Nelly verjaart
Laten wij
fSPREUK VAN DE WEEK
Wij kunnen niet bewijzen dat Jezus leeft
Wij moeten het bewijs zijn
VAN EEN ARM DORP,
DAT RIJK WERD
voor deze tak van werk interesseren,
zijn hartelijk welkom. De cursus-avon
den worden gehouden in gebouw „Pro
Rege", De Jongestraat, Terneuzen.
Aanvang 8 uur.
Het gebouw „Pro Rege" is gelegen
vlak bij de Markt, dus in het oude
stadscentrum.
De eerste cursusavond, donderdag 8
december, zullen wij samen spreken
over het onderwerp „Het geestelijke
lied als element in de verkondiging".
Via de bandrecorder zullen wij verschil
lende voorbeelden horen en bespreken.
Namens deputaten voor
Evangelisatie in de
Classis Zeeuws-Vlaanderen,
W. H. GISPEN.
Mag ik dit er zo maar boven zetten
Ik hoop het Trouwens, het is „in" om
schrijvers, schilders, zelfs hoogleraren
compleet met roepnaam aan te duiden.
Zodat we praten met over Okke Jager,
Karei Appel, Herman Riddebos, Jelle
ZijlstraHet mag zo maar
Ik had het over Nelly. En wie in
Zeeland goed thuis is, weet wel, wie ik
er mee bedoel. Sinds vele jaren is het
in onze kringen een bekende klank
Nelly van Dijk—Has. Schrijfster van
tientallen boeken. Woonachtig aan de
Oostsingel te Goes.
Het spijt mij, dat ik door mijn ver
trek uit Goes niet meer regelmatig een
bezoek kan brengen bij de heer en me
vrouw Van Dijk. Wat heb ik daaraan
een prettige herinnering Deze broeder
en zuster hebben een brede belangstel
ling, ook voor het kerkelijk leven. Maar
daarvoor niet alleen. De heer Van Dijk
is een goed historicus. Hij kent de ge
schiedenis van Goes en van Zeeland
tot in de puntjes. Het bewijs daarvan
heeft hij wel geleverd in zijn prachtige
werk over Mr. Laurens Pieter van de
Spiegel. Als u zich voor de vaderlandse
en Zeeuwse historie interesseert, en u
hebt dit boek nog niet gelezen, dan raad
ik u aan het alsnog te doen. Vraag het
als St. Nicolaas-cadeau Het zal uw
inzicht in het verleden verrijken.
Maar ik ben afgedwaald. In zeker
opzicht althans. Ik noemde de naam van
Nelly van Dijk—Has reeds in een be
paald verband. Er is reden voor om dit
eens speciaal te doen. Op 26 november
a.s. zal ze, bij leven en gezondheid, haar
75ste verjaardag vieren. Toch wel een
aanleiding om haar eens even voor het
voetlicht te halen.
We willen haar, ook vanaf deze
plaats, van harte feliciteren. Moge het
de heer en mevrouw Van Dijk gegeven
worden ook verder een rijke levens
avond te hebben onder Gods gunst. Ze
hebben in het verleden de gelegenheid
gehad en die benut om mensen te be
reiken en te beïnvloeden. De heer Van
Dijk op schooler is een groot getal
dankbare oud-leerlingen, dat heb ik wel
gemerkt. En mevrouw Van Dijk via
haar boeken. Ik sprak boven van tien
tallen. Ik ben echt de tel kwijt. Maar
wat heeft ze in de loop der jaren veel
gepubliceerd. En ze doet dit nog van
daar die wens voor een goede levens
avond. Ook een avond kan productief
gemaakt worden. Moge de Heer er de
krachten voor geven
Wanneer Ben van Kaam zijn parade
der mannenbroeders opent met het jaars
1918, dan wordt op de eerste bladzij al
de naam van Nelly Has genoemd.
Luchtige lectuur noemt hij haar feuille
ton in de Spiegel over „Wies". Denk
u eens in: 1918. Bijna vijftig jaar ge
leden
Sedert die tijd komen we haar naam
en haar boeken steeds weer tegen. En
altijd weer heeft ze getracht christelijke
lectuur te geven, die door velen gaarne
is gelezen. Onlangs kwam ik in Apel
doorn in een ziekenhuis een van mijn
patiënten bezoeken. Ging daarbij ook
zaalgenoten even groeten. Een dame
was verdiept. „Mooi boek. dominee."
Het was er weer een van Nelly. Wat
voor een gesprek er volgde kunt u wel
raden.
