JsC&toCto ito dc Bif&C-t Uit de Gemeenten MIJN COLLEGA Uit de vragen bij Openbare Belijdenis VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD En zij lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem." Hij moet dan met een aan de Catechismus denken en wel in het bijzonder aan zondag 6. Daarin wordt immers uit de doeken gedaan dat de Middelaar een rechtvaardig mens en waarachtig God moet zijn. Hij vraagt zich dan af „Komen de mensen naar de kerk voor zulke theologische uiteen zettingen Zij komen omdat de jonge lingen gezichten willen zien en de ouden dromen willen dromen, maar hoe kun nen wij visioenen zien oprijzen achter de droge woorden van zondag 6 Had Petrus niet beter kunnen profeteren de jongelingen zullen hun lessen opzeg gen en de ouden zullen er de bril bij op zetten Is het ook niet brutaal en hoog moedig om uit te pluizen waarom God dit en dat zus en zo heeft willen doen?" Even verder „Moeten we bij zondag 6 ook niet een klap om de oren krijgen? Ja, als die éne vraag er niet bij stond - waaruit weet gij dat met het antwoord uit het evangelie! Aha, zo roept de dichter-dominee uit -daar komen toch nog de visioenen Als wij de zware gordijnen van al die dogma tische termen in de Cat. opzij schuiven, dan ontdekken wij daar achter deze zee van Galilea. Het evangelie vertelt, hoe Andréas het uitroept Simon, wij hebben Hem gevonden". Okke Jager commentarieert Dat is zondag 6. Zo'n stuk belijdenis kun je niet keurig als een lesje opzeggen. Ach ter deze dogmatiek ruist de zee van de eeuwigheid waar de golven vandaan komen van de besluiten Gods". We leren tegenwoordig de belijdenis zingen. Zouden we het ook nog eens leren zondag 18 vraag en antwoord 48, dat de Godheid door niets kan worden ingesloten en overal tegenwoordig is, en dat daaruit volgt, dat zij wel buiten haar aangenomen mensheid is. en noch tans niettemin ook in haar is, en per soonlijk met haar verenigd blijft te laten zingen (Veluwse Kerkbode) J. Nierop. (IX) 3. Verklaart gij c. Door Gods genade trouw te blijven. Nogmaals wordt er een verklaring afgelegd. Allemaal behorend bij dat oprechte voornemen. Namelijk om God lief te hebben, en te dienen. Voorts om tegen zonde, Sa tan, en wereld te strijden. En ook nog om, in trouw, Gods naam te belijden. Wat 'n verklaringen Wat 'n belof ten Er worden heel wat beloften afgelegd in de kerk, voor Gods aangezicht Bij de doop. Bij het huwelijk. Bij be lijdenis. Bij. bevestiging. Kan dat allemaal wel Wordt alles nagekomen Künnen we dit wel be loven Om in het belijden van Gods trouw te zijn, trouw te blijven Gelukkig, dat er drie woordjes vóór staan Déze woordjes door Gods genade. En dit willen we in dit stukje dus even onderstrepen. Want daar zal het van moeten komen van de genade Gods. Van die kracht uit de hemel. Van de hulp van Christus. Het is gewaagd, het is roekeloos om beloften of geloften te doen, zonder te smeken om Gods genadige bijstand. Het is niet goed om in eigen kracht te zeggen ik zal U niet verloochenen. Het gaat mis als we vertrouwend op ons b. OM AMNON. „Ook de koning weende zeer luid". 2 Sam. 13 36. Elk huis heeft zijn kruis 't is werker- lijk niet noodwendig verbonden met de geringe en maatschappelijk arme in het leven. Ook in de paleizen deelt God kruizen uitook daar wordt geweend. We zagen het bij David en Bathseba, en nog is er voor David het einde van zijn tranen niet. De Here legt hem nog meer op om te dragen, want de gifplantmoord, blijkt ook in de paleistuin waar de palm Thamar in schoonheid bloeit, een plaats te hebben. We bespreken de aanleiding tot de moord op Amnon, die door zijn half broer Absalom vermoord wordt, elders als we over de krijtende Thamar hande len, die door Amnon bedrogen werd. Absalom heeft dit bedrog niet genomen, doch de belediging zijn zuster aange daan, gewroken door Amnons dood. Hij heeft deze verradelijk vermoord op een schaapscheerdersfeest. Prins Absalom vlucht dan naar zijn koninklijke groot vader. Davids zonen, de prinsen, ver hieven op het vernemen van Absaloms misdaad hun stem en weenden. Ook de koning en al zijn dienaren weenden, zo lezen we, en dat „zeer luid". Zo is David opnieuw in rouw eerst over zijn jongste en nu over zijn oudste jongen. Hij heeft het zich zeer aange- Nieuwerkerk. 