l&eeuwóe3£erkbode IN MEMORIAM GOD Uit de vragen bij Openbare Belijdenis 21e JAARGANG No. 27 12 JANUARI 1967 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. J. Bosman, Vrouwenpolder Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke ,.ik worstel Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen en ontkom" Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. f Abonnementsprijs 4,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 vj Het jaar 1966 is weer vertrokken. Met stille trom en gillende keukenmeiden. Het laatste stof, dat het deed opwaaien kwam bij de rotjes vandaan. Met veel begrip hebben wij elkaar aangekeken ,,A1 weer een jaartje ouder en alweer een rimpel meer om weg te werken". Maar met het glas ging ook het hoofd van Sammie weer omhoog. Kijk omhoog Sammie. De kranten hebben voor het laatst hun best gedaan om ons het nieuws van 1966 in ie prenten. De foto's van het jaar staarden ons al wat kwijnend aan. Bankovervallen waren aan de orde van de dag. De zwarte oude kous van onze voorouders raakt weer in de mode. Hier en daar zie je al weer iemand graven. Wij zullen twee eeuwen moeten wachten tot onze munten weer in Serooskerke boven de grond komen. Beatrix en Claus gingen een mist van rookbommen in. De bouwvakkers van Amsterdam kwamen er enkele maanden later weer uit te voorschijn. Van Hall liep met Molentjes tot Smallenbroek hem er van af hielp. Maar ook deze kreeg een later klap van de molen te pakken. Nadat een horde van Telegraaflezers hem in het nachtelijk duister van den Haag had opgespoord iets terzijde van de rechte weg. verklaarde het partijconvent van de A.R. vervolgens de smalle weg naar de Tweede Kamer voor Smallenbroek verboden. Van je broeders en zusters moet je het maar hebben. Op maandag 9 mei overleed Bisschop Bekkers, niet ten onrechte de Johannes XXIII van de Nederlandse katholieken genoemd. Tot dusver was voor de gemiddelde Nederlander protestant) een bisschop een wat geheimzinnige figuur, gehuld in een dikke mist van wierook, die nooit naar buiten kwam, tenzij hij vergezeld werd door zijn onafscheidelijke wijwater kwast. Gaf hij je een hand dan moest je z'n ring kussen. Wat bijziend staarde hij de wereld in. Hij las alleen maar de mededelingenblaadjes van de zusters van het Heilige Hart. Op zijn eentje lustte hij wel graag een borrel, maar daarmee zette hij dan ook tegelijk de hele kerk weer op sterk water. Van die karikatuur zijn wij dank zij Bekkers wel voorgoed genezen. Zelden sprak de kerk zo tot de verbeelding van de buitenkerkelijken dan via deze bis schop. Hij heeft ons allemaal wat te zeggen gehad en is menselijkerwijs gespro ken te vroeg uitgepraat. Maar het meest opzienbarend gebeuren van 1966 was ongetwijfeld het over lijdensbericht van God zelf, dat door enkele theologen ijverig werd verspreid en dat gretig de voorpagina's van de kranten haalde. Hamilton en Altizèr stonden aan zijn sterfbed. Dorothee Solle mocht zijn laatste woorden noteren, die onmiddellijk een tweede druk haalden. De V.P.R.O. wijdde er een uitgebreide teach-in aan, waarin iedereen onder leiding van Prof. Sperna Wieland naar hartelust over Hem mocht roddelen. Het over de doden niets dan goeds ging hier niet op. Intussen had de V.P.R.O. te vroeg gejuicht. Onmiddellijk na deze weinig plechtige begrafenis dreigde zij zelf ter ziele te gaan en begon ze de laatste Vrije geluiden uit te blazen. Via advertenties werden verre familieleden uitgenodigd om bij haar sterfbed te verschijnen om als nieuw-bloed donors op te treden. Iemand schreef God mag dan dood zijn, de Vereniging van vrijzinnigen is goddank nog springlevend. Voor sommigen betekende het bericht van de dood van God ongetwijfeld een opluchting. Eindelijk werden zij volwassen en konden zij hun gang gaan. Aan hun moeizame puberteit kwam nu een abrupt einde. Anderen verloren de moed. Konden de mensen de wereld wel aan Wat moest er van de aarde terecht komen als God er Zijn Hand niet meer voor in het vuur wou steken Wie zou er nu een einde maken aan de koude oorlog, het beest in de mens tem men. de atoomkracht voorgoed vernietigen Anderen stelden hen gerust. Wij zouden het wel klaren. Was er al geen Kerstbestand in Vietnam, ook