MIJN COLLEGA
FLITSEN
Uit de vragen bij
Openbare Belijdenis
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
Wij helpen als kerken en werken
bijna uitsluitend via kerken overzee,
omdat wij op deze wijze
a. in hartelijke verbondenheid met ker
ken overzee deze kunnen helpen bij
hun opdracht tot diakonaat tegen
over hun eigen gemeenteleden en
tegenover de samenleving waarin
God die kerken heeft geplaatst.
Daarbij spitst hun hulp zich toe op
het verdrukte en vertrapte, de
slachtoffers van zich snel wijzigen
de samenlevingen. Is het niet gewel
dig dat in Djakarta Indonesische
kerken temidden van hun vele pro
blemen begonnen zijn met een im
becielencentrum Of dat de kerken
op Curasao naast voedselverstrek-
king ook aandacht gaan schenken
aan de jeugd in één van de moeilijk
ste centra
b. Niet alleen in materiële nood hel
pen. -En dan zien wij dat de vaak
zo kleine kerken overzee, vooral als
er reeds banden waren met onze
kerken, vaak zo beschamend waar
maken wat Paulus in 2 Cor. zegt
„Tengevolge van dit bewijs van
hulpvaardigheid zullen zij God ver
heerlijken om uw gehoorzame belij
denis van het evangelie van Chris
tus en uw gulle gemeenschap met
hen en alle anderen".
c. Verantwoorder kunnen werken, om
dat er zo stimulansen uit kunnen
gaan op het diakonaat van die zus
terkerken zelf en zij bevruchtend
kunnen werken op ons.
d. Meer mogelijkheden hebben voor
een christelijke hulpverlening, waar
in men weet dat de mens meer is
dan materie. Het gaat om christe
lijke hulpverlening, waarin men in
navolging van Christus tracht geen
machtsposities op te bouwen, maar
uitsluitend dienend aanwezig te zijn.
In verband met dit kerkelijk karakter
van het werelddiakonaat gaat het zon
dag niet alleen om uw bijdrage in de
kollektezak en daarna om uw bijdragen
op het bekende girono. 2 2 11, ten name
van het Algemeen Diakonaal Bureau te
Utrechthet gaat óók om uw gemeente
zijn hier, om een gemeente, die het
evangelie hoort en dit omzet in persoon
lijke gesprekken en daden.
Dr. J. van Klinken.
(VII)
3. Verklaart gij
a. dat het uw oprechte voornemen is...
Ja, en dan volgt er, wat de inhoud is
van dat voornemen, n.l. God lief te
hebbenen te dienen. Maar, in dit stuk
je is het mij hierom te doen ik wil 'n
ogenblik onderstrepen de uitdrukking
uw oprechte voornemen.
Mogen wij dat verklaren, dat het ons
voornemen is God lief te hebben, en te
dienen
Zeker. We gaan niet verklaren, dat
we het heerlijk ver gebracht hebben
in het dienen van God Of dat we
denken, dat wij 't er aardig af zullen
brengen
Neen, het gaat over ons voornemen.
Dat we het zoeken te doen. Dat ons
hart er naar uitgaat, en dat we ons ook
beijveren zullen het te doen.
Dat mogen we zeker verklaren. Maar
let ook nog hierop Dat er staat uw
oprechte voornemen.
Uw oprechte voornemen. Ja, want
we staan voor Gods aangezicht, als we
belijdenis doen. En dan moet er enkel
maar oprechtheid zijn We kunnen
veel beter in oprechtheid zeggen tegen
de Here ik begrijp 't eigenlijk niet zo
goed, of mijn hart is nog zo duister,
of ik ben nog niet gelukkig in mijn
geloof, dan veel te hoge verklaringen
afleggen, die niet naar waarheid zijn.
Daarom belijdenis kun je alleen doen,
als je iets afweet van genade, van het
werk Gods aan onze harten. Dan mo
gen we hoe bij aanvang ook toch
spreken van een oprecht voornemen
de Here te dienen.
