De Diaken als raadsman van het gezin VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD (vervolg van pag. 1) merkende geur hebben gehad in deze jaren, die mensen met een zeer boog ontwikkeld aesthetisch gevoel (hm niet zo aangenaam zal zijn geweest. 't Was n.l. geen odeur. Maarik geloof toch dat dit nu echt de liefde geur van de Bijbel is. Samen, oud en jong, werken voor de kerk, voor de zaak van Koning Christus, de levende Heer, is dat niet prachtig En wat ligt er ook voor de kinderen al een zegen in. En waar Ds. Oegema (,,Mijn ouder ling") ook een visser der mensen is, geef ik hem voortaan de ere-naam van ,,de garnalenvisser", die ook wel erg blij is met zijn mooie nieuwe pastorie. Beste lieve broeders en zusters in Arnemuiden, beste lieve kinderen, van harte gelukgewenst met jullie nieuwe kerk en pastorie. U hebt dat ere-saluut ten volle verdiend. Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen A. E. Het valt moeilijk te ontkennen, dat er op diaconaal terrein in de laatste ja ren een zekere onrust heerst. Allerlei taken, die vroeger op het diaconale vlak lagen als b.v. de verzorging van weduwen en wezen, van bejaarden, van zieken, enz. zijn door de wettelijke maatregelen, met name door de Alge- men Bijstandswet, sterk verminderd en de diakenen hebben soms het gevoel telkens een stukje van hun werkterrein te moeten prijsgeven. Menige diaconie gevoelt zich ook door de brede ontwik keling van het maatschappelijk werk bedreigd en een enkele maal hoort men zelfs de vraag wat blijft er nu voor ons nog over Toch menen we, dat voor deze on rust geen gegronde reden is, mits men de taak van de diaconie maar centraal ziette helpen daar waar geen helper is en toe te zien. dat de ook van elders geboden hulp voldoende is. Het is im mers zeer wel mogelijk, dat ook daar, waar door de nieuwe sociale voorzienin gen er geen geldelijke nood meer is, de morele steun dringend noodzakelijk blijft en de ,,troostelijke redenen" be langrijker zijn dan de geldelijke voor zieningen. Zo lang er een kerk van Christus is, zal er ook een dienst der barmhartig heid zijn. De taak der diakenen is niet minder, maar anders geworden. Het is nu ongeveer 75 jaar geleden, dat Ds. C. Sikkel sprak op de Dia conale Conferentie in Den Haag, n.l. in april 1890, en daar een stelling po neerde, die ook nu nog niets van haar actualiteit verloren heeft ,,De oprichting van het gezin in het pad naar Gods Woord en de samen voeging in het gezin naar de regel van Gods Woord zal de wortel der ellende in de maatschapp breken. Daarheen moet dan ook de arbeid der diakenen gericht zijn." .Zij dringen altijd de huisgezinnen naar de weg der tucht, overeenkomstig Gods ordinantiën in natuur en Schrift en rusten niet, voordat in de ellende Gods Woord door het huisgezin ge grepen wordtdan gaat de deur tot ge nezing der ellende open in Hem, die het Woord is en onder ons wil wonen." Hoe breed en ruim, hoe Schriftuurlijk wordt hier de taak der diakenen ge zien Bij deze hoge opvatting van het diakenambt worden zij niet spoedig werkloos Nu geven we onmiddellijk toe, dat de structuur van het gezin en het ge zinsleven in deze tijd heel anders is dan vroeger, en ons dientengevolge voor geheel nieuwe vragen en verantwoor delijkheden stelt. Laat het waar zijn, dat er vroeger veel meer grote gezinnen gevonden werden dan thans, daar staat tegenover de thans veel hogere gemid delde levensduur. Was een eeuw ge leden de uitdrukking nog niet gangbaar: als je van de tien kinderen er vijf mag overhouden, mag je blij zijn Door de ontwikkeling der medische wetenschap en de mede daardoor verminderde zui gelingensterfte ligt de huidige gezins- opbouw geheel anders. Ook in economisch opzicht zijn er grote verschillen. Vele gezinnen wa ren vroeger productiegemeenschappen. Door de toenemende industrialisatie zijn het grotendeels consumptie-gemeen schappen geworden. Het gemiddelde welvaartsniveau ligt met name voor de arbeiders veel hoger, en we zijn er dankbaar voor. De kinderen moeten veel langer dan vroeger naar school gaan en er zal wel niemand van ons terug willen naar de tijd, dat jonge kin