Een erg belangrijk rapport
G$icJuèlz fotiMen
„Godsdienstige kindervragen onder de loep"
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
„de vermaning" werd genoemd. We
gaan naar de vermaning, zeiden de
mensen. En het straatje langs de kerk
heette Vermaningspad.
Ja, de Here wil óók in de vermaning,
tot ons komen. En daarom beloven we
ook ons te onderwerpen aan het opzicht
en de tucht der kerk. Het herderlijk
opzicht.
Nu wordt dit veel beloofd, maar wei
nig nagekomen. Als 't aan vermaning
of tucht toekomt, gaat men weg, breekt
de band met de kerk en men wil zich
niet laten onderwijzen. Eenmaal zal dat
nog veel erger worden. In het eind der
dagen. Dan wil men niets meer gezegd
zijn, en de gezonde leer en de gezonde
vermaning worden niet op prijs gesteld
(2 Tim. 4:3).
Daarom blijkt hier nu juist de ware
ootmoed. Als ik mij onderwerp en laat
leren en leiden. Door de ambtsdrager,
wie hij ook is, en in welk ambt hij ook
is. Het is alles ons ten goede. Het is
opzichtvan de opzieners. Is dat dan
niet goed Hebben we dat niet nodig
En tucht, dat is de betrekking der lief
de. Vermaan, schrijft de apostel in alle
lankmoedigheidZou de Here juist
niet het meest tot ons moeten komen
in de weg der vermaning
Nieuwerkerk J. H. B.
Het rapport van deputaten aan de
Synode van Amsterdam 1967 over de
kwestie Assen 1926 is verschenen.
Wie een klein beetje heeft meege
leefd, weet hoeveel er rondom Assen te
doen geweest is, ook de laatste jaren.
Toen ging het over de vraag of de
schorsing van ds. Buskes e.a., als ge
volg van Assen 1926, eerlijk zou wor
den opgeheven. De vorige Synode kon
hiertoe nog niet besluiten, maar vroeg
om een weloverdacht en gemotiveerd
rapport.
Dit is er dan nu.
De omvang van dit rapport maakt
duidelijk, dat er een uitvoerige studie
van de exegese van Genesis 2 en 3 is
gemaakt en dat velen vragen onder het
oog gezien werden betreffende de aard
van het Schriftgezag.
De namen van hen, die het rapport
met zijn conclusie ondertekend hebben,
zijn die van Prof. Berkouwer, Prof. Gis
pen (hij heeft enkele bedenkingen, maar
gaat in de hoofdzaken mee), Ds. K. G.
Idema, Prof. Koole, Prof. Polman, Prof.
N. H. Ridderbos, Ds. Van Swigchem
en Ds. S. van Wouwe.
Een minderheidsrapport verscheen
hiernaast van Dr. J. Schelhaas Hzn.
Het meerderheidsrapport komt tot de
conclusie, dat, gelet op de huidige stand
van het Schriftonderzoek, Genesis 2 en
3 geschiedschrijving bevat van een zeer
speciale aard en dat in verband daar
mee de uitspraak over de zintuigelijke
werkelijkheid van boom en slang en
spreken en nog weer eens boom (des
levens) in het paradijs niet gehand
haafd kan worden, zoals men dat in
1926 bedoelde.
Het voorstel is dus, dat men de bin
ding aan 1926 zal opheffen.
Wanneer dit voorstel wordt aange-
Drie lastige kindervragen op gods
dienstig gebied zullen dit jaar de kern
vormen van de royale aandacht die het
maandblad Gezond Gezin aan de gods
dienstige opvoeding hoopt te besteden.
De drie kindervragen zijn precies
zoals ze door kinderen gesteld zijn -
rondgestuurd aan een aantal vooraan
staande personen met belangstelling
voor kwesties rondom de godsdienstige
opvoeding.
In het zo juist verschenen februari
nummer van Gezond Gezin worden de
drie vragen beantwoord door ds. G. R.