Nieuwerkerk
Dr. J. H. B.
uit de kerkelijke pers van het
vorige weekend)
HUISBEZOEK IN CANADA.
Uit de Amerikaanse Wachter knip
pen we een gedeelte van een artikel
van de hand Henry de Moor, Clarsk-
son, Ontario, Canada. Zijn opmerkin
gen en zijn conclusies over huisbezoek
in Canada passen wonderwel in onze
ervaringen. Is het niet ,,G. S. O. te A
We laten het hier volgen
Huisbezoek.
Een ouderling heeft maar een moeilijke
opgave. Hij wordt opeens geplaatst voor
een taak, waarvoor hij nauwelijks enige
opleiding heeft gehad. Hij moet op huis
bezoek, maar wie heeft hem ingeleid in de
problemen van dit belangrijke werk in de
kerk van Christus
En een diaken heeft het ook zo breed
niet. Hij wordt verondersteld zo maar in
zicht te hebben in alle aspekten van het
diakonele leven en als hij voor het eerst
er op uit moet om een „geval'' te onder
zoeken, zal het zweet hem ook wel eens
uitbreken.
We hebben zo van die vaste regels. Een
huisbezoek moet precies een uur duren. En
als er een wijziging in is, is het alleen maar
deze, dat het langer mag duren. Dat ge
beurt erg vaak. We spreken af dat we
om 8 uur zullen zijn bij dit bezoek en om
9 uur bij het volgende. We weten van te
voren, dat we er nooit om 9 uur zullen
zijn. Dat weten de mensen ook al. Maar
korter dan een uur mag beslist niet. Dat
staat gek. Net alsof we het niet goed kun
nen. Ik herinner me levendig mijn eerste
huisbezoek. Het was een bejaarde dame,
een weduwe. Ze zat om twee uur al klaar
om „het huisbezoek" te ontvangen.
Het was een godvrezende vrouw, die de
Here liefhad en met Hem leefde. Dat kon
je zo merken. Maar er over praten kon ze
niet. Trouwens het was een stil leven,
waar niet veel over te vertellen viel. Mis
schien had ze nog wel wat kunnen praten,
als we wat gewoner hadden gedaan. Maar
dat hoort ook niet. We probeerden een
gesprek aan te knopen, maar een beschei
den ja en nee was het enige, dat we los
kregen. Maar we hadden een les geleerd.
Wees eerlijk en hang niet aan formalitei
ten. Na 20 minuten hadden wc moeten
zeggen Beste zuster, het is heerlijk, dat
er zo weinig problemen zijn. De Here heeft
u bewaard voor veel zwarigheden. In uw
stille leven is ook de lofzang. Laten we
daar samen de Here voor danken.
Een uur kan te lang zijn, als het gesprek
niet wil vlotten. Zelfs als het komt door
de onwil van de gemeenteleden, dan is het
nog beter dat eerlijk uit te spreken. Het
schijnt dat we geen contact kunnen krijgen.
Dan weten we ook waar we voor bidden
moeten. En misschien wordt dat gebed dan
wel zo verhoord, dat het korte bezoek een
soort schok heeft gegeven, waardoor een
volgend bezoek eerlijker en openhartiger
wordt.
