Stemmen uit andere kerken VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD Kunnen we ook het vierde heilige boek van hen in handen krijgen, dan willen we ook over dat boek u inlich ten. Het heet„De Parel van Grote Waarde". PONTIER. VAN DE VELUWE Soms kan het interessant zijn om ken nis te nemen van wat in andere kerken of gemeenten leeft. Wat een variatie is daarbij op te merken En je komt ook wel eens voor verrassingen te staan, als je een mening tegen komt, die je van bepaalde zijde helemaal niet had verwacht. Het kan daarentegen ook zo zijn, dat je schrikt van een uitspraak, omdat er zulke zorgelijke consequenties aan verbonden zijn. Zo is de laatste tijd in het nieuws gekomen de predikant van de Gerefor meerde Gemeente (nietKerk) te Elspeet op de Veluwe. We lazen in Trouw een stelling van hem „Neder land is een zondig land. Op bijzondere zonden volgen bijzondere straffen. God kan om de mensen te straffen de pest zenden, maar ook polio (8 okt.). Wat moet je met zo'n opvatting beginnen Je schrikt toch van het gemak, waarmee dergelijke stellingen worden geponeerd, vooral als je de consequenties over denkt. Dan maar niet inenten, geen „suikerklontje" nemen. Wat een ont zaglijk risico voor die kinderen daar, die de medische bescherming (door God toch zelf als mogelijkheid in de Schep ping gelegd) niet ontvangen. De Ve luwe en Zeeland vertonen in bepaalde gebieden overeenkomst. Eind 1963 was het de polio in Tholen, die gevaarlijk werd. Ook toen werd Zondag 10 er bij gehaald. Gezondheid èn ziekte moeten we uit Gods hand aanvaarden. Maar ook met de tekst erbij (toen èn nu): De gezonden hebben de medicijnmees ter niet van node, maar die ziek zijn Wonderlijk gebruik van de Schrift. Want men leidt er uit af, dat je bij ziekte wel ingrijpen, maar consequent geredeneerd kom je dan toch ook in strijd met Zondag 10. Zo is echter het probleem geheel verkeerd gesteld. Noch de genoemde Zondag, noch de tekst, sluiten het nemen van voorzorgsmaat regelen uit. Zondag 10 keert zich tegen het fatalisme, het aanvaarden van een noodlot, dat over je komt, de tekst te kent een menselijke situatie in het al gemeen. Maar Calvijn wist het al „Nu is duidelijk, wat onze plicht is, n.l. als God ons leven geschonken heeft ter bescher ming, dat wij het dan ook beschermen als Hij ons middelen aanbiedt, dat wij die dan ook gebruiken als Hij ons de gevaren doet voorzien, dat wij dan ook niet roekeloos daarin storten als Hij geneesmiddelen verschaft, dat wij die dan ook niet veronachtzamen". (Insti tutie I, 17, 4.) Zo zit er waarheid, bij belse waarheid zelfs, in het gezegde Voorkomen is beter dan genezen En Zondag 10 wil de mensen niet werke loos maken. Ze zijn het niet bij vrucht bare en onvruchtbare jaren, ze mogen het ook niet zijn in gezondheid en ziek te. Geloofsvertrouwen sluit verantwoor delijkheidsgevoel niet uit, maar in. Jammer, dat de naam gereformeerd weer in het geding was. Laat men toch een andere naam kiezen En ontzettend voor de kinderen (en volwassenen), die de gevolgen van een vreselijk misver stand moeten dragen. „Doe dit uw kind niet aan", smeekte een poliopatiënt. Ontroerend ernstig. Een situatie als in Elspeet is koren op de molen van de „God-is-dood-theologie". Hier wordt een beeld van God gemaakt, dat door de mens van onze tijd niet kan, ook niet hoeft geaccepteerd te worden. Een ander onderwerp Stemmen uit de Hervormde Kerk. Er is tussen ons en de Hervormde broeders en zusters nogal verschil van mening over de gren zen van de kerk. Toch staan we ook vaak voor dezelfde vragen. In de gro tere steden krijgt de Gereformeerde kerk soms ook een brede rand van men sen, die nog wel als lid staan geboekt, maar in de practijk nauwelijks meele ven. Onze Generale synode heeft bij zondere aandacht gevraagd voor dit probleem en grote nadruk gelegd op de pastorale begeleiding. De Hervormde Kerk wil (de) volks kerk zijn. Bewust. Men kent er niet al leen belijdende- en doopleden, maar ook geboorteleden (zijn niet gedoopt, wel kinderen van de eerste twee categoriën). Zo ontstaat vanzelfsprekend een zeer brede rand. In Hervormd Apeldoorn schreef Ds. Jongeboer een interessant artikel, waarin