Visser, gereformeerd predikant te Am
sterdam en leraar godsdienstonderwijs
aan een kweekschool. De drie vragen
zijn ,,Waar is God eigenlijk „Hoe
komt de duivel toch in je hart en hoe
krijg je hem er uit Als het babietje
nog niet geboren is, kan de duivel er
dan bij", en ,,Als ze naar de hemel
gaat, waarom wordt ze dan begraven?"
nomen, zal er dus ook een uitspraak
moeten volgen, waarmee de Synode te
rugkomt op de schorsing van wijlen Dr.
Geelkerken, Ds. Buskes e.a.
Zoals u weet, fungeert Assen 1926
in onze kerken niet meer.
Daardoor ontstond er een halfslach
tige toestand, waaraan een eind moest
komen.
Gelukkig is daar nu hard aan ge
werkt.
Het minderheidsrapport van Dr.
Schelhaas heeft een andere strekking.
Het wil Assen 1926 onverkort hand
haven en weer opnieuw bindend laten
funktioneren.
Wat moeten wij van het een en an
der denken
Zijn onze kerken op retour
Durven wij het bijbelgezag niet meer
onverkort te handhaven
Deze vragen zou ik niet graag be
vestigend willen beantwoorden.
Ik geloof, dat de zaak anders ligt.
Men heeft ontdekt, dat er in Genesis
2 en 3 méér problemen liggen, dan men
in 1926 heeft gezien.
Zo is bijvoorbeeld de vraag, hoe de
verhouding is tussen de duivel en de
slang, in de wereld van de rechtheid
voor de zondeval, niet één-twee-drie te
beantwoorden.
Is de bijbelschrijver hierbij soms van
'n gangbare voorstelling uitgegaan
De bijbel sluit zich meermalen aan
bij gangbare voorstellingen en God gé
bruikt deze dan voor zijn openbaring.
Dat het met de ouderdom van de aar
de anders ligt, dan wij vroeger gedacht
hebben, is tegenwoordig wel duidelijk.
Dat de aarde tussen 2 a 3 miljard jaar
oud is, betwijfelt geen christelijk natuur
kundige, gezien de feiten, die de aard
korst aan het licht bracht.
Ook schijnt vast te staan, door vele
ontdekkingen in de bodem, dat een half
miljoen jaren vóórdat de mens ver
scheen, er al skeletten van mensachtigen
in de aarde voorkwamen.
Moeten wij dan niet veel meer in het
scheppingsverhaal, in Genesis 1 en 2,
het simpele, vereenvoudigde, voor ieder
begrijpelijke, verhaal zien van Gods
grote werken in onze schepping
De grond van ons geloof wordt door
Behalve een antwoord aan het kind for
muleert ieder van de aangezochte per
sonen ook een toelichting aan de ouders.
In elk van de komende nummers hoopt
Gezond Gezin een andere „antwoord
man" aan het woord te laten.
Als voorbeeld ds. Vissers antwoord
aan het driejarige jongetje op de eerste
vraag ,,God is thuis, in de hemel
maar Hij kan fijn overal doorheen kij
ken. Doe de deur eens open voor poes...
hij wil naar buiten..." De toelichting
(verkort): „Niet te zwaar tillen aan
deze vraag. De aandacht van een drie
jarig kind is nog zo vluchtig, dat er van
God naar de poes maar één pas is".
Als orgaan van de Protestantse
Stichting ter bevordering van Verant
woorde Gezinsvorming heeft Gezond
Gezin weliswaar sexualiteit, huwelijk
en gezinsvorming tot hoofdonderwer-'
pen, maar opvoeding hoort daar bij. In
dat kader heeft Gezond Gezin de kwes-
de deputaten in het meerderheidsrap
port niet aangetast.
Veel meer willen zij een versmalling
in de exegese van Genesis 2 en 3, voor
al wanneer dit wordt vastgelegd, van
de hand wijzen.
Bekend is, dat Augustinus over de
eerste hoofdstukken van Genesis er een
visioen-theorie op nahield.
Wie zal hierom deze kerkvader, op
wie zowel Luther als Calvijn bij de re
formatie teruggrepen, willen verkette
ren De ruimte in de kerk, die in de
bijbel en het geloof altijd naar de ver
kondiging van Christus vraagt in de
Schrift, zal er moeten blijven.