En daarmee komen we op een tweede
formalisme. We moeten weg, want het is
tijd. Dat is nonsens. Levendig herinner ik
me een prachtig bezoek, dat vermoord
werd. Een meiske in een werelds gezin
was tot Christus gekomen. Het werd een
heerlijk levend gesprek. Maar het mooiste
was, dat de ouders er bij zaten. Het duurde
lang. Maar eindelijk begonnen ze ook te
praten. De deuren van het hart gingen
open, waarschijnlijk voor het eerst van
hun leven. Zou God ook hier gaan wer
ken Maar opeens kwam de vreselijke
waarschuwing van de broeder ouderling
Dominee, het is hoog tijd, we moeten naar
het volgende bezoek. Even kwam de ver
zoeking hem te zeggen Gaat u maar al
leen daarheen, ik kan hier niet weg. Maar
dat hoefde al niet meer. De deuren gingen
met een klap dicht. Ik kon nog net hen
uitnodigen naar de kerk te komen bij de
geloofsbelijdenis, maar toen werd ik weer
onderbroken. Dominee, het is mijn beurt
om het gebed te doen. Waren ze rijp voor
een gebed Ik dacht het niet, en probeerde
het te verplaatsen door hen tc vragen zon
dag met ons mee te bidden voor hun doch
ter. Maar dat mocht niet van de broeder.
Het was zijn beurt en hij liet dat niet lo
pen. Ik hoop, dat de aard van dat gebed
de deuren niet verder gesloten heeft. We
hebben het nooit geweten, want een twee
de kans hebben we niet meer gehad.
Zou al dat vormelijke misschien de re
den zijn, dat we zo moe worden als ge
meente en ambtsdragers Gewoontes zijn
mooie dingen, maar sleur is dodend. We
begrijpen nu wel, dat deze opmerkingen
niet alleen de tijdsduur raken. Er is meer
formalisme, dat het leven bedreigt. We
moeten ons zelf telkens wakker schudden
en vragenleeft het allemaal nog wel
Want we zijn in dienst van een levende
Heiland.
EEN LACH EN EEN TRAAN
Fan van de dominee.
Toen een brave mevrouw aan haar do
minee vertelde, dat ze zijn preken heel erg
mooi vond en daarom hoopte, dat ze in
boekvorm zouden verschijnen, lachte de
dominee en zei, dat dit misschien wel
posthuum zou gebeuren. „Nou, dan hoop
ik maar, dat het héél gauw zal zijn", zei
de brave mevrouw toen.
De Strijdkreet.
Neen, Ds. Van Dijk is niet zo gepor
teerd voor de pastor pastorum figuur.
Om twee redenen niet.
„Wie zal de man zijn, die dat kan
Ik geloof niet, dat er veel mensen zijn,
die dit werk zouden kunnen doen. Met
alle respect voor vele wijze en begaafde
collega's, 't Vereist wel veel zorg, liefde
en tact om een predikant in zijn moei
lijkheden te helpen, 't Vereist een ver
trouwde sfeer.
In de tweede plaats' ben ik niet zo
enthousiast, omdat ik geloof, dat het in
de aard van het werk van de pastor
ligt, dat hij alleen moet kunnen staan.
Natuurlijk niet absoluut alleen. Hij
moet alleen kunnen staan met God en
dat leren. Dan zal hij ook, van hieruit,
de mensen kunnen helpen en troosten.
De eenzaamheid, waarin hij staat,
heeft een goede kantzij dringt hem
altijd weer het bij God te zoeken. En
als hij het bij God gevonden heeft, kan
hij voor anderen iets zijn.
Geen pastor pastorum kan voor God
Zelf in de plaats treden. God moet de
kracht, de sterkte en de vreugde van
de pastor zijn.
Nu zult U zeggen dat is geen te
genstelling. Toch geloof ik (en dat
geldt voor ieder mens) dat we moeten
leren in de eenzaamheid met God te
leven. In diepste zin is ieder mens een
zaam. In de eenzaamheid moet hij God
vinden de strijd van Jacob bij Pniël. In
de eenzaamheid moet hij vreugde vin
den, kracht en moed.
De pastor moet leren op God terug
te vallen.
Dat is een kwestie van zielszorg.
Zielszorg voor anderen begint met
zielszorg voor zichzelf. Een heel pre-
ciese aangelegenheid Wie daar een
slag naar slaat komt er niet.
