Uit de Gemeenten
Plaatsbekledend lijden
I
de gemeente
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
Men is dus, wat dit betreft, van de
nonsens nog niet af. Vroeger als pries
ter heb ik me hier reeds zó aan geër
gerd, dat ik weigerde lid te worden van
de priestermissiebond. waardoor je met
'n simpel kruisje (anders moest je er 'n
gebed over uitspreken) zo'n ding kon
zegenen en er ook 'n aflaat kon aan
verbinden. Men is dus wat dit betreft
geen centimeter opgeschoten. Ook kun
nen de aflaten, zoals vroeger, op de
overledenen worden toegepast (voor
hun te redden die nog in het vagevuur
zijn).
Het is spijtig, dat de grote schoon
maak binnen Rome op dit gebied niet
tot zijn recht is gekomen, het was trou
wens al te vrezen toen het op het con
cilie onder tafel verdween.
Het is al met al ook voor dit keer
geen triomf voor de oecumene gewor
den, maar de werkelijkheid heeft ook
zijn rechten.
M. V. J. DE CRAENE.
Nieuwerkerk.
1. Kerkelijke stand: We mochten weer
een gezin inschrijven. Gezin J. L. de Bil
de Reus met 2 kinderen. Tevens het in
wonend dooplid Leen de Bil. Graag heten
we dit vijftal hartelijk welkom. Aan het
oude welbekende adresWeststraat 13.
Gods zegen in alle dingen toegewenst.
2. De Biddag-collecte bracht op voor
de kerk 1075,81 en voor de diaconie
141,67. Zeer verblijdend
3. Gemeente-vergadering zal D.V. wor
den gehouden dinsdag 21 maart. Komt u
allen in grote getrouwheid
4. DienstenLet u weer even op. U
bent het wel gewend, om onze zusterkerk
te helpenGoede vrijdag half 8, Pasen
half elf.
Op zondag 19 maart hopen we 's mor
gens een extra blijde dienst te hebben door
Openbare geloofsbelijdenis. Wilt u mee
bidden, dat ook deze jonge mensen door
de Heiland worden gesterkt en begena
digd
5. KampwerkVan het centrum voor
gereformeerd jeugdwerk kwam een folder.
Gevraagd wordt de aandacht te vestigen
op jeugdkampen voor onze jongens en voor
onze meisjes.
6. Groeten aan ouden, eenzamen, be
droefden en herstel toegewenst aan onze
zieken.
J. H. B.
0/4
Vóór de stille week willen wij oproepen
tot gebed om de voetwassing in deze we
reld. Wat is het nodig, dat we elkaar niet
de oren, maar de voeten gaan wassen.
Laten we bidden om dit dienstbetoon voor
elkaar, door de kerken, door de regeringen
en door ons allen, opdat er vrede kome,
ook in Vietman, ook binnen de kerken,
ook in onze harten.
Het schijnt nog maar pas kerstfeest
geweest te zijn.
En nu zijn we al in de lijdensweken.
Pasen komt namelijk heel vroeg dit
jaar.
Reeds op 26 maart hopen we de op
standing van Christus te vieren.
Nu we reeds zo vroeg in de lijdens
weken komen worden we er te sterker
aan herinnerd dat de Zoon des Mensen
gekomen is om Zijn leven te geven een
rantsoen voor velen.
De kribbe was er om het kruis.
Dus worden we in de lijdensweken
bepaald bij datgene wat doel was van
de komst van Christus Jezus in deze
wereld Zijn kruis.
Wat is er in de loop der eeuwen al
veel geschreven over dat kruis.
Het is dan ook moeilijk om er iets
nieuws over te zeggen.
Dus is iemand die wil schrijven over
het kruis van Christus in verlegenheid.
Enerzijds is er overstelpend veel
waaruit hij kan kiezen.
Anderzijds is hij zich bewust dat wat
hij zal zeggen reeds eerder door ande
ren is gezegd.
Over dat laatste hoeft men zich ech
ter niet te schamen.
Want het is immers te verwachten,
dat bij het steeds wederkeren van het
grote thema dezelfde facetten van het
lijdensevangelie weer naar voren ge
bracht zullen worden.
Doch laat dit onze troost zijn, dat de
verkondiging van het kruis afgestemd
is op de nood van de mens van alle tij
den.
Men hoort tegenwoordig veel over
het eigentijdse.
Hoe dikwijls hoort men niet het
refrein We zijn anders geworden.
Of. de wereld is anders geworden.
Nu, dat moge waar zijn, maar er zijn
toch ook opzichten waarin we niet ver
anderd zijn.
We zijn ook in 1967 zondaren.
Zondaren die schuldig staan voor
God.
Want wat er ook veranderd moge
zijn, zonde is zonde.
God is en blijft God.