Daarom ben ik blij met dit meerder
heidsrapport voor onze Synode en hoop
ik van harte, dat het zal worden aan
genomen.
(Kerkbode Voorburg) H. J. Spier.
KORT VERSLAG van de vergadering
der Classis Zeeuws-Vlaanderen, ge
houden op dinsdag 7 februari 1967 in
„De Poort" te Zaamslag.
Na opening door br. Musch als praeses
der roepende kerk van Breskens en con
trole der credenticbrieven door de kerk
van Oostburg, wordt de vergadering ge
constitueerd ds. Paksy, praeses, ds.
Heemskerk, scriba, ds. Noorloos, assessor.
De notulen worden gelezen en getekend.
Op voorstel van ds. Verbeek zullen de
notulen vooraf aan de kerkeraden worden
toegestuurd.
Het financieel verslag over 1966 van de
classicale quaestor br. Bot wordt goedge
keurd, evenals de begroting over 1967.
Het probleem der kerkgrenzen is nog
niet opgelost, behalve tussen Hoek en Ter-
neuzen. Er wordt daarom op aangedron
gen, dat de kerken onderling tot overeen
stemming zullen proberen te komen.
Op verzoek van de kerk van Aardenburg
wordt, op grond van de overlegde rappor
ten, preekconsent verleend voor een pe
riode van een jaar aan br. M. Noorloos
te Geldermalsen.
Voorstellen van de deputaten voor hulp
behoevende kerken om steun te verlenen
aan Aardenburg, Breskens en Hoek wor
den, na enige discussie en wijziging, goed
gekeurd.
tie van de godsdienstige opvoeding
aangesneden, die ouders blijkens uit
latingen „moeilijker vinden dan de sexu-
ele opvoeding".
Verder wijst Gezond Gezin ditmaal
in een interview met de psychiater
dr. M. H. Cohen Stuart een groot
aantal oorzaken in gezin en maatschap
pij aan die tegenwoordig moeders moe
en vaders geprikkeld maken. Een van
de kwaadaardigste factoren vindt dr.
Cohen Stuart de tegenstrijdige menin
gen die over opvoeding naar voren wor
den gebracht en die ouders onzeker ma
ken in het bieden van gezonde
weerstand aan hun kinderen. Een an
dere factor die hij sterk naar voren
haalt is de stortvloed van informatie
waar onder de mens tegenwoordig be
dolven wordt. Of er tegenwoordig meer
spanningen optreden, of er meer moe
heid of geprikkelheid is dan vroeger,
vindt dr. Cohen Stuart moeilijk te zeg
gen. Wél hebben ze andere oorzaken
dan vroeger.
Ds. Verbeek rapporteert, dat de quota
voor art. 10 vlot zijn voldaan.
Voorstellen van de classicale Evangeli-
satie-deputaten tot steunverlening aan de
kerken van Aardenburg, Breskens cn Ter-
neuzen worden aanvaard. Aan steunaan
vragen van deze kerken bij andere instan
ties zal adhaesie worden betuigd. Van het
zakelijk rapport over de Evangelisatie
activiteiten aan de P.S. wordt met dank
baarheid kennis genomen.
Bij de rondvraag bedankt ds. Noorloos
namens de kerk van Aardenburg voor de
financiële steun bij haar kerkbouw, deelt
mee, dat de plannen klaar zijn en dat mo
menteel wordt gewacht op de vergunnin-
gen.
Benoemingen voor de provinciale depu-
taatschappen worden gedaan. In plaats van
ds. Hoogerwerf wordt ds. Noorloos tot
Zendingsdeputaat benoemd. Ds. Verbeek
wordt primus voor deputaten Geestelijke
verzorging der militairen.
Een nieuwe visitatieregeling zal ter
goedkeuring aan alle kerkeraadsleden wor
den toegestuurd op de mei-vergadering
der classis zal dan worden beslist, of er
voortaan één keer per twee jaar kerkvisi
tatie zal worden gehouden.