deren al in het arbeidsproces waren op genomen. Er is geen enkele reden om hier te spreken over ,,de goede oude tijd". Een kind, dat alleen maar lagere school" gehad heeft, is nu al een grote uitzondering. Maar door dit alles is er een nieuw gezinsbehoeften-patroon gekomen, waarmede ook de diaconie geconfron teerd wordt. Een radio-toestel of T.V. b.v. voor een langdurig zieke of „thuis zittende", zal door niemand onzer als „weelde" worden beschouwd. Wanneer kinderen van een in de oorlog gefusil leerde verzetsman in de gelegenheid ge steld worden dezelfde studie of oplei ding te volgen als mogelijk geweest zou zijn, wanneer hun vader in leven was gebleven, achten we volkomen billijk en we zijn dankbaar voor de ten deze be staande regelingen. Het zou wel zeer kortzichtig zijn, wanneer een diaconie zou aanraden een behoorlijk begaafd kind niet verder te laten leren, maar zo spoedig mogelijk te laten verdienen. Genoeg om u te doen zien, dat ook onze kijk op de gezinsbehoeften in de loop der jaren sterk gewijzigd is. Het zelfde geldt van het begrip „genoeg zaam levensonderhoud". Ook hier heeft men rekening te houden met de sociale positie, waarin het gezin zich bevindt. Zo staat dan de diaconie met haar oude mooie taak in een steeds veran derde wereld en nu is het maar de vraag of onze diaconieën zoveel soepelheid bezitten om zich aan deze steeds wisse lende omstandigheden aan te passen, met behoud van haar eigen karakter, en met gebruikmaking van de mogelijkhe den, welke de Algemene Bijstandswet biedt. Met name wordt deze vraag actueel met het oog op de diverse organisaties op het gebied van het maatschappelijk werk. Worden deze als waardevolle hulp beschouwd, waarmede prettig sa mengewerkt kan worden, dan wel treedt men de maatschappelijke werkers en werksters tegemoet als een soort concurrenten Laten we maar eens een voorbeeld uit de practijk nemen. Er is een gezin, waarvan de vader getrouwd is met een veel jongere moe der. Er zijn zes kinderen, die betrekke lijk kort na elkander geboren zijn. De vader is maatschappelijk een mislukke ling, de moeder maakt een zeer afge tobde indruk en is reeds een keer we gens een neurotische stoornis in een kliniek opgenomen geweest. Het oudste kind, een jongen, is 14 jaar en geeft de laatste tijd vele moei lijkheden. Hij blijft ongemotiveerd van school weg, maakt zich schuldig aan kleine diefstallen en zet thuis regelma tig „de boel op stelten". Zijn iets jongere zusje van 13 jaar wordt door de moeder getekend als een bizonder lief en handig kind het is al leen jammer dat ze zo snoept. Ze is wat groot voor haar leeftijd en verkeert meer dan moeder lief is met jongens uit de buurt. Twee van de jongere kinderen lijden nog steeds aan bedwateren en slapen slecht. Op de bekende manier van het Maandblad „Moeder" indertijd zouden we hier de vraag kunnen stellen wat zoudt gij doen in dit geval Welke hulp is hier de meest aange wezene Hoewel het gezin een verarmde in druk maakt en betalingen van leveran ciers ook wel eens uitgesteld zijn, is nog nimmer een beroep op geldelijke bij stand gedaan. Toch is het voor ieder duidelijk, dat we hier te doen hebben met een gezin in grote nood, waarin elk ogenblik ernstige dingen kunnen gebeu ren. We menen, dat de diaconie in dit geval zeer zeker een taak heeft en ook ongevraagd hier contact moet zoeken. En dan niet in de eerste plaats om er een wekelijkse uitkering te brengen, maar om leiding te geven ter voorko ming van nog ernstiger verwikkelingen. Maar het is tegelijkertijd wel duide lijk, dat de diaken alleen hier het werk niet af kan. Moet nu het gehele apparaat van maatschappelijke werkers en werksters hier in actie komen En nu ga ik de zaak wat overdrijven om het gevaar dat hier dreigt duidelijk te maken de diaken vanwege het maatschappelijk en geestelijk gevaar lopen van dit gezin de maatschappelijk werkster van de fa briek waar vader werkt, omdat ont slag dreigt, maar men de indruk heeft, dat de man zijn aandacht niet voldoende bij zijn werk heeft door moeilijkheden thuis men wil nog één poging doen het ontslag af te wen den de zenuwarts met