Dus zijn we ook vandaag mensen die
verzoend moeten worden met God.
Zou daar misschien niet de sleutel
liggen voor onze lijdensverkondiging in
deze tijd
Dat we de nadruk leggen op het feit,
dat, wat er ook moge veranderen, de
mens de behoefte aan verzoening nog
nooit is te boven gekomen
Misschien zal iemand zeggen Weet
u niet, dat de predikers van vandaag de
mond vol hebben van verzoening
Het woord „reconciliation" is op de
lippen van predikers van allerlei rich
ting.
Maar weet u wat men tevergeefs
zoekt bij velen van hen
De boodschap van verzoening door
voldoening
Dat is de kern van de Bijbelse bood
schap aangaande het kruis van Chris
tus.
Dat werd reeds verkondigd door de
evangelist onder de Oud Testamenti-
sche profeten, Jesaja.
Als hij de Lijdende Knecht beschrijft,
alsof hijzelf bij de lijdensweg gestaan
heeft en alsof hijzelf op Golgotha ge
weest was, komt hij telkens weer terug
tot dit plaatsbekledende van het lijden
van de Man van Smarten.
Laat ons even naar hem luisteren.
„Waarlijk, Hij heeft onze krankhe
den op Zich genomen, en onze smarten
heeft Hij gedragen."
„Maar Hij is om onze overtredingen
verwond, om onze ongerechtigheden is
Hij verbrijzeld de straf die ons de
vrede aanbrengt was op Hem, en door
Zijne striemen is ons genezing gewor
den."
„Wij dwaalden allen als schapen,
wij keerden ons een iegelijk naar zijne
weg doch de HERE heeft onze aller
ongerechtigheid op Hem doen aanlo
pen."
Naar dit plaatsbekledende van het
lijden en het offer van Christus wezen
ook de offeranden in tabernakel en tem
pel heen.
Daarom horen we van de lippen van
de Heiland nooit, en dan ook nooit, één
woord van protest tegen Zijn Vader.
Hoe dikwijls lezen we in het lijdens
evangelie Doch Jezus zweeg stil.
Ja. Hij zweeg stil. omdat Hij vrijwil
lig de zonden van Zijn volk op Zich ge
nomen had. Omdat Hij tot zonde ge
maakt was.
Tot zonde gemaakt.
Daarin ligt het goddelijke geheim van
het lijden van Christus.
Daarin ligt het geheim van onze red
ding.
Immers Hij werd tot zonde gemaakt,
opdat wij zouden zijn de rechtvaardig
heid Gods in Hem.
Daarom kunnen en mogen wij jube
len van. en roemen in, het kruis. Daar
om juicht Gods kind
ln het kruis zal 'k eeuwig roemen
En geen wet kan mij verdoemen
Christus droeg de vloek voor mij
Christus is voor mij gestorven,
Ideeft gena voor mij verworven
7c Ben van dood en zonde vrij
Wie ontwent aan de vreselijke wer
kelijkheid, dat wij verdiend hebben ver
doemd te worden, zal dit pas geciteerde
lied wat uit de tijd achten ouderwets.
Maar die zal dan ook een vreemde
ling zijn aan dat roemen.
Paulus, die aan de Corinthieërs
schreef, dat hij zich niet voorgenomen
had iets te weten onder hen dan Jezus
Christus en Die gekruisigd, zag in dat
kruis de verlossing van de verdoemenis.
Daarom begint dat prachtige hoofd
stuk in Romeinen met de juichkreet
„Zo is er dan nu gene verdoemenis
voor degenen, die in Christus Jezus
zijn."
Dat is ook in 1967 de boodschap van
het lijdensevangelie.
William Haverkamp.
(Uit de AmerikaanseWachter)
ZEEUWSE
OUDERLINGEN CONFERENTIE
op zaterdag 8 april 1967 in dc Oostcrkerk
te Goes, aanvangende om 10 uur v.m.
Door dc Hooggeleerde Heer Prof. Dr.
A. D. R. Polman te Kampen zal het on
derwerp „Schriftgezag" worden behandeld.
Na behandeling van het onderwerp
gaan we per classis in discussiegroepen
uiteen en worden in de middagvergadering
door de discussieleiders op de inleider de
vragen afgevuurd, welke in de groepen zijn
gesteld.
Tijdens de vergadering van de groepen
wordt weer een broodmaaltijd aangebo
den. Degene die aan de broodmaaltijd
wenst deel te nemen wordt verzocht hier
van schriftelijk kennis te geven aan het
adres van de secretaris en wel vóór 1
april a.s.
Ook het zakelijke punt „verkiezing"
komt voor op de agenda.
Aan de beurt van aftreden zijn de broe
ders Dc Jager en Katsman. Br. Dc Jager
stelt zich niet herkiesbaar.