Volgende vergadering 2 mei te Schoon-
dijke. Roepende kerk Hoek. Moderamen
Ds. Verbeek, praeses, ds. Noorloos, scri
ba, ds. Paksy, assessor.
Nadat ds. Berger goede wensen heeft ge-
incasseerd i.v.m. zijn reis naar Amerika,
wordt de vergadering tegen middernacht
gesloten met dankgebed door ds. Paksy.
In opdracht van de classis,
M. A. NOORLOOS, assessor.
INGEZONDEN STUKKEN
(buiten verantwoordelijkheid der redactie)
Geachte Lezers,
Enigszins begrijpelijk voelde ik mij
verheugd toen een tweetal broeders in
de Kerkbode van 16-2-'67 de moed
hadden door inzending van een inge
zonden stuk ter sprake te brengen wat
er de laatste jaren onze kerken voor
een deel verontrust.
Dat dit slechts een gedeelte van onze
kerken is vindt zijn oorzaak hierin, dat
er velen zijn die ten opzichte van die
verontrusting een zekere onverschillig
heid aan de dag leggen door te redene
ren als volgt laat ze maar doen hoor,
tegen geleerdheid die hier naar voren
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
37)
„Ik ben blij u ontmoet te hebben," zei Van Binsbergen
eenvoudig-weg. „En 'k hoop u nog meermalen te ontmoe
ten. Er is hier op het dorp zo weinig conversatie, behalve
dan met de dominé en de hoofdonderwijzer."
„En u zeide, dat u van de mensen hier houdt."
„Ongetwijfeld. Het is hier een trouw, eerlijk, arbeid
zaam volk. Maar zij zijn wat ruw in de omgang, ruwer
nog dan in Zeeduin. Dat is niet altijd even prettig."
Hertha gevoelde, dat daar een fijn besnaarde ziel een
klacht uitte. En zij verstond die klacht. Deze onderwijzer
was een gentleman in zijn voorkomen en in zijn optreden.
Hij was iemand, om sympathie voor te koesteren. Hij
haatte alle ruwheid en platheid.
Een zwaar, dof geluid weerklonk.
„Daar is de tram. Goede reis, zuster."
„Mijnheer Van Binsbergen. Hartelijk dank voor uw ge
leide. U hoort spoedig van mij, wil ik hopen."
Twee slanke handen rustten in elkaar. Hij lichtte de
hoed van het hoofd en Hertha bespeurde, dat twee leven
dige, onnatuurlijk schitterende ogen, diep in de hare ke
ken. Zij voelde een intens medelijden in zich opkomen...
HOOFDSTUK XI.
Dominé Van Laan, de predikant van Zeeduin, staarde
in het vuur van zijn haard, die in het studeervertrek een
behagelijke warmte verspreidde. Vaak brandde de haard
niet, want hij las en studeerde, vooral in de winter, het
meest in de huiskamer, waar hij meteen zijn vrouw gezel
schap hield. Kinderen bezat het echtpaar niet.
Maar deze middag had hij de haard laten aanleggen,
omdat hij de wijkzuster bescheiden had, met wie hij alleen
wilde praten.
De predikant, overigens een hups man, zag er verstoord
uit. Het liefst had hij het bezoek niet ontvangen, omdat
hij zeer wel gevoelde, het tegen Hertha, die hij wel lijden
mocht en wier werk hij zeer op prijs stelde, te moeten
afleggen. Zij had iets zekers over zich zij kon zó con
sequent redeneren, dat hij schaakmat gezet werd. Het was
niet de eerste maal, dat hij haar ontmoette en een gesprek
met haar had.
Hij kon evenwel aan het geval moeilijk ontkomen, om
dat enkele kerkvoogden, liberale boeren en de notaris,
hem er op gewezen hadden, dat „het met die zuster zó
niet langer ging".
Het liefst had dominé Van Laan haar haar gang maar
laten gaan. Als zij dan wilde evangeliseren, nu, baatte het
niet, het schaadde ook niet. Er kwamen nu toch ook geen
mensen in de kerk. De kerkvoogden, die nu over de zus
ter zulk een groot woord hadden, vertoonden zich hoog
stens tweemaal per jaar onder zijn zeer klein gehoor.
