ER IS EEN PLAN dat opmarcheert Moest dat nu zo VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD Daarin ziet hij óók een stuk beleving der liefde. Eigenlijk staat er in vs 24 en vs 25 ditLaten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde onze eigen bijeenkomst niet verzuimen demaar elkander aansporende... Op dat vers 25 willen wij tenslotte nog even goed letten. De schrijver zet er boven Laten wij de liefde betrachten. Op het stuk der samenkomsten. En dan geeft hij vier stoten op de bazuin. a. Eerste stoot Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen. Het is een sterk woord. Het betekentin de steek laten. Daarom Onze plaats niet leeg laten Hetzij in een eerste, hetzij in een tweede dienst. Niet tegen God zeggen niet nodig. Want een bijeenkomst is dit dat God daar zijn volk vergadert. Wij moeten niet verzuimen. b. Tweede stoot: zoals sommigen dat gewoon zijn. Dat was dus toen óók al. Ja, want het zit niet in 1966. Het zit in ons hart. Dat gewoonte-verzuim komt niet in eens, maar komt langzaam. Het staat niet stil. Het gaat van verzuim tot verzuim steeds voort. Eerst ga ik nog. Het twee de geslacht half. Het derde geslacht bijna of tenslotte geheel niet meer. Ten zij de mens met berouw wederkeert. c. Derde stoot: maar (wij moeten) elkaar aansporen. Let u op dat elkaar aansporen. Niet ambtsdragers alleen moeten dat doen. Ook wij elkaar. Niet in hoogheid en hardheid. Maar hier komt dat-op-elkaar-acht-geven-in-liefde om de hoek. Zo van „Kom ga met ons en doe als wij". Elkander als buren, als kennis, als medebroeders en -zusters opwekken, mee bij de hand nemen d. Vierde stooten dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. Zie hier een bijzondere drangreden om niet te verzuimen de bijeenkomst op Góds dag. En die is deze De dag na dert. Want dan is verzuim niet meer in te halen. Die dag nadertals ik sterf, als het gericht komt, als de jongste dag verschijnt. Daarom vermaant elkander, zolang men nog van een heden kan spreken (Hebr. 3 13). Bidt om genade om niet te verzui men, maar om aan te sporen. Laten wij wandelen, in liefde, in hoop, in geloof Nieuwerkerk Dr. J. H. BECKER. II. Op de najaars-conferentie van onze ouderlingen heeft Ds. Gispen over het Deltaplan gesproken. En het gespro kene wordt het geschrevene. Wat een por al niet kan uitwerken Nu zal het wel artikelen regenen uit het Over- Schelde gebied. Ds. Gispen kreeg in het forum naast zich Ds. Brederveld en de heer Hartman. En toen werden de vra gen naar de forum-tafel afgeschoten. Knallende vragen en ook een knallende beantwoording. Wel niet zo direct over het Deltaplan. Dat heeft maar heel kort op deze vergadering gemarcheerd. Andere kwesties kregen een heviger tempo. We holden soms naar elkaar toe, dan weer langs elkaar heen, en botsten tegen elkaar op. Ook in Zierik- zee niets nieuws onder de zon. Toen Pieter Mogge z'n testament schreef, was de kerk ook niet een toonbeeld van homogeniteit. In het testament stond de bepaling, dat aan de op te richten academie te Zierikzee de theologische professoren moesten voorstaan „de stu die en sentementen van den hoogeer- Verleden week zondag, 27 november, is de rooms-katholieke kerk in concilie gegaan. Ter gelegenheid daarvan heeft zij in Utrecht de grote gebedsdienst ge houden onder leiding van Kardinaal Alfrink. Maar ook in verschillende andere plaatsen van ons land zijn er samenkomsten belegd, waarin gebeden werd om de leiding van Gods Geest voor de komende maanden, wanneer men in vele studiecommissies verschil lende onderwerpen onder de loupe zal nemen om te komen tot een toepassing van hetgeen in het Tweede Vaticaanse concilie tot stand gekomen is. Bij deze plechtigheden zijn ook an dere kerken uitgenodigd om hun mede werking te verlenen. Het was de be doeling van de rooms-katholieke kerk om de „protestantse