In deze vacature stelt het comité het
volgende dubbeltal Br. Abr. Maljaars te
Oostkapelle, Br. W. J. Sanderse te Se-
rooskerke (W.).
Dubbeltal vacature Br. J. Katsman Br.
J. Katsman te Wolphaartsdijk, Br. B. Koo-
le te Oost-Souburg.
Als discussieleiders zullen fungeren
Classis Goes Dhr. Van 't Sant te Kloe-
tinge.
Classis Middelburg Ds. Oegema, Arne-
muiden.
Classis Zeeuws-Vlaanderen Ds. Noor
loos te Aardenburg.
Classis Zierikzee/Tholen Br. v. Oord en
Verschuure te Haamstede/Rillana-Bath.
Gezien de actualiteit van het onderwerp
verwachten wij een grote opkomst.
Namens het comité,
D. J. Rouw, voorzitter.
B. Hogendorf, secretaris.
THEOLOGISCHE HOGESCHOOLDAG
Deze dag wordt gehouden D.V. op don
derdag 11 mei 1967 in de Burgwalkerk te
Kampen. De morgensamenkomst begint
om half elf (ten gerieve van hen, die met
de trein van 10.07 aankomen), het mid-
dagsamenzijn eindigt om plusminus half
vier.
Het geheel staat onder leiding van de
curator, Ds. D. van Enk, te Veenendaal,
die met een korte bidstond aanvangt. Daar
na is het woord aan de rector, Prof. Dr.
J. L. Koole, voor de fata. Vervolgens
wordt het onderwerp van deze dag „Be
dreigingen en Kansen voor het Christelijke
leven" ingeleid door de referenten Dr. F.
H. von Meyenfeldt van Hilversum en Ds.
K. A. Schippers van Amersfoort.
Na de middagpauze vindt een samen-
spreking plaats onder leiding van Prof. Dr.
A. D. R. Polman naar aanleiding van het
des morgens geboden tweetal referaten.
Aan deze bespreking nemen mede deel de
hoogleraren Mr. W. F. de Gaay Fortman
en Dr. G. Th. Rothuizen, resp. rector-
magnificus van de Vrije Universiteit en
professor aan de Theol. Hogeschool.
Voor bezoekers is nu de gelegenheid om
de geheel vernieuwde Grote Aula van de
Hogeschool, onlangs gereed gekomen, te
bezichtigen.
Vorig jaar was de Burgwalkerk overvol.
Ook thans verwachten we weer velen
Namens de Commissie van
Voorbereiding,
Prof. Dr. H. N. Ridderbos, voorzitter,
Ds. G. Brinkman, secretaris.
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
39)
„Pardon, dominé, daar is geen sprake van. 'k Heb er
geen reden toe. Maar het zou kunnen zijn, dat één of
twee mensen bijvoorbeeld, ik weet het niet, zeg maar wat,
een lid van uw kerkeraad, met u er over gepraat had en
dat u daaruit de gevolgtrekking maakte, dat heel het dorp
er zo over denkt."
Instinctmatig gevoelde Hertha, dat het zó zou zijn. De
predikant bemoeide zich heel weinig met de dorpelingen.
In hun huizen, zij wist het, kwam hij zo goed als nooit.
Het was onmogelijk, dat hij de algemene opinie kende.
Hij vergiste zich daarin.
„Ik kan u wel verzekeren, dat méér dan één er met mij
over gesproken heeft en afkeuring over uw optreden
heeft te kennen gegeven," zei hij, volkomen naar waar
heid, daar enkele kerkvoogden er met hem over spraken.
„Maar, zoals ik zei, ik kan u alleen maar waarschuwen.
Het zou te bejammeren zijn, als er voor u onaangename
gevolgen uit voortsproten. Ik raad u dan ook in alle ernst
op te houden met uw werk en u alleen te bepalen tot uw
taak in het verplegen, die u zo bij uitstek goed vervult."
Hertha stond op.
„Ik dank u zeer, dominé, voor uw raad en waarschu
wing en geloof gaarne, dat u het goed met mij meent.
Maar ik kan uw raad niet opvolgen. Het is mij gebleken,
dat er op dit geestelijk arme dorp honger naar de gerech
tigheid is. En dan moet ik mijn zwakke krachten beschik
baar stellen, blind voor eventuele gevolgen. Dat eist God
van mij, dominé."
Met vaste blik zag Hertha de predikant aan. Hij had
evenwel de ogen afgewend en was, zijns ondanks, getrof
fen door haar oprechtheid en wilskracht.
„Het spijt mij voor u, zuster," zeide hij, de hand uit
strekkend. „Ik waardeer zeer uw werk, maar acht uw
fanatisme, dat niet meer van deze tijd is, verkeerd. Mij
persoonlijk deert het niet, dat u die evangelisatie-arbeid
verricht. Maar men is er op het dorp niet over gesticht.