Daarbij kwam nog, dat hij bij de dokter niet de minste
steun vond. Deze had kortweg gezegd, dat zuster Van
Landen uitstekend voor haar werk was en dat haar par
ticuliere liefhebberijen hem niets konden schelen. Hij had
aan haar een steun, zoals hij nog nooit gehad had. Zij
was een halve dokter. Daarbij kwam, dat zij de beschaafd
heid in persoon was en dat niets op haar viel aan te mer
ken. Zij kwam veel bij hem aan huis, ook, omdat zijn
vrouw zuster Van Landen zeer gaarne lijden mocht. Na
tuurlijk, zij had in menig opzicht denkbeelden, die de
hunne niet waren, maar dat was niet hinderlijk. En wat
haar particuliere liefhebberijen betrof, wel, de mensen op
het dorp werden er niet slechter door.
Dominé Van Laan had alras bespeurd, dat hij in de
dokter niet een bondgenoot hebben zou. Dat maakte de
zaak nog veel moeilijker, omdat diens invloed in het be
stuur van het „Groene Kruis" veel en veel meer was dan
de zijne. Het was ook zaak, met de dorpelingen voorzich
tig te zijn, daar het nu eenmaal een feit was, dat de zuster
de harten stormenderhand veroverd had, zodat het niet
gemakkelijk zou zijn maatregelen tegen haar te nemen,
stel, dat het zover komen moest.
Voor wat liefs had hij dan ook gewild, dat de kerk
voogden gezwegen hadden. Bij hun eerste opmerking had
hij er zich met een Jantje van Leiden afgemaakt in de
hoop, dat zij verder wel zwijgen zouden. Het geschiedde
evenwel niet. Zij spraken er nogmaals over, zodat hij
beloofd had, eens met de zuster te praten en haar te
bewegen op te houden met die zondagsschool-arbeid, die,
hij begreep het zeer wel en de kerkvoogden zagen het ook
zo in, allicht tot andere dingen zouden leiden.
Hij had zijn belofte niet gegeven, of hij had er spijt van.
Evenwel, hij moest haar houden en zo had hij tegen drie
uur Hertha bescheiden, om eens met haar te praten, hoe
wel hij vooruit wist, dat hij met haar geen stap verder
komen zou.
De klok op de schoorsteenmantel sloeg drie uur, terwijl
op hetzelfde ogenblik de bel overging en enige ogenblik
ken later de slanke gestalte van Hertha in het studeer
vertrek stond.
Hij begrotette haar hoffelijk, want hij was een hoofs
man en paste absoluut niet in het milieu der Zeeduiners,
waarboven hij zich mijlen ver waande, en bood haar een
stoel aan, om dan over het weer te beginnen, dat maar
niet „winters" wilde worden.
„Het wordt niet een witte Kerstmis," zei hij. „Wel
jammer, Kerstmis en sneeuw behoren bij elkaar. Dat
brengt stemming."
Hertha beantwoordde zijn opmerking met een beleefde
gemeenplaats. Zij begreep zeer wel, dat de predikant haar
niet bescheiden had, om een praatje over het v/eer te
maken. Flauw bevroedde zij trouwens, waarom zij komen
moest.
„Hoe bevalt het u hier, zuster
„Uitstekend, dominé. Ik zag er wel wat tegen op, om
dat ik nooit op een dorp gewoond had, maar het gaat
best."
„Ik hoor met veel lof over u spreken, wat uw werk
aangaat. Het is precies het tegenovergestelde van wat uw
voorgangster hier ervoer."
„Het verblijdt mij, dat men over mij tevreden is'„ zei
Hertha wie de lof op dat ogenblik niet veel schelen kon.
Er viel een stilte in. De predikant keek langs Hertha
heen naar de dorpsstraat. Het begon Hertha te vervelen,
daar zij zag, dat hij feitelijk niet goed voor de dag wilde
komen met zijn boodschap, wat zij ver van mannelijk
vond.
„Had dominé soms iets te bespreken vroeg zij op
de man af. (Wordt vervolgd)