Zo is ze bezig geweest, nu al zo'n
vijftig jaar lang. Als ik haar bezocht
gebeurde het nogal eens dat pen en pa
pier nog maar net waren weggelegd.
Maar dat deed ze dan ook zonder meer,
er was steeds wel tijd voor een geani
meerd gesprek.
Ook wel over haar boeken. Ik heb
vele recensies gezien. Ze zijn haar toe
gestuurd, niet alleen uit Nederland,
maar ook uit Canada, ook uit Zuid-
Afrika. Veel waardering heeft ze mo
gen oogsten.
Merkwaardig, dat mensen, die haar
boeken lazen, haar vaak schreven. Soms
over persoonlijke problemen. Soms al
leen om te bedanken. Zo merk je, dat
deze boeken de lezers iets gaven, waar
ze erkentelijk voor waren. Waardoor
zelfs een band met de schrijfster werd
gevoeld.
Ik matig mij niet aan om over de lit
teraire waarde van haar oeuvre te oor
delen. Het is voor mij de vraag of ze
bedoeld heeft litteratuur in de engere
zin van het woord te geven. Ik geloof
zelfs van niet. Maar zeker heeft ze ge
tracht mensen te begrijpen en de neer
slag daarvan is in haar werken te vin
den.
Dat ze vanuit een christelijke levens
overtuiging schreef is duidelijk te mer
ken. Dat acht ik ook het zeer belang
rijke in haar boeken. De titels zelf ma
ken soms duidelijk, dat er een bijbels
uitgangspunt aanwezig was. Er zouden
verschillende voorbeelden te geven zijn.
Ook is er vaak een algemeen menselijk
thema, zoals b.v. „Ik wil gelukkig
zijn met daarbij als motto een woord
van Augustinus: Die u geschapen heeft,
weet ook wat Hij met u doen zal.
Is dit niet ergens de grondtoon van
haar boeken Gaat het niet over men
sen die gelukkig willen zijn, over jeugd
die een haven zoekt, een zorgenkind,
dat een rustpunt nodig heeft Over een
gesnoeide rank, over gespannen boog,
over een hart dat gaat spreken
Zo is het begrijpelijk, dat lezers zich
aangesproken gevoelden. De diepere
levensvragen van een mens komen aan
de orde, en de heenwijzing naar Chris
tus ontbreekt niet. Al wordt het nergens
overdreven geestelijk, deze richting is
bepalend.
Er verschijnt tegenwoordig heel wat
lectuur op de boekenmarkt, welke dan
wel als litteratuur wordt getypeerd,
maar waar van je je afvraagtWat doe
ik er feitelijk mee En wat moet de
jeugd er mee Is er niet ergens een
grens Wat vuilspuiterij is, mag toch
nog wel zo genoemd worden
Wat Nelly van Dijk—Has heeft ge
publiceerd, kan men onze jongeren (en
ouderen) rustig in handen geven. Ze
zullen soms zichzelf herkennen, in strijd
en overwinning.
De productie gaat nog door. Dezer
dagen is het boek verschenen „Mijn
kleine zuster" (Kok, Kampen). Een
vrouw is, nadat ze slechts enige jaren
met haar man was getrouwd, oorlogs
weduwe geworden. Na de dood van
haar man wordt haar eerste kind ge
boren. Na verloop van tijd ontmoet ze
een man, haar vroegere buurjongen, die
indertijd al verliefd op haar was. Ze
had de ander boven hem verkozen. In
de nieuwe situatie groeien ze naar el
kaar toe. Ze trouwen. Maar het kind,
dat sprekend op zijn vader lijkt, blijkt
tussen hen in te staan
Ik vertel niet verder. U leest het zelf
maar Wat een zegen, als je op je 75ste
jaar nog in staat bent door te gaan met
schrijven. En nog leesbaar ook, in deze
tijd
Nelly verjaart. Ik dacht dat in de
Zeeuwse Kerkbode een woord van
dankbaarheid en een gelukwens niet
mochten ontbreken
In het land van Cats is al meer ge
dicht en geschreven. Deze Cats eindig
de eens een werk aldus „De lange
avonden, die nu dagelijks genaken, zul
len ons, met Godes hulp de gelegenheid
en ook de genegenheid geven om zulks
te doen (verder gaan). Blijft ondertus
sen Gode bevolen, en van mij gegroet
en bedankt".
Bij de laatste wens sluit ik me gaarne
aan
W. KATS.
(1)
Hebt. 10 22, en passim.
Als een pauze tussen de oudtesta
mentische stukjes in, wil ik een nieuw
testamentische trits schrijven. Drie stuk
jes, met als opschriftLaten wij
Daar is de brief aan de Hebreeën vol
van Vol van aansporingen laten wij.