Dat heb ik u alleen willen zeggen."
,,'k Wilde voor wat liefst, dat deze arbeid niet nodig
was, dominé. Maar het moet. In de kerk hier, u neemt
het mij niet kwalijk, dat is mijn innige overtuiging, wordt
de mensen stenen voor brood gegeven. Zij komen niet
meer. En tóch is er honger. Dat is mij gebleken. Ik zou
u sterke staaltjes kunnen noemen."
„Wacht u voor zelfverblinding, zuster."
„Ik verlies de werkelijkheid niet uit het oog, dominé.
Er is kaf onder het koren. Maar er zijn er, die het leven
nu reeds anders zien en die zich een zondaar voor God
weten een zondaar, die alleen gered kan worden door
Jezus' bloed."
Hertha sprak met vuur. De woorden rolden haar van
de lippen. Intussen smartte het haar, dat zij dit zeggen
moest tot een predikant, die de eeuwige waarheden van
Gods Woord verwierp en Zeeduin al armer maakte.
Dominé Van Laan glimlachte flauw.
„U draaft weer door als een hollend paard," zeide hij.
„Het is jammer, dat beschaafde mensen als u zo hopeloos
ten achter zijn. Maar het is nu eenmaal niet anders. Wij
worden het niet eens op dit punt, zuster. Ik hoop ten
slotte, dat u geen onaangename gevolgen hebben zult van
uw onverstandig ijveren, dat onvrede op het dorp
brengt."
„Ik kan niet anders, dominé."
„Dat neem ik aan. Het is bij u en uw soortgenoten vlees
en bloed geworden. Het spijt mij, dat Zeeduin dit beleven
moet."
Hij geleidde Hertha hoffelijk tot bij de voordeur, maak
te nog een praatje over de scherpe wind, die er woei,
om vervolgens naar zijn studeervertrek terug te keren,
zeer voldaan over het bezoek, waarvan hij de afloop van
te voren geweten had. Maar hij kon nu met een gerust
hart aan zijn kerkvoogden zeggen, dat hij de zuster vruch
teloos onderhouden had. Voor de rest dacht hij er zich
niet mee te bemoeien. Dat leek hem het verstandigst. Hij
hield niet van strijd
Medelijden en verontwaardiging vervulden tegelijkertijd
het hart van Hertha, toen zij met stevige pas naar huis
liep.
Medelijden had zij met de predikant, die de mensen
stenen voor brood gaf, omdat hij zelfs niets bezat. Zo
eenmaal in de drie weken hield hij een preek voor een
luttel aantal hoorders, besprak dan een klassiek schrijver
of hield naar aanleiding van een tekst een toespraak over
de menselijke deugd, doch verder kwam hij niet. De dor
pelingen aanzeggen, dat zij van nature zondaren waren
en gered, maar dan ook alleen gered konden worden door
het vergoten bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, kwam
niet in hem op. Hij geloofde er zelf niet aan. Het was om
diep medelijden mede te hebben.
Daarbij rees de verontwaardiging in haar op, dat aan
merkingen werden gemaakt op haar werk en op dat van
Van Binsbergen. Als de predikant zijn roeping verwaar
loosde, dan kon niemand haar toch beletten, te doen, wat
zij meende, dat gedaan moest worden
Maar het medelijden behield tenslotte toch de overhand.
Deze arme predikant meende, dat hij op de goede weg
was en begreep niets van haar beweegredenen. Vandaar
zijn aanmerkingen en waarschuwing.
Evenwel drong met kracht de twijfel naar voren. Was
het wel wèiar, dat men er op het dorp zo tegen gekant
was? Totaal niets had zij er van bespeurd. Met vijf kin
deren was de zondagsschool in de keuken van vrouw
Hoogenboom begonnen. Een week later waren er acht
en nóg een week later vijftien, terwijl er thans reeds der
tig kwamen en er twee klassen gevormd waren, één in de
keuken en één in het vóórvertrekje. En er was geen en
kele poging toe aangewend. In haar ijver had zij voorge
steld, kaarten rond te zenden, om zodoende een flink aan-
al kinderen te hebben. Maar Van Binsbergen, die haar
met grote trouw en toewijding terzijde stond, had het haar
afgeraden. Mogelijk was het iets voor later, doch het was
verstandig voorlopig klein te beginnen, om te zien wat
het worden zou. Zij had zich gaarne laten leiden en het
resultaat was verrassend. Reeds dertig kinderen. De een
zei het tot de ander. Ouders praatten er met Hertha over
en zonden hun kinderen. Men wist in de nauwe ruimte
geen raad en had reeds over iets anders gesproken.
(Wordt vervolgd)