6$ici£te> buiMen Uit de vragen bij Openbare Belijdenis (X) VAN DE KARISIMBI v VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD dat dit laatste voor de leek (de r.k. mens in de straat) van veel belang zou zijn. Nu is het zo, dat hij vaak het niet meer weet. Kinderen komen thuis en vragen de vrijdag al lachend om vlees, terwijl de ouders het weigeren, omdat zij niet gewoon zijn vlees te eten op vrijdag. De gezagscrisis is tenslotte al groot genoeg, zonder dat de (r.k.) kerk van vroeger, en die van nu, de twijfel over ..vroeger" nu laat voortleven. Ik weet, het is veel gevraagd van Rome, maar het is wellicht de enige juiste op lossing. M. V. J. DE CRAENE. 4. Verklaart gij aU getrouw te stellen onder de bediening We zijn gekomen aan de laatste van de vier bekende belijdenis-vragen. En ook hierin willen we drie stukjes on derstrepen, in drie achtereenvolgende slotartikelen. Verklaart gij, dat gij u getrouw zult stellen onder de bediening Ook in het vorige stond al zult ge trouw zijn, en blijven God vraagt trouw. Hij is zelf ook getrouw. Trouw ons stellen onder de bedie ning. Wat spreekt daar een zorg uit van de Here jegens ons. De Here is maar bezig met ons. Werkzaam aan ons. Van mensen moet soms klagend worden gezegd o, die, die bemoeien zich helemaal niet met ons. Dat kunnen we van God niet zeggen. God bemoeit zich wel met ons. In roepstemmen. In leidingen. Kastijdingen. Ook in Zijn bediening. U kent de uitdrukking hij is be diend. Ja, de stervende rooms-katho- liek. Aan het eind van zijn leven. Wij worden bediend heel ons leven, in de bediening van God. Maar dan moeten we ons ook stellen, getrouw stellen, onder die be diening. Daar is dan ten eerste de bediening van het Woord. In de kerkdienst wordt immers het Woord geopend. Het Woord Gods, dat niet ledig tot Hem zal wederkeren, maar doen zal hetgeen Hem behaagt. In dat geloof moeten we dat Woord brengen en beluisteren. Daar is ten tweede de bediening van de Sacramenten. Ook hier vraagt de Here trouw. Niet alleen bij de Doop. Daar schijnen niet veel mensen tegen op te zien tegen die geweldige verkla ringen en beloften, daarbij afgelegd Maar óók bij het H.A. vraagt de Here getrouwheid doe dat tot mijn gedach tenis. Ge moet toch uw Koning eren, die voor Zijn volk Zijn leven gaf Die ons wil sterken met brood en met wijn Nieuwerkerk J. H. B. Flitsen in het donker zijn helderder dan flitsen in het licht. En je ziet de felheid van de flitsen ook pas echt goed als het donker is. En zo ontkom ik er niet aan, van tijd tot tijd ook eens iets van het donker te laten zien. En daarbij hoop ik dan maar, dat U in dit donker de flitsen des te helderder zult zien. Bij een werkbespreking met de evan gelisten, drie in aantal, bleek me, dat er geen duidelijk beeld bestond over de grootte van de Gemeente in Kibuye. Ik ben toen eens in het kaartsysteem gedoken en gaan tellen en ik kwam tot een aantal belijdende leden („Christe nen" worden die hier genoemd) van 279. De kommentaar van de evangelis ten hierop was, dat het er stellig meer moesten zijn. Maar men kon niet bij benadering aangeven, hoeveel het er dan wel moesten zijn. Al pratende kwam het gesprek op mensen, die vroe ger wel eens gedoopt waren, maar die om één of andere reden niet meer mee leefden. Of er ook veel tuchtgevallen bij waren, was mijn vraag. Nee, die waren er niet, behalve een enkele die door de kerkeraad van het H. Avond maal was afgehouden, meestal omdat de persoon in kwestie er een tweede vrouw had bijgenomen. Ik trachtte er achter te komen, wat er dan wel met deze mensen aan de hand kon zijn, en wat de kerkeraad daar dan wel aan ge daan had. Er bleek eigenlijk niet zo veel bizonders aan de hand te zijn, dingen, die je overal tegenkomt verslapping, achteruitgang in het kerkbezoek en zo meer, dingen die elke ouderling in Ne derland van zijn huisbezoeken kent. De kerkeraad had er verder ook niets aan gedaan, behalve