De pastor pastorum is de pastor zelf
in de eerste plaats
Ik geef toe wel een lang citaat,
deze keer. Maar als van elke preek al
leen het eigene gehonoreerd zou wor
den, moesten de dominee's vaak met
een luttel bedragje tevreden zijn. Dat
willen ze in ootmoed erkennen.
We nemen acte van wat Ds. Van Dijk
geschreven heeft en zullen, D.V., enke
le kant-tekeningen plaatsen.
G. S. O.
Het penningske van de weduwe.
„Ook de penningskes van de weduwe
zijn welkom. Maar ik heb de kollekte van
de vroegmis bekeken en ik kan u verzeke
ren, dat alle weduwen van de hele paro
chie al naar de Mis zijn geweest
Pater Leopold Verhagen
in de 10-uur Mis.
Nabetrachting.
„Dat was een echte preek, dominee, die
u zondag hebt gehouden", zei het boeren-
vrouwtje.
„Weet u de tekst nog vroeg hij, om
haar oprechtheid te testen.
„Nee", zei ze, „de tekst weet ik niet
meer, maar toen ik thuis kwam, heb ik de
valse bodem uit mijn korenmaat gehaald."
FEUILLETON
door
H. NOORMAN
33)
„Je hebt het best gedaan, zuster."
Hij zei het met een eenvoudigheid en een overtuiging,
die roerend was. Maar Hertha schoot in de lach.
„Dat doet me genoegen," zei zij dan.
„Ik meen het, zuster."
„Ja, dat geloof ik gaarne, schipper. Ik ben er zeer er
kentelijk voor."
„Wat zouden mijn vrouw en dochter daar nu van te
recht gebracht hebben? 'k Had niets met die fratsen van
het „Groene Kruis" op, maar nou ben ik al lid."
Terwijl hij sprak, had Hertha met vaardige hand het
verband losgemaakt en de flink genezende wond behan
deld.
„Als ik de mensen op het dorp spreek, zeg ik nog geen
lid van het „Groene Kruis" wordt dan lid ik zélf heb
nu het nut ingezien."
„Goed zo. Propageer maar. Het is in het belang van
de mensen."
„Het is met mij goed afgelopen, zuster," zei hij met
ernst in de stem, toen Hertha, het verband weer beves
tigde, opmerkte „De wond geneest snel".
„Het is zeker goed afgelopen, Vermeulen. De dokter
was bang voor hersenschudding. Dat was niet best ge
weest."
„Neen," peinsde hij hardop, zijn pijp stoppend. Want
Hertha was klaar en maakte aanstalten de handen te
wassen. „Toen ik viel, dacht ik daar ga je, Krijn. Ik was
ontzettend bang. En 'k heb zuster die nacht gezegd, dat
ik zo akelig droomde Ik dacht, dat ik stierf. En dat is
toch angstig."
„Sterven is angstig. Maar het kan heerlijk zijn, schipper.
'k Heb aan sterfbedden gezeten, dat de stervenden zacht
zongen of heerlijke woorden spraken."
,,'k Weet het wel, zuster. Maar ik was angstig. Och,
als je met de boot uitgaat, dan denk je ook wel eens
het kan je dood zijn. Maar je hebt dan zoveel te doen,
dat je je gauw er over heenzet. Maar dit was iets anders."
,,'k Wil het graag geloven. Je mag wel dankbaar zijn,
dat je in het leven gespaard bent. Maar natuurlijk wij
mogen toch nooit vergeten, dat wij éénmaal moeten ster
ven, vroeg of laat."
Hertha zag de schipper aan, die in deze korte spanne
tijds méér woorden tot haar had gesproken dan anders.
Op zijn verweerd gelaat lag de ernst gespreid. Het scheen
haar toe, dat hij over iets sterk aan het nadenken was.
Zij spande zich in, de rechte woorden te vinden, maar zij
kon nog niet vrijuit spreken.
„Ja, zuster heeft gelijk. Alle mensen sterven eenmaal.