1. Kerkelijk stand: we mochten weer een gezin inschrijven. Uit Haamstede kwa men tot ons over br. en zr. Verboom— v. d. Schelde, met vier jonge kinderen. We heten deze ouders, de drie jongetjes en het meisje hartelijk welkom in de ge meente, en hopen dat u zich hier echt thuis zult gevoelen, in eigen woning en in 's Her ren woning. Weest gezegend en ten zegen! 2. Onze zieken a. Nieuwerkerk br. Bij de Vaate is, om zo te zeggen ter elfder ure, alsnog ge opereerd, 80 jaar oud zijnde. Er was geen zelf, zeggen: al gaven ze mij mijn huis vol zilver, ik zou niet overtreden. Want dat is grootspraak Geestelijke waag halzerij. Dan wordt de ootmoed verge ten. Dan zijn we niet indachtig onze kracht is klein, de driften veel, het hart onrein. Daarom verklaringen zijn goed. Be loften passend, maarhet zal altijd moeten zijn een voornemen om in het belijden trouw te blijven, door Gods genade Nieuwerkerk J. H. B. trokken en Amnon blijkbaar zeer lief gehad. Hij had hem niet eenmaal ge straft over zijn zondig vergrijp aan Tha mar. David was een slap vader en „treurt" nu het te laat is „alle dagen over zijn zoon". Hoe echt menselijk is dit. Men kan zijn ouders begraven en dan daarna heus niet elke dag van zijn leven daaraan terug denken, maar wie een kind begraven moest, vergeet dit geen dag. Het treft ons dat David zijn kinderen zeer liefgehad heeft, maar of dit een geheiligde liefde was, die met Gods ge boden rekening hield, mag worden be twijfelt, want Davids toorn over de zonden zijner kinderen is wel zeer ge matigd. Hij staat niet op bekering en afschuw van het kwaad. Vleselijke lief de heeft bij David menigwerf de over hand gehad boven de liefde tot recht des Heren dat in het paleis op de Jezus- burcht danig geschonden werd. Stellig is deze zwakheid uit Davids zelfbe schuldiging geboren en gevolg van eigen bedreven kwaad. Dit heeft Davids handen slap ge maakt zijn tranen verdoezelen dit niet en maken het niet goed. Ze wissen de met bloed geschreven regels van het bedreven onrecht in Davids huis en ge zin niet uit de huiskronieken weg. Deze tranen getuigen tegen hem, ook doen ze hem bidden verwerp mij niet van voor uw aangezicht. Brouwershaven B. WENTSEL. keus. Door bloedingen ging het leven wij ken. Gisteren (8 februari) is de operatie geschied. Onze br. is bewaard, en mocht uit de narcose ontwaken. Vanzelfsprekend ligt hij nog in uiterste zwakheid terneer. God geve het, dat hij door critieke dagen mag heenkomen. b. Oosterlandwe mochten in Goes br. Edelschaap bezoeken. In Bergzicht. Moge ook zijn herstel verder intreden. In Zierikzee (Corn. Stichting) is opgenomen br. M. Capelle, 90 jaar. Door ernstige ziek te getroffen ligt hij buiten kennis. 3. Recruten-dag, maandag 20 februari, half elf, Middelburg. Zijn er nog, die er voor in aanmerking komen Nieuwerkerk J. H. B. Wie kaatst, moet de bal verwachten, en wie artikelen schrijft, kan op reactie rekenen. Dan kan het polemiek worden, maar gelukkig leidt niet elke polemiek tot scheuring. We hebben heus geen behoefte aan meer brokken. In „Trowel and Sword" het blad van de kerken in Australië is een ouderling op de ketting gesprongen na een artikel van een predikant. Gelet op de partners dat moet wel interessant zijn Wat zullen de presbyter en de pastor elkaar vertellen Het betreft onze materie, het is echt „Mijn collega" stof. Niets nieuws in de kerkelijke we reld. Wat wij nu behandelen, heeft ook in Australië al aandacht