al werd dat dan SO maal officieus geschonden en rekenden de onvermijdelijke statistici uit, dat al 1.000.000 kinderen in Vietnam het slachtoffer van de oorlog waren geworden. Geen zorg en geen nood. Volgend jaar wordt alles beter. Met veel schade en schande zullen wij ongetwijfeld wijs worden. God is nog net op tijd overleden. Straks was Hij toch overbodig. Hij heeft in ons zijn voortreffelijke opvolgers. U zult wel begrijpen dat dit ironie is. Maar omdat het niet helemaal zeker is, dat U dit inderdaad door hebt, zeg ik het er toch maar even bij. Want ik schrijf dit natuurlijk ook met een soort van bloedend hart. Het jaar 1966 was een verschrikkelijk jaar. Er werd naar hartelust gebom bardeerd en honger geleden. De beste foto van het jaar werd weer een oorlogs foto. Het nieuws was al bij voorbaat oud nieuws oorlogen en geruchten van oorlogen- De theologen trokken zich daar niet veel van aan. Zij concludeerden na ingespannen peinzen, dat er voor God toch eigenlijk geen werk meer was in deze gemoderniseerde wereld en dat Hij er beter aan deed zichzelf terug te trekken voordat wij Hem gingen ontslaan. Haastig werd de necrologie van 1966 aangevuld met Zijn naam. Hadden de wonderen van het Nieuwe Testament het al niet lang afgelegd tegen de mid delen van de moderne techniek. De lammen en blinden moesten nog maar even wachten. Zij kwamen zo aan de beurt. Wie nog geen dertig jaar was en al aan kanker leed, mocht nu al zijn mon digheid bewijzen door op tijd met de dood klaar te komen. Is leven iets anders dan existeren op de rand van het niets Een dans op een koord, gespannen tussen twee nulpunten. Het is jammer, dat die 1.000.000 kleine Vietnameesjes nog niet konden lezen, want dan zouden ze getroost door de God-is-dood-theologen zich blijmoedig laten overdekken door de milde napalmregen. Het waren gelukkig de mondige menséri die het ons aandeden. Elke granaatexplosie was tenslotte toch niet meer dan een korte storing in de puberteit van onze wereld. Ons wereldbeeld is ein delijk gesloten. God kan er niet meer tussen komen. Wij prijzen de cansaliteit zalig, die ons brengt van de wieg naar het graf. Zo is Jezus Christus opnieuw in 1966 gekruisigd door overpriesters en schriftgeleerden. Alle eeuwen door sterft God aan onze hoogmoed en onze haat. Alle eeuwen door zoeken wij de weg van schade en schande, van kennis van goed en kwaad weer op, om Zijn zegenende handen te ontlopen. En om ons heen sterft de schare, die aan onze wetten nog niet toe is, die geen begrip kon opbrengen voor onze diepzinnigheden, voor wie het ,,God-is-dood" eerder een noodkreet dan een leus is. Goddank, terwijl de theologen bezig waren God op een nette wijze te be graven door Hem op Zijn laatste lauweren ter ruste te leggen, kwam het Kind voor wie geen plaats was in de herberg niet, in de wereld niet, in ons hart niet en in de theologie nog minder. Terwijl wij hartstochtelijk elkaar onze mondigheid aanprezen en oplegden, werd God klein als de minste der mensen. Hij nam de wereld serieuzer dan de theologen. Maar Hij werd dan ook niet voor niets geboren in een rijk, dat door de laarzen van de soldaten van Augus tus uit de grond was gestampt. Zijn komt was inderdaad het overlijdensbericht van God. Een zwaard zal door uw ziel gaan. Een kruis hangt op uw schouder. Met heel het gewicht van onze wereld leunen wij nog steeds op Hem. Maar zonder het te willen weten. Zijn komst was ook de doodsteek voor de valse goden, die wij hadden bedacht, waarvan wij met het jaar afhankelijker werden, de goden van het geweld, de sex, arrogantie, de verblinding, de diepzinnigheid en de angst. In het Sjaloomnummer van 10 september 1966 staat een indrukwekkend artikel van Piet Reckmann ,,God is dood, maar ondertussen". Ik citeer er enkele dingen uit. ,,De oplosser van alle problemen, die wij nog niet aan kunnen of willen (wat vaak hetzelfde is), degene, die alle nood van ons afneemt, de God, die alleen maar onze verootmoedigingen wegens menselijke nietigheid en zondigheid in ontvangst kan nemen, de oppermachtige, die ons in deze konkrete wereld plaatst om ons vervolgens te zeggen dat het hem daarom niet gaat, doch om de hemel, het hiernamaals, het eeuwige, in