hij zijn wijkgemeente analyseert (17 sept.). Na eerst gewezen te hebben op een uitspraak van Ds. Kaptein (deze vraag zich af, of het houdbaar is doopleden, die zich van hun N.H. zijn niet meer bewust zijn, als zodanig te blijven beschouwen) te kent hij de situatie in zijn wijk. Er is een groot getal mensen, die absoluut niets met de kerk te maken willen heb ben. „De eigenlijke gemeente is erg klein. De kern draagt al het werk, al de kosten en is zeer trouw." Ook hij stelt, „dat we langzamerhand niet meer kunnen zeggen, dat allen die uit Her vormde ouders geboren zijn, ook Her vormd zijn". Hier treedt de Volkskerk gedachte terug. Zeer begrijpelijk. „Het is een droom te willen vasthouden aan het grote getal hervormden." Het werk onder de rand wil hij niet laten liggen, maar, zegt hij, „laten wij het evangeli satie noemen". Ik meen, dat dit een juiste visie is. Hier ligt een situatie voor ons, die wij, zij het in mindere.mate, in grotere ste den bij ons ook kunnen. In gemeen schappelijke problematiek kunnen we misschien bij het zoeken naar uitwegen wat van elkaar leren. We zijn er dank baar voor te kunnen constateren, dat de visie van Ds. Jongeboer op de kerk en de onze in dit opzicht dicht bij elkaar liggen. Een andere Hervormde stem, die zeer opmerkelijk is, komt van vrijzinnige zijde. Ds L. J. van der Kam gaf een brochure uit (Modernisme, bloei en ver val). Zeker, hij wil duidelijk vrijzinnig zijn. Maar opvallend is, hoe hij Dr. Kuyper citeert (al direct in het begin Modernisme een fata morgana, lucht spiegeling en dan feitelijk conclu deert, dat het waar gebleken is. „Helaas is bij velen, predikanten en gemeenten, veel van het christen-zijn geheel weg gespoeld. Er is niets van over (pag. 25). Hij wijst op de lege kerken en het niet meer deelnemen van de jeugd. Een eerlijke situatiebeschrijving. Zelfs stelt hij ergens „Er kan geen an der fundament gelegd worden, dan wat gelegd is (1 Cor. 3 11)". Ook vertelt hij van een plaats „In dit dorp is deze christelijke school nog altijd een zegen, en een machtig middel voor de arbeid in Gods Koninkrijk" (pag. 39). Zijn conclusie voor de vrijzinnigheid is „Er zullen nieuwe wegen ingeslagen moeten worden, als men tenminste nog een woord wil meesprekenMaar dan kunnen ook geen halve maatregelen meer genomen worden (pag. 33). Hij wil daarbij „frontverkorting" en frap pant is de overeenkomst met de visie van Ds. Jongeboer, bovengenoemd, als Ds. Van der Kam schrijft „Van een kleinere, maar geestelijk actieve kerk... gaat oneindig veel meer missionaire uit straling uit dan van een log massief li chaam vol dode papieren leden en doop leden". En het tweede, dat hij wenst, is geen kleurloze neutraliteit. „Liefde voor Kerk en Koninkrijk Gods moeten worden bijgebracht en aangekweekt" (pag. 33). De brochure is bijzonder spontaan en eerlijk geschreven. De auteur verwacht schrik bij „rechts en links". Hij is ver ontrust over de situatie. Niet, dat hij daarin orthodox wil zijn. Maar wel ko men de kaarten op tafel. Bij onze beoordeling van de vrijzin nigheid zullen we ook deze stelling- name in rekening moeten brengen. Zelfs is er met iemand als Ds. v. d. Kam duidelijk een basis voor gesprek. Waar de Geest van Christus waait, verdwijnt het fata morgana, maar zal de bood schap van het Woord beslissend zijn. Ik keer terug naar de Veluwe. Nog een stem gaan we beluisteren. Over een onderwerp dat met bovenstaande nauw samenhangt. Ik denk aan de inaugurele rede van de Christelijke Gereformeerde hoogleraar Dr. Velema, die aan de Theologische Hogeschool te Apeldoorn zijn werk begon (22 sept.). Hij sprak over De geestelijke groei van de ge meente. Met belangstelling heb ik ook deze stem (van mijn Appèl-buurman) beluis terd. De nieuwe hoogleraar constateert, dat het secularisatieproces extensief en intensief knauwt aan het kerkelijk leven (pag. 5). Groei is niet vanzelfsprekend. Elke kerk heeft met vele problemen te worstelen. Het is me niet mogelijk alle facetten, die in deze oratie naar voren komen te noemen. Ik kies er enkele uit. Punten, die ook in het contact tussen de kerken van betekenis zijn. Zo b.v. het volgende „Het groei proces wordt gekenmerkt