dan geconstateerd dat er veel terugval was. Nee, bezoek had den deze mensen nooit gekregen, niet van een predikant, niet van een evan gelist, niet van een ouderling. We heb ben daar lang over doorgepraat. En tenslotte waren we het er over eens, dat we met grote kracht de pastorale bearbeiding van de Gemeente moesten gaan aanpakken en dat met name ook de ouderlingen daarbij moesten worden ingeschakeld, omdat dit juist tot hun ambt behoorde. En hiermee hebben we nu meteen één van de grootste problemen van de Presbyteriaanse Kerk in Rwanda aan geraakt. Dit is de zielzorg, of eigenlijk beter het ontstellende gebrek aan ziel zorg, aan pastoraat. Er is allerwegen een verblijdende belangstelling voor het Evangelie, en het aantal van hen, die b.v. in Kibuye in dooponderricht zijn, loopt in de honderden, terwijl het voor het geheel van de Presbyteriaanse Kerk duizenden zijn. En ook in het verleden heeft men al zijn krachten ge concentreerd op de Evangelieverkondi ging aan de niet-christenen. Aan enige consolidering van de aldus gevormde Gemeenten is echter vrijwel niets ge daan. Men verwachtte van de christe nen, dat ze wekelijks naar de kerkdien sten zouden komen, dat ze eveneens op sommige weekdagen aan het publieke morgengebed zouden deelnemen en dat ze hun kerkelijke bijdrage zouden be talen. Verder werd geen aandacht aan hen besteed. Zodra iemand gedoopt was, werd hij beschouwd als een chris ten, wat dan zoveel betekende, dat hij een bepaalde status had bereikt. Maar pastorale zorg werd aan niemand be steed. Geen ouderling, die ooit op huis bezoek ging. Hij bezocht de kerkeraads- vergaderingen om er zijn zegje te zeg gen. Daaruit bestond zijn hele ambts activiteit. Ik wil daar geen kwaad woord over zeggen, want er is nooit iemand geweest, die hen heeft geleerd of zelfs maar gezegd, wat het werk is van een ouderling. En zo zijn de Gemeenten in velerlei opzicht geestelijk verkommerd. Heel veel christenen komen niet verder dan dat ze hun hart aan de Here Jezus moeten geven. Dikwijls heeft het Evan gelie geen verdere concrete inhoud voor hen. Het hele publieke leven staat daar buiten. Christen zijn is een zaak van het hart, waar je hoofd en je handen buiten blijven. En zo is er een grote geestelijke ar moede en soms zelfs achteruitgang. Het ontbreken van pastorale zorg had ook tot gevolg, dat er veel verloop was in het ledental van de Gemeenten. Zo werden in een bepaalde Gemeente ge durende veertig jaar jaarlijks ongeveer 100 mensen gedoopt, terwijl het offi ciële ledental van die Gemeente al die jaren 400 bleef. Met andere woorden, er werden jaarlijks net zo veel leden stilzwijgend door de kerkeraad afge schreven als er publiekelijk werden toe gelaten. Waar is in al dit donker nu de licht flits Wel hierin, dat de nood van dit gemis aan pastorale zorg ontdekt is. De predikanten hebben het ontdekt, de evangelisten ontdekken het en de ouder lingen gaan het ontdekken. En daarom wil de Kerk deze mensen beter gaan toerusten tot hun taak. Het evangelie is hier opnieuw ontdekt. Kees en Josien Overdulve. MEJUFFROUW A. P. VAN WOUDENBERG NAAR RWANDA. Een dezer dagen zal de administra trice van het Evangelisatiecentrum van De Gereformeerde Kerken, mejuffrouw A. P. van Woudenberg, voor een pe riode van drie maanden naar Rwanda vertrekken. In opdracht van de gereformeerde zending zal mejuffrouw Van Wouden berg zich bezig houden met de admi nistratie van het zich steeds uitbreiden de lectuurwerk. Zij deed reeds veel er varing op in een overeenkomstige funk- tie bij de interkerkelijke lectuurdienst te Djakarta, waaraan zij jarenlang ver bonden was. Ouderlingen-cursus op D.V. vrijdag 3 maart, consistorie Hofpleinkerk te Middel burg om 8 uur. Onderwerp ,,In de lijn van het leven" door Drs. A. Elshout. KORT VERSLAG van de vergadering der Classis Middelburg op maandag 13 februari 1967, 7.30 uur n.m. in de Getuigeniskerk te Middelburg. 