inbreng" te mogen ontvangen bij een zo belangrijke zaak. Men erkende immers ook in de kerken der reformatie de kracht van het geloof en men was zich bewust, dat men niet alleen als rooms-katholieke kerk de vele vraagstukken, waarvoor kerk en wereld ons in deze eeuw stellen, kon oplossen. Al wat de naam van Christus noemt heeft elkaar nodig om het hoofd te bie den aan de velerlei kansen tot afdwa ling van het Woord Gods en tot ont plooiing van de waarheid Gods tot heil van de wereld. De verlossing in Jezus Christus, hoe genuanceerd ook beleden, is de verlossing der wereld in nood en geen kerk is bij machte op eigen erf al leen die verlossing tot de mensheid te brengen als de blijde boodschap voor die mensheid. Voor het deelnemen aan de opening van het concilie waren ook de Gerefor meerde kerken uitgenodigd. Voorzover waarden en veel verlichten Johan Coc- cejus Voetius". Allen van de richting en de leer van Voetius voor immers uit gesloten. Op onze conferentie zijn we niet als twee groepen van elkaar gescheiden. We hebben geen afscheid van elkaar genomen. Het wachten is op een ver volg van deze conferentie. Hoe gezellig en hoe uitstekend br. Rouw ook een vergadering kan leiden, het is hem niet mogelijk om van een middag een hele dag te maken. Nu is een vlotte middag beter dan een saaie dag. Als een dis cussie vervelend begint te worden, komt er matheid over een vergadering. In Zierikzee kwamen we steeds meer in de stemming, we hadden de avond er nog wel bij kunnen nemen. Als onder een feuilleton zien we nu uit naar het Wordt vervolgd. We zijn niet van plan om elkaar los te laten, maar willen wel graag elkaar nog wat beter bekijken. De geschiedenis moet zich niet herhalen. Gesteld, dat onze gastvrouw, de kerk van Zierikzee een legaat zou krijgen, dan moet het toch ten enenmale uitge sloten zijn, dat de erflater a la Pieter Mogge z'n voorwaarden stelt. We roe pen elkaar een „tot-ziens" toe. Want we zijn nog niet klaar met elkaar. G. S. O. mij bekend meende ik dat ook een af gevaardigde van de Gereformeerde ker ken naar Utrecht zou gaan. Dit is blijk baar niet gebeurd. Waarom niet Ik weet het niet. Maar wat ik wel weet is, dat de predikanten en kerkeraden vlak voor de zondag een briefje ontvingen van het moderamen van de Generale Synode, waarin ontraden werd aan ope ningsplechtigheden, die het karakter droegen van een eredienst, deel te ne men. Wel meende het moderamen te moeten opwekken tot het deelnemen aan de bestudering der vraagstukken indien men hiervoor werd aangezocht, na de opening van het concilie. Dit laatste was m.i. vanzelfsprekend. Maar dat eerste, het niet deelnemen aan een openingsplechtigheid voor het concilie, was mij niet duidelijk en is mij nog niet duidelijk. Hierbij werd ook niet één argument genoemd. Waarom niet deelnemen aan een rooms-katholieke eredienst Omdat in zulk een dienst een mis werd bediend Dat kan ik mij voorstellen, dat het moderamen dit als argument naar voren had willen schui ven. Dan was het tenminste duidelijk geweest. Zeer waarschijnlijk ten over vloede. Ik kan mij tenminste niet inden ken, dat een Gereformeerd predikant zo maar aan een eucharistieviering zou deelnemen in de rooms-katholieke kerk. Hij moge het dan geen vervloekte af goderij meer noemen, maar het blijft voor hem toch een zaak. die er dicht bij ligt. Dat zal dus de reden wel niet ge weest zijn en ware dat toch het geval, dan is dat een bewijs van weinig ver trouwen in de Gereformeerde predikan ten alsof zij zelf niet weten wat zij in zulke gevallen moeten doen en laten. Dat men ook het „tegenwoordig zijn" bij zulk een openingsplechtigheid, waar in een misviering plaats vond, zou ont raden, komt mij wel wat erg naïef voor. Daarvan spreekt dan ook het schrijven van het moderamen niet. Dat had zij m.i. wel kunnen doen. Het had in dat schrijven