door de lief de. Liefde is de sfeer, waarin geestelijke groei alleen kan plaats vinden. Waar geen liefde is, stagneert de groei. Hij, die zich in liefde voor zijn kerk gegeven heeft, kan haar niet dichter tot zich doen komen, zonder dat ook zij in zijn liefde leeft" (pag. 16). Welke groei wordt bedoeld Een van de conclusies is De groei heeft extensieve betekenis in de zin van ver meerdering van het aantal gelovigen. Hij heeft ook intensieve betekenis in de zin van verdieping in de kennis en ver sterking van het geloof (pag. 18). Cen traal wordt gezegd Christus is de was dom van zijn kerk. Allerlei motieven bij de opwekking tot groei worden behandeld. Eschatolo gisch in het licht van Christus' weder komst. Afweer tegen dwaalleer. Een missionair motiefHet woord vindt zijn weg EcclesiologischDe kerk moet worden, wat ze krachtens haar wezen is. Dan een theologisch motief Er is geen groei dan uit God en door God (pag. 26—28). Gevraagd zou kunnen worden Is er ook nog niet een oecumenisch aspect? Het „samen met alle heiligen" uit Ef. 3: 18 spreekt me in dit opzicht altijd bijzonder toe. De tekst wordt o.a. be sproken op pag. 20, zonder dat deze woorden bijzondere aandacht krijgen. Op pag. 30 wordt de plaats genoemd in verband met een groei-remmende factor afwezigheid van eenheid in ken nis en geloof. Hier zit het dus in meer eenheid, hechtere verbondenheid van gelovigen (en kerken) is toch van grote betekenis. We kunnen van elkaar, in dividueel, maar ook kerkelijk, veel leren. We zouden veel samen moeten doen. Ook dat intensiveert en mobiliseert krachten Samen met alle heiligen op dat ge vervuld wordt tot alle volheid Gods Overigens een leerzame en boeiende oratie. Ik ben dankbaar dat ik de plech tigheid mocht bijwonen. Onder de aan wezigen waren de gereformeerde hoog leraren Dijk, Berkouwer, Rothuizen. Al weer een bewijs van een goede ver standhouding. Ook daarin zag ik iets van de jubel samen met alle heiligen We danken Prof. Velema voor het ontvangen van en het gebodene in zijn inaugurele rede, en wensen hem een gezegend professoraat toe. We hoorden stemmen uit andere kerken. Het is noodzakelijk om goed te luisteren, ook naar geluiden buiten eigen kring. Dan blijkt, dat er heel wat pro blemen zijn. Sommige hebben we ge meenschappelijk. Moge ons het licht van Gods Woord geschonken worden om èn afzonderlijk èn zo mogelijk sa men de goede weg te vinden. W. KATS. Rond de Hervormingsdag willen wij bidden voor het gesprek Rome-Refor matie, dat zich op verschillende plaat sen gaat ontwikkelen, alsmede voor de evangelisatie in Noord-Brabant en Lim burg. FEUILLETON door H. NOORMAN 20) „De wegen kronkelen hier verbazend, zoals ge wel be merkt zult hebben." „Dat heb ik zeker bemerkt. Het is verbazend." De chauffeur zette zijn machine weer in beweging en in een flipke vaart snelde Hertha over de zeedijk, om die weldra te verlaten en weer te tuffen door lachende landou wen. De man aan het stuur maakte, omdat hij had be merkt, welk een belangstellende passagjer hij vervoerde, zo nu en dan een opmerking, als er iets bezienswaardigs was. Zo passeerden zij een oude ruïne, heel eenzaam staande, en werd Hertha gewaar, dat dat bouwwerk het zielig overblijfsel was van een dorpstoren, die betere tijd had gekend. Want hij had de glorie van een welvarend dorp uitgemaakt, maar de waterstromen waren gekomen en hadden het dorp van de aardbodem weggevaagd, de treurende ruïne getuigde er van Wéér wisselde het toneel. De auto reeds thans niet meer tussen vruchtbare landouwen, maar passeerde links en rechts bossages. Hertha bespeurde de zandgrond van de duinen van Landdorp, die een klein uurtje verder la gen. Bij een kromming van de weg reden zij in enen het dorp binnen, dat daar lag in landelijke avondrust. Voor het schelle claxongeluid sprongen de spelende kinderen op zijde, terwijl de ouderen, rustig zittend voor hun huis jes, het voertuig naoogden. „Landdorp',, verklaarde de chauffeur. „Over een kwar tier zijn wij in Zeeduin." Het dorp, dat sprak van vrede en welvaart, was spoe dig achter de rug en weldra snorde de auto over een effen straatweg, zoals Hertha er nog niet veel in haar leven gezien