plaats van het tijdelijke leven die God is dood. Maar ondertussen mogen wij met blijdschap konstateren, dat Camilo Torres, de Columbiaanse priester-vrijheidsstrijder niet dood is, ook al is hij vele malen gefusilleerd. Hij verrijst in een ontembaar verlangen naar menselijkheid. Maar ondertussen leeft Jezus Messias voort in allen, die zich niet laten ringeloren door het geweld van het zogenaamde realisme, door de feiten van het „nu eenmaal" menselijke egoïsme, de onbetrouwbaarheid van Kommunisten - zolang ze althans niet een konsumptiepeil, gelijk aan het onze bereikt hebben de sacrosanctie van kerkorden, de dwingelandij van de be staande orde, het schema van de wereld, waarop zij hun gedrag weigeren af te stemmen omdat die wereld je ware nog niet is. Kerk-voor-de-wereld of geen kerk." Die God wiens hulp alleen maar een noodhulp mocht wezen, die diende als onze eerste hulp bij ongelukken, totdat wij zelf weer op eigen benen konden staan, die de gaatjes mocht vullen, die wij telkens weer in onze wereld lieten vallen is dood. Niet sinds 1966, maar sinds kerst. Toen kwam Hij voorgoed naar de wereld. Hij gaf een heel leven en Hij vroeg een heel leven. Hij werd de Heer. Daarmee is intussen niet alles gezegd. Evenmin als God in de wereld kwam om onze rol over te nemen (Hij werd mens, opdat wij het weer zouden worden), evenmin mogen wij proberen om Zijn rol te spelen. Dat is immers het vitium originis, de oerzonde, de permanente verleiding, die zich als een listig gecamou fleerde slang bij onze deuren ophoudt totdat wij er in trappen. Als Jezus zegt, dat wij ons kruis op ons moeten nemen, dan mogen wij daar niet van maken, dat wij Zijn kruis van Hem moeten zien over te nemen. Wij mogen van onze nood niet langer een deugd maken, maar wij zullen voor eeuwig vergaan, als wij God verhinderen om van onze nood Zijn deugd te maken. Jezus de Messias verrijst telkens weer in een van de zijnen. Hij keert alle eeuwen terug in de gestalte van de minsten onder de mensen. Hij leent Zijn stem aan de armen en verliest Zijn gezicht voor de hongerigen. Maar eenmaal zal duidelijk worden, dat Hij het ook zonder ons had gekund, maar Hij wilde dat goddank niet (en dat noemen wij genade) -als Hij voor goed vergezeld van een complete nieuwe aarde onder ons terugkeert. Tussen al onze doodsberichten staat Hij op. sterker dan ooit. Geen discipel zal Hem kunnen stelen om Hem voor zichzelf te houden, geen gerucht laat zich verspreiden tot op de jonge dag. Elke keer als wij met de herders naar Bethlehem gaan zal het tegen het nieuwe jaar gaan lopen. H. E. (IV) 2. Gelooft gijen belijdt gij. (a) DoopAvondmaal. Wij komen hiermee tot de tweede reeks vragen, in dit formulier vervat. Het gaat over de twee sacramenten. Op het ene zien we terug de doop. Naar het andere zien we uithet Avondmaal. Gelooft gij Gods vevbondsbelofte in uw doop Dat wordt ons eerst gevraagd. En wat is er nu veel misverstand, veel strijd over de doop. Toch is dit duidelijk er komt geloof in God aan te pas. Niets minder dan geloof in de drieënige God. Wat Hij ons beloofd heeft. Om het verbond te beleven zal er nodig zijn kennis van zonde, van verlossing en van dankbaarheid. Ons antwoord zal ook moeten zijn dat wij nu met Gód in het verbond treden, waarmee God al lang was begonnenGelooft gij nu zelf ook Gods verbondsbelofte, van toen, van dat uur, toen de doop u werd toe- bediend En belijdt gij, de toegang tot het hei lig Avondmaal wagende Dat is het tweede, dat hier wordt op gemerkt. Toegang gevraagd tot het andere sacrament. Is dat wel zo Of, wordt het vaak niet gezien als meer een vrucht van de geloofsbelijdenis, een gevolg. ,,Je doet belijdenis. En dus heb je nu ook recht op het avondmaal." Maar wie vraagt nu echt toegang Toch, ook hier wil ik het opmerken ook bij het avondmaal komt geloof te pas. Ook dat kennen van die drie onze zondigheid de Zaligmaker dienen van God. Nog korter kan ik het samenvatten over het reinigend en verzoenend bloed van Jezus, spreekt de doop, spreekt het avondmaal. Gelooft ge dat Belijdt ge dat Dan trekt Jezus mij tot zijn des ster ker dan ik het begeer Nieuwerkerk J. H. BECKER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1967 | | pagina 1