U vindt deze woorden in 4:1, 11,
16; 6:1; 10:22, 23, 24; 12: 1, 28;
13:13, 15. U moet ze eens onderstre
pen in uw bijbeltje. Misschien is er nóg
wel een. Daarom schreef ik 10 22, en
passim, dat is op veel plaatsen.
Er zijn bekende voorbeelden bij. Be
roemde, geliefde voorbeelden, o.m.
4:12: Laten wij met vrijmoedigheid
toegaan tot de troon der genade
13:13: Laten wij tot Hem uitgaan
buiten de legerplaats.
En zo is daar ook die trits uit Hebr.
10. De eerste staat in vs. 22 laten wij
toetreden met een waarachtig hart, in
volle verzekerdheid des geloofs.
De volgende in vs. 23 gaat over de
hoop.
En de derde, in vs. 24, gaat over de
liefde. Treffend geloof, hoop en liefde.
En nu dan die eerste over het toe
gaan in geloof.
We gaan dit niet breed uitleggen.
Alleen even onderstrepen. Op twee
grote zaken wijst de schrijver, in de
verzen 19—21, die er aan voorafgaan.
Ten eerste hierop, dat er een ingang
is in het heiligdom, een toegang tot de
troon der genade, een toegaan tot God,
door het bloed van Jezus.
En ten tweede wijst hij hierop, dat
wij een grote priester hebben, dat is
Jezus.
En daar dat dan zo is, laten wij toe
treden met een waarachtig hart. En met
een hart, dat besprengd is door het
bloed van Jezus. Dan mag je tot God
naderen.
En dat wel in volle verzekerdheid
des geloofs.
Hier hebt u de bekende uitdrukking
in volle verzekerdheid des geloofs. Die
komt hier vandaan, uit Hebr. 10 22.
Laten wij toetreden
Hier gaat 't dus over het geloof.
Over het gaan tot God in geloof.
Nooit kan het geloof te veel ver
wachten.
Geef u toch aan de Here over.
Laten wij toetreden
Daar is een weg tot God.
Door het bloed van Jezus.
O, laten wij aanbidden.
Nieuwerkerk J. H. BECKER.
FEUILLETON
door
H, NOORMAN
24)
„Vindt u het goed, vrouw Hoogeboom
„Och ja," antwoordde deze onwillig. „Maar het is zulk
een ongelegen tijd. Ik ben druk aan mijn werk."
„Ik zal u5 niet storen, hoor. Ga gerust uw gang. Wij
kunnen buiten ook wel praten, hé, Kees
„In de zon is het nu te warm voor Kees," zeide zijn
moeder scherp.
„In de zon Ja, daar hebt u gelijk aan. Maar misschien
is er wel een koel plekje."
„Dat is er niet," merkte de ander op, kort aangebonden
en op een toon, die afschrok.
„Het kan toch wel in de keuken, moeder smeekte
Kees.
Het was waar, wat dokter Van Leeuwen gezegd had
de moeder hield veel van haar jongen. Want wat Hertha,
die reeds begon te wanhopen, niet gelukte, gelukte Kees
wel. Hertha mocht in de keuken komen zitten, terwijl
Kees met zijn benen, hij was verbazend handig, een stoel
bijschoof, er op klauterde, zó vlug, dat het Hertha ver
wonderde, en voor de tafel plaats nam.
Vrouw Hoogeboom stoorde zich verder niet aan het
tweetal en ging gewoon door met haar werk, alsof Hertha
voor haar niet bestond. Deze bespeurde, hoe kraakzinde
lijk het in het huisje was en hoe alles een eigen plaats
scheen te hebben.
„Dat had je niet gedacht, hé, Kees, dat ik zo spoedig
zou komen?"
„Ik dacht, dat u heel niet meer zou komen."
„In mei wist ik het nog niet zeker, maar nu wel. Ik
kom hier in Zeeduin wonen, want ik ben de nieuwe wijk
verpleegster."
Tot haar voldoening bemerkte Hertha, dat vrouw Hoo
geboom luisterde, al was zij aan het werk. Bij deze laatste
mededeling keek zij zelfs even op.
„Je weet zeker wel, dat er een nieuwe komen moest?"
ging Hertha voort. „Welnu, daarvoor ben ik nu gekomen.
Wij zullen elkaar dus vaak zien."
Óver het gelaat van de jongen vloog een glans van ver
rukking.