1. Ds. Streefkerk opent de vergadering, laat zingen Gezang 61, leest een gedeelte van Lucas 9, en gaat voor in gebed. 2. Nadat de credentiebrieven zijn na gezien, en alle kerken wettig vertegen woordigd blijken te zijn, wordt de verga dering geconstitueerd. In het moderamen hebben zitting Ds. J. C. Streefkerk, prae- ses Ds. P. G. den Hengst, scriba I Ds. A. G. Kornet, scriba II Ds. J. H. Meijer, assessor. 3. De notulen van de vergadering van 10 november 1966 worden na enkele kleine wijzigingen goedgekeurd. 4. Ingekomen stukken a. De Classis Goes vraagt, in verband met de vele vacatures, van de Classis Middelburg drie consulenten voor de ker ken op Noord-Beveland. Op voorstel van het moderamen worden benoemd voor ColijnsplaatDs. J. H. Meijer voor Wissenkerke Ds. J. C. Streefkerk; voor Geersdijk Ds. A. Dondorp. b. De kerk van Middelburg vraagt en ontvangt toestemming tot het houden van een dienst met de Herv. Gemeente. Het zelfde wordt aan de kerk van Souburg toegestaan hier betreft het enige diensten in Souburg en Ritthem. 5. Instructies a. In aansluiting op de vraag van West- kapelle om vacaturebeurten, wordt beslo ten, dat op de mei-classis de vacature beurten voor geheel 1968 geregeld zullen worden. b. Aan het verzoek van de kerk van Domburg, om in juli en augustus twee gemeenschappelijke diensten met de Herv. Gemeente te mogen houden, wordt vol daan. c. De kerk van Grijpskerke ontvangt toestemming op de eerste Paasdag een ge meenschappelijke kerkdienst te houden met de Herv. Gemeente. d. De kerk van Grijpskerke vraagt de classis de mogelijkheid te onderzoeken om een bepaald object van het werelddiaco- naat te adopteren. Op voorstel van het moderamen worden in een commissie ad hoe benoemd de brs. Drs. J. Helderman te Domburg G. Boot te Middelburg en M. de Bruin te Middelburg. e. De kerk van Vrouwenpolder vraagt classis te onderzoeken op welke wijze de verhouding tot de Vrijgemaakte Kerken verbeterd kan worden. Op voorstel van het moderamen worden in een commissie ad hoe benoemd de brs. Dr. A. Dondorp te Gapinge C. Geervliet te Vlissingen en I. van Noppen te Middel burg. 6. Rapporten a. Ds. Streefkerk rapporteert over de Zending, waarbij in 't bijzonder de arbeid in Rwanda ter sprake komt. Op een vorige vergadering is door de kerk van Vrouwenpolder een voorstel ter tafel gebracht om als classis een bepaald object te adopteren. Dit voorstel wordt FEUILLETON door H. NOORMAN 36) De predikant haalde oude herinneringen op en troonde na enige tijd, de dames waren in een apart gesprek ge raakt, de onderwijzer mede naar zijn studeerkamer. Ku chend verliet deze het vertrek. ,,Van Binsbergen is vriend des huizes," lichtte mevrouw Misset Hertha in. „Onmiddellijk nadat wij hier kwamen, het is vier jaren geleden, stal hij onze harten door zijn ongekunsteld optreden, zijn helder oordeel, vlug verstand en ondanks dat alles zijn grote eenvoudigheid." „Hij schijnt een kraan in het leren," merkte Hertha op. „Hij leert spelend en zou verder geweest zijn, wanneer zijn gezondheidstoestand niet te wensen overliet." „Hij is niet sterk," zei Hertha. „Wat denkt ge vroeg de ander. „Als verpleegster hebt ge een scherpe opmerkingsgave." „Die droge, schorre kuch bevalt mij niet. Zijn gebogen houding wijst op een zwakke borst. Ook vind ik zijn blos verraderlijk, terwijl zijn ogen mij te onnatuurlijk schitte ren." ,,'k Heb respect voor je opmerkingsgave," zei de predi kantsvrouw vol ongeveinsde bewondering, ,,'t Lijkt wel de diagnose van een dokter." Hertha glimlachte. „Een diagnose is iets anders. Ik heb alleen verontrus tende verschijnselen opgenoemd. Maar 'k durf geen ziekte noemen, omdat ik mij deerlijk zou kunnen vergissen." „Èn zijn vader èn zijn moeder zijn aan t.b.c. overleden," zei de ander, als om Hertha wegwijs te helpen. „Ik dacht het wel," oordeelde Hertha. „Jammer voor hem. Hij lijkt mij een eminente jongeman." „Onder ons noemt dominé