getuigend gelaat
ontsierde, is geheel verdwenen. En de omkering bij zijn
moeder is eenvoudig frappant.
(Wordt vervolgd)