U denkt daarover anders dan de meeste mensen, is het
niet
„Hoe bedoel je dat, schipper
„Zuster gaat toch naar de kleine kerk in Landdorp?"
„Dat is waar. Hoe weet je dat?"
„Dat weet het hele dorp. Waarom ga je hier niet naar
de kerk?"
„Gaat Krijn Vermeulen wel eens naar de kerk vroeg
Hertha, die wel beter wist.
„Neen," zei hij. „Maar vroeger was het wel anders."
Hertha had onder het spreken plaats genomen op een
der stoelen met matten zittingen, gevoelend, dat de stoere
schipper een praatje wilde maken.
„Ging je vroeger wel naar de kerk, schipper
„Ja," bekende hij. „Veel jaren geleden. Met mijn moe
der. Wij woonden toen in Zeestad."
Hertha luisterde geduldig. Zij begreep, dat zij nu niet
vragen moest. De schipper staarde recht vóór zich uit.
Hij leefde in het verleden. Het was beter, zijn gedachten-
gang niet te storen.
„Maar ach, hoe gaat dat vervolgde hij, als sprak hij
alleen voor zichzelf. „Mijn vader kon het niets schelen.
En toen ging ik naar zee. Het leven op zee is ruw. Je
maakt er van alles mee. En een zoet jongetje was ik niet.
O neen, zuster, géén slechtigheden. Wat dat betreft kan
ik mijn vrouw gerust in de ogen kijken. Maar ja, hoe gaat
dat Je bent eenmaal jong, zeggen ze dan. En dan denk
je niet aan de dingen van de kerk. Je gaat ze alle ver
geten. Hoe ouder je wordt, hoe minder je er aan denkt,
geloof ik. Maar bij zo'n ongeluk als dit, ja, dan ga je van
alles denken."
„Dat is heel gelukkig. Maar ik vrees, dat je nu straks
weer vergeet en net leeft als tevoren. Dan is er géén
winst, schipper."
„Maar ik leef niet slecht," protesteerde hij min of meer
heftig.
„Dat beweer ik ook niet," zei Hertha. „Maar je ver
geet, dat alle mensen zondaars zijn. Ik ook. En ik bemerk
wel, dat je zéér goed weet, hoe het gaat met een mens,
die buiten God leeft."
„Jawel, ik wéét dat wel, zuster, 'k Heb er, toen ik op
bed lag, veel aan liggen denken."
„Dat is heel goed, Vermeulen. Houd die gedachten nu
vast. Je moeder heeft je leren bidden. Je hebt het in jaren
niet gedaan. Maar verleren doe je het nooit. Je kunt het
nog, als je maar wilt. En je moet het, wil het goed met
je worden. Heb je een Bijbel in huis, schipper
,,'k Weet neit, zuster. Misschien in mijn oude scheeps
kist."
„Kijk er eens naar. Als je er geen hebt, zal ik er een
geven. En beloof je mij dan, dat je er in lezen zult
Krijn Vermeulen zag hhar aan. In zijn ogen, waarvan er
één, als bij de meeste zeelui, zo nu en dan half dicht
geknepen werd, was verbazing te lezen.
„Zuster durft nogal," merkte hij op.
„Omdat ik je dat vraag Daar is heel geen durf aan.
Waarom praat je eigenlijk met mij over deze dingen,
schipper
„Nou," aarzelde hij, „nouik weet wel, dat zuster
er méér van weet. Mijn kleine meid praat er veel over."
„Uw kleine meid vroeg Hertha verwonderd.
„Zeker, mijn kleindochter, Aaltje. Arie Dronkers is d'r
vader. Zij komt veel bij lamme Kees. En dan vertelt zus
ter."
„O, die kleine Aal 'k Wist niet, dat zij je kleindochter
was. Ja, nu weet ik het wel."
„Een kind van mijn dochter Pietje. Pietje praat er ook
wel eens met vrouw Hoogeboom over."
(Wordt vervolgd)