gerust mogen zeggenmen kan bij zulk een plechtigheid wel tegen woordig zijn, zoals ook de Hervormde kerk heeft gedaan. Nu maakt het de in druk, dat men er niet bij tegenwoordig moest zijn. En wanneer er nu openingsplechtig heden werden gehouden, die niet het karakter van een eredienst droegen Die zijn er velen in het land gehouden. Daarbij ben ik zelf tegenwoordig ge weest in Leiden en zelfs heb ik er aan meegewerkt door de uitnodiging te aan vaarden om er een korte preek te hou den. Deze samenkomst droeg dan ook niet het karakter van een eredienst en er werd dus geen misviering aan ver bonden. Mijzelf voelde ik volkomen ge dekt tegenover het rondschrijven van het moderamen, maar ik heb wel enkele opmerkingen gehoord, dat het toch be ter was geweest zich aan het schrijven van het moderamen te houden en niet te spreken in zulk een samenkomst. Daarom zou ik graag gewild hebben dat het schrijven duidelijker was geweest. Want de betrokken predikanten kunnen er wel uithalen dat hier in wezen niet sprake is van een eredienst, maar kun nen dat ook de lezers van het kranten bericht Hierdoor is enige verwarring ontstaan. Daardoor heeft men ook een kans gemist om het reformatorische ge luid te laten horen in het openbaar. In de verschillende studiecommissies zal dat natuurlijk wel naar voren ko men, maar in de samenkomsten is dat niet het geval geweest, want velen meenden, daar moet ik niet naar toe misschien zijn er wel predikanten ge weest die niet meededen, ook niet in een gewone samenkomst of zelfs mis schien wel hoogleraren. Dat is jammer. Wij hebben het zo graag over het oecu menische besef, dat ook in onze kerken groeien moet, niet in de zin van de Wereldraad van kerken, maar in Bijbel se zin. Was hier niet een grote kans geweest om het te laten groeien Men denke hier niet gering over. De meeste diensten waren geen ambtelijk geleide diensten, waar het Woord Gods naar de lezing der reformatie voluit kon ge bracht worden. Dat is elkaar steunen om de weg, die de kerk door deze we reld te gaan heeft, te vinden. Waar het mij om te doen is is dit laten wij als Gereformeerde kerken ook in onze houding tegenover andere ker ken, duidelijk zijn. (Leidse Kerkbode) K. Dr. In deze maanden bidden wij bijzon der voor de zeevarenden. Moge God hen bewaren voor alle gevaren. Wij bidden ook voor hun gezinnen, die voor een groot deel van het jaar zonder man en vader zijn. FEUILLETON 26) door H. NOORMAN HOOFDSTUK VIII. Vrouw Hoogeboom kwam, toen zij geluid aan de deur vernam, in het kleine gangetje, waar een klein petroleum- hanglampje een armzalig licht verspreidde, en zag Hertha staan. ,,U had het niet moeten doen, zuster," zeide zij met een stem, die heel wat vriendelijker klonk dan toen Hertha voor het eerst met haar kennis maakte. „Belofte maakt schuld, vrouw Hoogeboom," vond Hertha, opgewekt sprekend. „Hoe gaat het nu met Kees?" „Hij slaapt, zuster." „Ach, daar ben ik blij om. Dat zal hem goed doen." Behoedzaam trad Hertha het kleine vertrek binnen, waar, in een hoek in een bedstede, de jongen lag. Zij boog zich over hem heen en beluisterde zijn regelmatige ademhaling. „Het is een diepe slaap, moeder," zei Hertha. ,,'t Is zonde, om hem wakker te maken," vond vrouw Hoogeboom. In haar stem kwam weer dat onvriendelijke, scherpe, snijdende die zuster met haar fratsen was best in staat de jongen te doen ontwaken, om hem te helpen ,,'k Zal verstandiger zijn," lachte Hertha, doende alsof zij de onvriendelijke toon niet had bemerkt. „Slaap is de beste medicijn. Het is nu acht uur. Om toen uur kom ik nog even kijken en als Kees dan nóg slaapt, laten wij hem slapen en help ik hem morgen vroeg." „U moet niet meer komen, zuster. Het is geen weer voor u. Hoor toch eens Een felle windvlaag kwam om de hoek van het station netje en joeg langs het huisje. En regenvlagen