had gedurende een kwartier gleed zij als door een allée van hoog opgaand geboomte. Het late zonnelicht speelde door de bladeren en toverde wonder lijke figuren op de weg. De chauffeur verminderde opeens vaart en wees haar op een hek, dat toegang gaf tot een brede oprijlaan, aan het eind waarvan voor een deel een statig gebouw zicht baar was. Het kwam Hertha voor, dat zij een ophaalbrug bespeurde. „Het kasteel „Oosthove", dame," legde de man uit. „Als u enige tijd in Zeeduin blijft moet u er beslist eens gaan kijken. Het is de moeite waard. Eeuwen- en eeuwen oud." De auto zette zich weer voort en weldra was Hertha op bekend terrein daar was het stationnetje waar zij in mei aangekomen was, nu nog een eindje, dan was het „Wapen van Zeeduin" bereikt, waar mijnheer Van Laansma voor een week een kamer besteld had. De hotelhouder keek even verbaasd op, toen hij Hertha herkende. ,,'k Wist niet, dat voor u een kamer besteld was," 'zeide hij. „Uw bezoek in het voorjaar heeft toch een goede uitwerking gehad." „Nietwaar glimlachte Hertha, die met de chauffeur afrekende. Ook de dochter van de hotelhouder herkende haar ter stond. „Neen maar, dat is aardig," zeide zij. „Ik had niet ge dacht, dat u zou komen, omdat ik u niet zag. U blijft een week, heb ik gehoord Dat is beter dan enkele uren." „Ik denk en hoop veel langer in Zeeduin te blijven," antwoordde Hertha. „Maar dan natuurlijk niet in een hotel, 'k Wil deze week eens uitzien naar een paar ka mers." „Dat zal u niet meevallen," meende de ander, ,,'k Weet hier maar één goed adres. Dat is bij mejuffrouw Saaman. Maar die verhuurt sinds een jaar geen kamers meer. De wijkverpleegster, die pas vertrokken is, heeft moeite ge noeg gedaan, er te komen, maar het gelukte haar niet." „Dank u voor de inlichting, 'k Zal nog wel eens zien. Ik krijg straks nog wel thee. Meer heb ik vanavond niet nodig." Het meisje kwam, evenals in mei, weer onder de be koring van Hertha's sympathiek gelaat en haar houding, die anders was als die van een gewoon mens. Zij had iets bevelends over zich, maar toonde toch geen spoor van de meerdere te willen zijn, was niet pedant, maar de een voudigheid zelf. En tóch, ondanks dat alles, boezemde zij respect in. „Toevallig dezelfde kamer is voor u in orde gemaakt, juffrouw. Die beviel u toen zo best." „Dat is heel vriendelijk van u. Ik zal ze dan wel vin den, hoor." Enkele minuten later bevond Hertha zich op de kamer, die zij in mei ook had gehad. Na zich van de reis verfrist en verkleed te hebben, zette zij zich voor het venster en staarde naar het dorpsplein, waar nog enkele kinderen speelden. Zij bekeek de wereld geheel anders dan enkele maanden geleden. De rustkuur op de Veluwe had haar goed ge daan. Volkomen had zij haar krachten weergekregen. Haar wangen, gevulder dan ooit, vertoonden weer een blos van gezondheid haar bruine ogen schitterden leven dig de trekken van vermoeidheid, tot voor kort zo zicht baar op haar lief gelaat, waren geheel verdwenen. Zij was weer volkomen de oude, had men in het ziekenhuis, waar zij nog enkele dagen had vertoefd, om afscheid te nemen, opgemerkt. En ook mijnheer en mevrouw Van Laansma hadden het moeten beamen. Het afscheid van het ziekenhuis, waar zij zo tegenop had gezien, was Hertha meegevallen. Zij schreef het voornamelijk toe aan het feit, dat zij er reeds enkele malen uit geweest was, zodat zij aan haar dagelijkse omgeving was ontwend. Overigens had men haar zeer hartelijk uitgeleide gedaan en het betreurd, dat zij vertrok. Eigenlijk kon men het niet goed begrijpen, daar niemand van de verpleegsters in de mening verkeerde, dat Hertha haar taak niet ten volle weer kon opvatten. De dokters, zo oordeelden zij, waren wel wat pessimistisch geweest. Hertha had het ook wel gedacht, al had zij het niet uitgesproken. Zij voelde zich toch weer zeer krachtig en tot alles in staat Had dokter Van Stralen deze gedachte op haar gelaat gelezen In ieder geval had hij er een zinspeling op gemaakt en gezegd „Het is goed, dat ge gaathet zou te bejammeren zijn, wanneer het over een jaar of over een paar jaar weer verkeerd zou lopen met u". (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 2