districtsverpleegster van de Dienst voor de Geestelijke volksgezondheid, voor de neurotisch gestoorde moeder na haar ontslag uit het sanatorium de maatschappelijk werkster van de ge zinsverzorging, omdat het gezin ge durende de tijd, dat moeder in het sanatorium was, een gezinsverzorg ster heeft gehad de ambtenaar voor de kinderwetten, omdat de jongen wegens zijn diefstal letjes al een paar maal met de politie in aanraking is geweest de huisarts, wegens de nerveuze stoor nissen van de jongere kinderen, en we zouden dit lijstje nog uit kunnen breiden met eventueel de ambtenares van „Pro Juventute" wanneer dit oude re meisje zich komt te misgaan en last not least de psychiatrisch ge schoold maatschappelijk werkster van het Medisch-Opvoedkundig Consulta tiebureau, waarheen men in verband met de beide oudste kinderen door de huisarts verwezen is. Ik schreef ik ga de zaak overdrijven. Maar nu het eigenaardige van welke van al deze genoemde functionarissen kunt u nu zeggen het is overbodig, dat die er zich mee bemoeit. De vraag dringt zich echter op hoe kunnen we voorkomen, dat er van één gezin bij zes a zeven verschillende instanties een dossier wordt gemaakt Hier zal uiteraard een samenspel moeten zijn met de verschillende instan ties. Naast de diaken komt in dit gezin niet meer dan één maatschappelijk werkster en deze twee personen houden voortdurend contact. En nu moeten de diakenen niet te spoedig gaan zeggen het gaat me dui zelen bij het horen van al die instanties; ik weet er geen weg meer mee. Ik ben het volkomen met u eens als u zegt er is een gevaar van over-organisatie, en we zullen hiertegen stellig moeten waken. Maar de ontwikkeling der din gen is nu eenmaal, dat speciale dingen ook door speciaal opgeleide krachten worden behandeld. Wanneer zij zich de moeite geven zich op dit brede terrein enigszins te oriënteren, zal dit stellig van groot nut zijn ook voor hun werk. De plaats van de diaken blijft centraal, want door hen draagt de kerk goede zorg voor dat be paalde gezin, ook wanneer men een be paalde instantie erbij te hulp roept. Nogmaals het werk van de diaken is niet minder, maar anders geworden. En daartoe zal ook nodig zijn een deskundige voorlichting, zoals deze door „Het Diaconaat" wordt gegeven, en nadere studie door middel van de diakenen-cursussen. Een „warm hart" is prachtig, maar niet voldoende. Een verpleegster „met een warm hart" moet ook cursus lopen en injecties leren ge ven. Het warme hart en de vaardige hand moeten samengaan. (Wordt vervolgd) A. E. FEUILLETON door H. NOORMAN 40) Het was wéér Van Binsbergen geweest, die tot voor zichtigheid had gemaand. Eerst moest Kerstmis maar eens voorbij zijn. Blééf dan het aantal en werd het groter, dan kon nóg raad geschaft. Als Hertha dat alles bedacht, dan kon zij de woorden van de predikant niet begrijpen. Wie ter wereld op het dorp was er dan zo gebelgd op haar Hij, dominé Van Laan, was het niet. Hij zei het zélf en zij geloofde hem gaarne. Het liefst had hij, zij had het reeds lang opge merkt, dat men hem ongemoeid liet. Maar van wie had hij dan zijn gegevens Zij vond maar één oplossing, die zij in het studeerver trek daareven ook had geuitleden van de kerkeraad of kerkvoogden hadden er met de dominé over gesproken en Jiem aangemaand, eens met haar te praten. Als het zó was, dan konden er tóch moeilijkheden ko men. Want onder die mensen waren invloedrijke boeren. Ook de notaris behoorde tot hen, al ging hij nooit naar de kerk. En al mocht zij dan onder de eenvoudige dorpe lingen veel aanhang hebben, als die heren gingen tegen werken, kónden er gevolgen komen. Dominé Misset had wel gelijk gehad, met haar voor overdreven optimisme te waarschuwen. In haar ziel daalde somberheid. Zou het werk, dat zo mooi op gang was, nu toch moeten mislukken? Was zij te voortvarend geweest Had zij te lichtvaardig gedacht, dat haar komen naar Zeeduin een roeping was Met kracht drong Hertha deze opkomende gedachten terug. En meteen kwamen er lichtstralen. Men had haar immers op eventuele moeilijkheden voorbereid En grote dingen was zielen tot Jezus brengen niet een groot werk