„Ik ben er blij om," zeide hij. „Want u hebt mij dingen
verteld, die een ander niet weet."
Door het keukentje klonk een zilveren lach.
„Neen, maar, er zijn er gelukkig heel wat, die weten,
wat ik je verteld heb, Kees. Je wilt er zeker wel wat
meer van horen Dat kan gebeuren. Vanmiddag zal ik je
een paar boekjes brengen, die je maar eens lezen moet.
En als ik dan weer eens kom, vertel ik wel wat. Ik denk
wel, dat wij het met elkaar zullen vinden."
„Als u het maar niet al te druk maakt," zei vrouw Hoo
geboom scherp. „Al die drukte is niet goed voor Kees.
Hij kan er niet van slapen."
Hertha schrok van de vijandige toon, waarop deze
woorden werden geuit. Maar zij beheerste zich.
„O neen," zei zij vriendelijk. „Ik heb al zoveel jaren
met zieke mensen omgegaan. U zult eens zien, hoe prettig
het zal zijn."
Vrouw Hoogeboom gaf geen antwoord, maar verliet
het vertrek.
„Moeder meent het zo kwaad niet," vergoelijkte Kees,
daarmede blijk gevend, een scherpzinnig opmerker te zijn.
„Weineen, Kees," zei Hertha hartelijk. „Let maar eens
op, dat ik het met je moeder best vinden kan. Ik ben na
tuurlijk nu nog vreemd, maar het komt vanzelf wel in
orde."
En alsof dit laatste incident niet was voorgevallen,
sprak Hertha over het mooie dorp, over de grote stad,
waar zij vandaan kwam, over haar werk in het ziekenhuis.
En Kees, verbaasd, dat van hem, de misdeelde, zoveel
notitie genomen werd dat die vreemde dame met hem
praatte als was hij haar gelijke, luisterde vol aandacht en
met ogen, die schitterden. En zijn moeder, inmiddels weer
teruggekeerd met nog steeds de gemelijke trek op haar
gelaat, luisterde ook, al deed zij, of zij druk aan haar werk
bezig was.
Na ruim een half uur nam Hertha afscheid met de stel
lige belofte, dat zij die middag boeken zou brengen of
zou laten bezorgen. Dan moest Kees daaruit maar eens
lezen en dan zou zij er later wel van vertellen.
„Nu, Kees, tot ziens hoor. Ik hoop je nog dikwijls te
ontmoeten. Wij worden vast goede vrienden."
Dan vatte zij de hand van vrouw Hoogeboom, die ten
hoogste verbaasd*was, al liet zij het niet blijken, en die
zich toch niet onttrekken kon aan de bekoring, die van
Hertha uitging.
„Ik dan u vriendelijk, vrouw Hoogeboom, dat u het
goed vindt, dat ik Kees zo nu en dan eens mag opzoeken,
'k Heb jaren en jaren met zieken en ongelukkigen ver
keerd en voel mij tot hen aangetrokken. Ze hebben het
ook zo gaarne, dat men belang in hen stelt, 'k Heb van
de dokter gehoord, dat u heel best voor Kees zorgt en
dat merk ik ook wel. Maar u is vaak weg, dat moet wel.
En dan is hij zo alleen. Daarom ben ik zo blij, dat ik zo
nu en dan komen mag en dat u het goed vindt."
Hertha verdween ijlings. Vrouw Hoogeboom moest
over haar woorden maar eens nadenken.
Zij keerde dezelfde weg, die zij gekomen was en pas
seerde dus weer „Repos ailleurs", uit de deur waarvan
bij haar nadering een dame kwam, die reeds grijs haar
had en dichter bij de zestig dan bij de vijftig jaar scheen
te zijn. Zij stapte op het hekje toe en wenkte Hertha.
„Neem u mij niet kwalijk," zei zij, Hertha's naamkaartje
in de hand, „is u daareven niet hier geweest en zou u
vanmiddag niet terugkomen
„Dat is zo. Is u juffrouw Saaman vroeg Hertha.
„Die ben ik. Kunt u nu niet komen, want ik zou van
middag naar Landdorp gaan. Dat wist het meisje niet."
„Heel graag," zei Hertha. „Ik handel het liefst mijn
zaken zo spoedig mogelijk af."
„Komt u dan binnen."
Onmiddellijk daarop vertelde Hertha het doel van haar
bezoek. Maar haar vraag viel niet in goede aarde, dat
bemerkte zij onmiddellijk aan de gelaatstrekken van de
sympathieke juffrouw Saaman. Hertha liet zich echter
niet gauw uit het veld slaan.
(Wordt vervolgd)