hem David", omdat hij God vreest met zijn gehele ziel en wezen. Hij is vol ijver en zou veel meer kunnen presteren dan hij nu reeds doet, als hij niet zo zwak was. Maar hij draagt zijn lot met engelengeduld. Wij hebben nog nooit een enkel symptoom van opstandigheid bij hem bespeurd, wat toch wel ver klaarbaar zou zijn." Hertha luisterde vol aandacht en kreeg een steeds meer groeiende sympathie voor de jonge man. „Zou het wel goed zijn voor hem, dat hij des zondags naar Zeeduin komt In de winter is dat geen werk op de fiets." „Dan loopt hij wel. Houd hem niet tegen. Hij is vol vuur en wil dat vuur niet gedoofd hebben. Hij wenst, zolang hij leeft, werkzaam te zijn. En 't is zeer wel mo gelijk, dat hij oud wordt:" „Het is mogelijk," peinsde Hertha overluid, maar met twijfel in haar stem. „Meent ge van niet?" „Dat beweer ik niet, mevrouw. Maar de andere moge lijkheid is even groot. Het hangt af van zijn weerstands vermogen." „Dominé zegt dat ook altijd. Wij moeten ons wennen aan de gedachte, dat Van Binsbergen ons voorgoed ver laten gaat. Het is hard, maar de Here weet, wat goed is." Over de afwezige kon niet meer gesproken worden, want hij trad het vertrek weer binnen, op zijn gelaat de zonnige glimlach en die trek van innerlijke tevredenheid en zielerust. „Het regent, zuster," zei de predikant. „Dus je gaat met de tram." ,,'k Heb het beloofd," berustte Hertha, „maar ik ging net zo lief op de fiets. Het is niet ver naar het station „Tien minuten." „Ik zal u even brengen," zei Van Binsbergen. „Wij hebben nog een half uur de tijd." „Doe u niet zoveel moeite voor mij. Ik „Ik moet die richting uit en al was dat niet zo, dan zou het toch wel verbazend ongalant zijn, als ik u alleen liet gaan." Het half uur verstreek onder gezellige kout. Hertha had er spijt van, dat zij vertrekken moest, daar zij zich vol komen op haar gemak voelde. Enige tijd later liep zij aan de zijde van de lange onder wijzer door de dorpsstraat, om die in het midden te ver laten en een landweg in te slaan. Zij had nog geen woord gesproken, omdat zij de tact en de ervaring had, Van Binsbergen, die hevig hoestte, nu hij uit de warme kamer in de kille avondlucht kwam, de tijd te geven, om op adem te komen. „Pas u op," zei hij dan, „stap niet in de modder. Hier is een verhard voetpad." Hij sprak niet over zijn hoesten en over zijn gezond heidstoestand, vermoedelijk begrijpend, dat Hertha als ervaren verpleegster haar conclusies getrokken zou heb ben, zo er reeds niet over hem gepraat was. Wel was hij vol over het plan, dat gemaakt was. En Hertha luisterde kinderlijk-blij naar zijn schorre stem, die vol vuur sprak over de voorgenomen zondagschoolarbeid. ,,'k Hoop, dat u er enkele kinderen bij kunt krijgen. En anders beginnen wij met drie." „Het zal mij wel lukken," dacht Hertha. „Ik zal u zo spoedig mogelijk berichten. Is uw naam op de brief vol doende „F. Frederik van Binsbergen is voldoende, zuster. De tijd is nu wel goed. Een week of zes vóór Kerstmis. Zon dagsschoolboekjes zal ik wel zien te krijgen." „Als het zover is, bestelt u ze maar. Onze kas bezit honderd gulden." „Daar is wel wat mee te beginnen." Hij begreep on middellijk, dat zij de honderd gulden gaf. „Maar u ver gist u. Er is honderd tien gulden in. Doch daar heeft nie mand wat mee te maken, zuster." „Natuurlijk niet," zei Hertha. Voor hun ogen, de laatste minuten hadden zij op de open weg gelopen, omdat er geen huizen meer waren, rees een klein gebouw op, spaarzamelijk verlicht met pe troleumlampen het stationnetje van Landdorp. „Nu moet u dat hele eind nog terug," verweet Hertha zichzelf. „Ik Heb de wind in de rug, zou u zeggen. Bovendien moet ik het halve eind. Ik ben mijn kamers voorbij ge lopen." Zij betraden de kale wachtkamer, waar zich niemand bevond. Hertha stond onder de petroleumlamp, wier mat schijnsel haar fris gelaat verlichtte. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2