komen immers nooit zonder strijd tot stand Kon zij bovendien niet reeds op gezegende vruchten wij zen Was de lamme Kees niet een schaap van Jezus ge worden En luisterde vrouw Hoogeboom, die zichtbaar veranderde, niet met een heilbegerige ziel, evenals haar buurvrouw, die de tachtig naderde Las Krijn Vermeulen niet in zijn Bijbel en gebeurde het niet meermalen, dat hij haar inlichtingen vroeg En weer een andere lichtstraal had zij last van de dokter, met wie zij in haar werk het meest te maken had Zij praatte met hem en zijn vrouw wel eens over het zondagsschoolwerk. Hij liet haar kalm haar gang gaan en vond, dat de mensen er in ieder geval niet slechter van werden. Het was wel een magere uitdrukking, zonder pit en merg, maar in ieder geval werkte hij haar niet tegen. En was het ook niet heerlijk, dat juffrouw Saaman zo mééleefde Aanvankelijk had zij er geen heil ingezien en het Hertha afgeraden. Op het moderne Zeeduin was toch niets te beginnen. Het was een wat gedwongen houding geweest. Hertha praatte maar niet over het aangevangen werk. want zij had toch niet een belangstellend toehoor ster. Maar langzamerhand was het veranderd en de derde zondag was zij met haar en Van Binsbergen, die Hertha steeds meenam op een kop thee, aan het praten gegaan en de onderwijzer, die van haar stille tegenstand niets wist, had op enthousiaste wijze over het werk gesproken en gewezen op het toenemend getal kinderen, dat tot be zwaren aanleiding zou kunnen geven. Sindsdien infor meerde zij belangstellend en had Hertha, tot haar grote vreugde, een steun aan haar. Dat waren toch alle lichtpunten. Zij moest niet zo gauw de moed laten zakken. Zij deed het werk toch met een' biddend hart Zij was toch in de weg Gods Hertha werd weer wat opgewekter gestemd en ver haastte haar schreden, daar de duisternis inviel. Aan het hek van „Repos ailleurs" stond juffrouw Saa man, een doek om het hoofd, te praten met een werkman Hertha herkende de timmerman. „Heb geen zorg, juffrouw. Het komt op tijd in orde. U zult morgenavond eens zien," hoorde Hertha hem zeg gen. Met een vertrok hij, terwijl juffrouw Saaman Hertha meetrok, zonder een woord te zeggen, naar de grote schuur achter in de tuin. „Kijk eens," zeidc zij, een lantaarn aanstekend en de schuur betredend, „ik heb een paar dagen de timmerman. Het was wat koud in het schuurtje. Hij maakt nu een dubbele wand met turfstrooisel er tussen. En een zoldertje er in. Daar komt een gat voor een kachelpijp, zodat er gestookt kan worden." „Maar waarvoor is dat nodig vroeg Hertha, volko men argeloos. „En van planken zal hij wat ruwe banken in elkaar timmeren," ging de ander onverstoorbaar verder. „Over een paar dagen is het klaar. Dan kunnen jullie met je kin deren hier Kerstfeest vieren en er voortaan zondagsschool houden. Kom, ga mee naar binnen, 't Is hier koud en De onderwijzersweduwe kon niet verder spreken. Zij voelde zich plotseling door twee armen omvat, terwijl op haar wang een kus gedrukt werd. „De Here vergelde je, wat je voor ons gedaan hebt," zei Hertha met schorre stem, terwijl tranen in haar ogen sprongen. „Ik was juist zo moedeloos, want ik had een onaangename middag. En nu deze wonderlijke verrassing." In de huiskamer vertelde zij van haar gesprek met de predikant. „Het verbaast mij niet, lieve. Er kunnen moeilijkheden komen. Maar met God zullen wij die overwinnen," zei juffrouw Saaman. „Ik voelde er eerst niets voor, dat weet je. Maar dat was niet goed. Wij hebben een lichtend licht te zijn. Ik hoop, dat in het schuurtje nog menig kind tot Jezus gebracht wordt. Voorlopig kan het nog wel dienst doen." „Er kunnen wel zestig kinderen in," juichte Hertha. „Die avond, haar vaste avond bij dokter en mevrouw Van Leeuwen, werd zij weer gesterkt, zij het dan in ne gatieve, onverschillige zin. „Zo, zuster," zo begroette de dokter haar plaaglachend, „al bekomen van de schrik?" Hertha kon in de verste verte niet begrijpen, wat hij bedoelde. Het was op haar verwonderd gelaat te lezen. „Nu ja," zei hij, „U is toch vanmiddag bij de dominé te biecht geweest (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2