genoten. Ds. de Graaf is naar „The Ministers Conference" geweest. Vertaald naar de predikanten-conferentie In Austra lië wonen de dominee's niet op een kluit. De naaste buurman-collega woont meestal nog meer dan 100 km. bij je vandaan. Dat daar een predikanten conferentie in belangstelling bloeiende is, laat zich begrijpen. „Wat is het hoogst verkwikkend" schrijft Ds. de Graaf „dat verschillende proble men op een aangename en broederlijke wijze besproken zijn, hoewel de meeste punten niet tot een oplossing gebracht zijn." (Hé, ook daar al niet!) Ds. de Graaf wordt in zijn enthousiasme haast pathetisch. „Een dominee gevoelt er behoefte aan van tijd tot tijd onder wezen te worden, te luisteren inplaats van te spreken, te ontvangen inplaats van te geven. Een dominee, die altijd zo voorzichtig moet zijn om speciale vrienden in de gemeente te hebben, omdat hij zijn liefde aan allen moet ge ven. Graag laat hij die beperkende ban den eens vallen in de ontmoeting met collega's om dan met nieuwe krachten zich weer te geven aan het werk voor mensen, die op zijn liefde en attentie wachten." Een ouderling springt op de ketting. G. S. O. TWEE ZENDINGSARBEIDSTERS NAAR RWANDA. Op 19 februari hoopt mejuffrouw F. T. Lugtenborg uit Leeuwarden naar Rwanda te vertrekken, waar zij ver bonden zal worden aan de middelbare meisjesschool te Remera. De uitzen- dingsdienst vindt plaats in de Gerefor meerde Kerk van Brussel en wel in de ochtenddienst op 19 februari. Op dezelfde dag vertrekt ook zr. W. H. van der Kous uit Utrecht naar Rwanda. Zr. Van der Kous, die voor een periode van omstreeks zes maanden als „vrijwilligster" uitgaat, zal voorna melijk aan Rwandese vrouwen voorlich ting geven op sociaal en medisch ge bied. Haar uitzending werd mogelijk gemaakt door steun van het Vrouwen Zendings Thuisfront, uit de ressorten van de Zendende Kerken van Rotter dam en Middelburg. Zr. Van der Kous werkte voorheen in verschillende ontwikkelingslanden. FEUILLETON door H. NOORMAN 35) „Ik heb het hier zeer naar mijn zin," zei Van Bins- bergen. „Het is een gezonde streek, vlakbij de zee. En ik houd van de mensen hier." „O, ik bedoelde geen aanmerking," haastte zich Hertha te zeggen. „Me dunkt, het was een gedachte, die het eerst moest opkomen." „En u komt van Rotterdam naar Zeeduin," zei Van Binsbergen. „Schaakmat gezet," bekende Hertha. Het luchtige discours werd nog enige tijd voortgezet, tot Hertha het geschikte moment vond, om met haar mededelingen te komen. Haar toehoorders waren onmid dellijk één en al oor en luisterden met buitengewone be langstelling naar de betoogster, die met vuur en over tuiging uiteenzette, dat er in Zeeduin een taak lag voor hen, die naar het zuivere Woord Gods willen leven. „Het is niet de eerste maal, dat er hier in de pastorie over gesproken wordt. De grote moeilijkheid was alleen, dat wij niet een aanknopingspunt hadden," merkte de pre dikant op. „Met juffrouw Saaman, die hier al jaren woont, sprak ik er wel over, maar zij zag geen weg op Zeeduin. Er wonen ook maar enkele van onze mensen. En niet ieder is er geschikt voor. Intussen zijn uw mede delingen belangwekkend. Hoeveel kinderen komen er, als u bij die ongelukkige jongen is „Drie. Twee meisjes en een jongen. Maar het is niet onmogelijk, dat er méér te krijgen zijn. Dacht u aan een zondagsschool „Ik vermoed, dat u daaraan ook denkt „Ja, maar aan méér." „Wij moeten niet te veel hooi op onze vork nemen. Niets kan geforceerd worden. En u hebt zelf bemerkt, dat men door de kinderen belangstelling bij de ouders kan opwekken. Wat denk je, Van Binsbergen „Als de zuster nog enkele kinderen kon krijgen, dan openen wij een zondagsschool," zei de onderwijzer vol vuur. „Ik ben bereid elke zondagmiddag te komen, als u het goed vindt." Dit laatste tot Hertha. „Natuurlijk vind ik dat goed. Ik ben zeer blij met uw hulp. Want misschien