striemden de ruitjes. Het najaar was bijzonder vroeg ingevallen, want het was eerst half oktober. De slanke gestalte van Hertha richtte zich op. „Voor het weer ben ik niet bang, vrouw Hoogeboom. Bovendien moeten wij steeds gereed staan, dat weet u wel. Ik kom dus straks terug. Wat slaapt hij lekker, hé Dat zal hem goed doen." Zij sprak op een warme toon, bewijzende daarmede, veel van de jongen te houden. „Zuster Er klonk bedwongen ontroering in de stem van vrouw Hoogeboom, die tegen de tafel stond geleund, waarboven een petroleumlamp hing. Want Zeeduin had noch gas noch electriciteit, terwijl een waterleiding eveneens ont brak, al was er dan ook, na jarenlange besprekingen, een in aanleg. „Vrouw Hoogeboom?" „Was er gevaar „Dat heb ik nooit gezegd. En dat zal de dokter ook niet gezegd hebben. Direct gevaar is er niet. Maar wij moeten natuurlijk met zijn lichamelijke toestand rekening houden. Hij kan veel minder verdragen dan normale jon gens. Ik geloof, dat hij na deze slaap aardig opgeknapt zal zijn." ,,U moet straks niet meer terugkomen, zuster. Het is veel te veel." Hertha lachte haar zilveren lach, een lach, die dadelijk voor haar innam. „Maak u over mij niet bezorgd, moeder, 'k Heb straks nog twee patiënten. En dan ga ik een uurtje naar huis en kom dan nog even naar hier." „Het is te veel, zuster. De andere zuster maakte zich nooit zo druk. Ieder op het dorp zegt het." „Ik maak mij niet druk, hoor. Integendeel, in het zieken huis in Rotterdam had ik het veel en veel drukker. En mijn voorgangster was heus een beste verpleegster. Dat heb ik meermalen bemerkt." „Zij was niet vriendelijk.'' „Daarover kan ik niet oordelen, want ik heb haar niet gekend, li moet ook niet vergeten, dat zij het hier niet wennen kon. Ik begrijp dat niet, want voor mij zijn alle mensen even vriendelijk. Maar dat zal in haar karakter gelegen hebben." „Het kan niet van één kant komen. Zij was stug." „Best mogelijk. Maar andere mensen zijn ook wel eens stug, vrouw Hoogeboom." „Bedoelt u, dat ik eerst ook niet vriendelijk was tegen u vroeg de ander. „Dat bedoelde ik niet precies. Maar 't is waarerg hartelijk hebt u mij niet ontvangen. Gelukkig is dat ver anderd. Ik geloof, dat wij het nu wel met elkaar kunnen vinden, hé „Gaat u toch zitten, zuster." Zij stonden nog steeds bij de tafel. Hertha voldeed aan de uitnodiging. „Eventjes," zei zij, als bij intuïtie voelende, dat vrouw Hoogeboom haar hart eens wilde uitstorten. De laatste weken was Kees' moeder langzaam maar zeker merkbaar veranderd. Haar onvriendelijk spreken was verdwenen en zij nam wel eens deel aan de gesprekken, die Hertha met Kees voerde. ,,U hebt gelijk," zei zij met schorre stem. „Ik heb u niet netjes behandeld. En dat verdiend u niet. U is veel beter dan ik." Hertha maakte met haar goedverzorgde, slanke hand een afwerende beweging. „Zeg dat niet," smeekte zij als 't ware. „Want het is niet waar." „Ik vind van wél," hield de ander hardnekkig vol. „Ik zal nooit vergeten, wat u voor mijn jongen bent. Hij fleurt er helemaal van op. En ik weet niet, hoe het komt. Ik behandel hem toch ook goed." „U is een beste moeder voor hem en Kees houdt veel van u." „Ik was bang, dat hij niet meer van mij zou houden, als u zich veel met hem bemoeide," bekende vrouw Hooge boom. „Dacht u dan, dat een ander de plaats van een moeder zou kunnen innemen Dat is immers onmogelijk Dat was ook heel mijn bedoeling niet. Wil ik u eens iets vertrou welijks vertellen, vrouw Hooegeboom Maar u moet mij beloven, het aan niemand te zeggen. Belooft u mij dat „Dat beloof ik, zuster." „Welnu, het is feitelijk uw jongen geweest, die mij deed besluiten naar Zeeduin te komen." „Dat kan zuster niet menen," was de verbaasde opmer king van vrouw Hoogeboom. „Het is heus waar. Hoor maar eens." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 2