bracht ik er niet veel van terecht." „Nu, daarvoor behoeft geen zorg te bestaan," zei Van Binsbergen, eenvoudig-weg. Hij hield niet van pluim strijkerij en meende, wat hij zeide. Hij had, terwijl Hertha daarover sprak, gloeiende bewondering voor haar opge vat en schaamde zich, dat hij, die reeds zeven jaar in Landdorp woonde, nooit in die zin aan Zeeduin had ge dacht. „Maar," vervolgde hij, „het is altijd goed, als de verantwoordelijkheid op twee rust." „De grote moeilijkheid is, een lokaliteit te krijgen," dacht Hertha. „Een lokaal van de school „Krijgen wij niet," vulde de predikant aan. „Als het Gemeentebestuur het nog aan de Raad voorstelde, maar zover zou het niet eens komen, dan zei de Raad toch unaniem „neen". Het liberale Zeeduin moet er niets van hebben. Het is trouwens, althans het eerste jaar, gewenst zo weinig mogelijk ophef te maken." „Op de boerderij van Dijkman vorste mevrouw. „Daar was een pracht gelegenheid. En Dijkman vindt het best. Maar 't is een half uur 't land in. Dat gaat niet." „Het getal kinderen is zeer klein, althans zeker in het begin. Misschien wil vrouw Hoogeboom haar keuken wel afstaan. De brandstof betaal ik dan wel," dacht Hertha. „Zeide u daareven niet, dat die vrouw Hoogeboom uit werken gaat?" vroeg de predikant. En op het bevestigend antwoord van Hertha „Dan zou het haar brood kunnen kosten." „Maar, dominé deed Hertha, ietwat verontwaardigd. „Ja, zuster, het kan zijn. U kent het liberalisme van Zeeduin nog niet. Elders komt door verschillende facto ren de onverdraagzaamheid niet meer zo naar voren als vroeger, maar hier leven wij er nog middenin. Beste men sen zijn het, als de christenen zich „koest houden". Maar anders „Het zou toch vreselijk zijn, een arme vrouw haar brood te ontnemen, alleen, omdat zij een vertrekje van haar huis voor een zondagsschool afstaatbarstte Hertha, met felle verontwaardiging, los. Dominé Misset glimlachte als een, die beter weet. ,,'k Heb op dat punt in mijn leven al wat meegemaakt, zuster. Maar 'k zeg niet, dat het zó zal zijn. Het kan best meevallen." ,,'k Wil het haar toch eens vragen," dacht Hertha. „Zij kan tenslotte maar weigeren, 'k Zou met plezier mijn eigen kamer afstaan, maar 'k vrees, dat juffrouw Saaman het niet zal toestaan." „Zie, wat u doen kunt," zei Van Binsbergen. „Eén berichtje en ik ben tot uw dienst, al was het aanstaande zondag. Het geeft niets, al zijn er maar vijf kinderen. Er komen er vanzelf meer, let u maar op. Ik geloof met u, dat er wat te doen is. En met de kosten 'komt het wei in orde. Men wil hier wel geven. Er is niets geen bezwaar tegen, die vrouw Hoogeboom wat huur te betalen." „De kosten zijn voorlopig bijzaak," vond ook Hertha, ingelukkig, dat haar voorstel zo in goede aarde viel. „En wat die huur betreft, 'k weet niet, of vrouw Hoogeboom die hebben wil. Enfin, dat zal ik wel zien. Wat ben ik dankbaar, dat ik naar hier gekomen ben „En ik ben dankbaar, dat ik u helpen kan en mag," zei Van Binsbergen vol vuur. Zijn ogen schitterden. „Moge lijk geeft de Here zegen op ons werk en maken wij een begin met een evangelisatiepost. Als het zover is, kunnen wij op dominé rekenen „Dat spreekt vanzelf. Oppervlakkig sprekend, zouden wij kunnen zeggen wij huren een lokaal of bouwen er een en beginnen. Dat kan goed gaan, maar als regel mis lukt het, naar de mens gesproken. En bij een mislukking zijn wij weg. Een zondagsschool is een goede hulpbrug. Door de kinderen kan men de ouders bereiken. En dan komt men ongemerkt van het een in het ander. Het is pioniersarbeid, zuster. En, geloof mij, reken op vijand schap en tegenstand. Maar die bebehoeven niet van het werk af te houden. Met onze God kunnen wij tenslotte krachtige daden doen. Ik ben zeer dankbaar, dat wij op Zeeduin eindelijk eens een aanknopingspunt hebben." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 2