Grepen uit het hoek Kronieken VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD De beschouwing over „Vorm en in houd" (in ..Waarheid en Eenheid") van 9 september) brengt ons ook weer tot de vraag tegen wie treedt dr. S. eigenlijk in het krijt Maar dat is even een kwestie in het voorbijgaan. Belang rijker is de vraag of dr S. ons veel ver der helpt met hetgeen hij ons hier voor legt. We mogen misschien even citeren: „We vinden in onze tijd ook nogal eens de voorstelling, dat de goddelijke inhoud van de H. Schrift wel onfeil baar is, maar dat ze ons in feilbare vorm gebracht wordt. Op deze wijze kan men prachtig het woord onfeil baarheid handhaven, terwijl men in feite voor de feilbaarheid de deur ge opend heeft Zodra de inhoud onfeilbaar, maar de vorm feilbaar wordt verklaard, is de onfeilbaarheid onbereikbaar geworden. Want wat is nu vorm en wat is inhoud En als God een feilbare vorm gebruikt, waar blijft dan Zijn zorg voor de onfeilbaar heid Wanneer God ons een onfeilbare waarheid openbaart, dan moet de vorm ook onfeilbaar zijn. Anders kan er van geen onfeilbaarheid meer sprake zijn." Aan het slot van het artikel wordt alles nog eens samengevat met deze zin: „Is de inhoud onfeilbaar, dan ook de vorm". Het is voor dr S. zonder meer een axioma, van waaruit hij met de Schriftbezig wil zijn, dat die Schrift onfeilbaar is, ook in de vórm waarin ze tot ons komt. Even later wil hij wél onderstrepen, dat we in de Bijbel ook met ménselijk schrift, menselijke taal en menselijke woorden hebben te doen. Hier lijkt de zaak even toch wel wat ingewikkelder te liggen en moeten, zou je zo denken, voor dr S. wel wat pro bleem-wolkjes aan de horizon verschij nen, maar nee, onmidellijk wijst hij ons al weer een uitweg door het axioma te poneren Alleen is het bij dit mense lijke zó, dat God voor feil, onwaarheid en verkeerdheid heeft behoed". Maar is dit een uitweg Ik dacht, dat het goed was geweest als dr S. zijn lezers hiér had verteld wat hij onder „onfeil baarheid van de vórm" verstaat. Hij kan er toch niet mee bedoelen, dat ons in de Schrift geen onjuiste voorstellin gen worden gegeven Als hij volledig ervan uitgaat, dat we in de Bijbel dik wijls met ménselijke voorstellingen heb ben te maken, dan houdt dat toch ook in, dat die voorstellingen gebonden zijn aan de tijd, het milieu, het wereldbeeld van de menselijke auteurs en dat ze düs in veel opzichten achterhaald zijn. Wij hebben in de gereformeerde Schriftbe schouwing altijd met verve de organi- sche-inspiratietheorie verdedigd, een term die weliswaar op zichzelf nog wei nig zegt, maar die toch bruikbaar is gebleken. In onze tijd komt het er op aan, dat we uit die theorie ook de con sequenties durven te trekken. Dat lijkt me eerlijk en ook terzake. Voor deze gevolgtrekkingen past dr S., en velen doen dat mét hem. Maar als wij van harte ervan willen uitgaan, dat God het ménselijke (met alles wat dat inhoudt, dus óók het tijdgebondene) in Zijn dienst heeft genomen om Zijn Woord aan mensen te verkondigen, dan kunnen we even later dat menselijke niet gaan kortwieken om de betrouwbaarheid van de Schrift veilig te stellen. Dat de Schrift betrouwbaar is, wordt onder ons niet aangevochten. Dat de boodschap van de Schrift onfeilbaar is, staat even min ter discussie. Maar dat de zaken ten aanzien van vorm en inhoud meer moeilijkheden opleveren dan het artikel van dr S. ons wil doen geloven, is ook duidelijk. Drs Vlaardingerbroek schreef onlangs in het Veluws Kerkblad „Wij kunnen rustig aan de onfeilbaarheid van de Bijbel vasthouden, maar zullen ons er nader rekenschap van moeten geven wat dat betekent". Dr S. zal zich toch zeker niet, ook niet als hij de onfeilbaarheid van de vorm zó stringent verdedigt als hij doet. aan dat „zich nader rekenschap geven" willen onttrekken Dit is duidelijk Hij mag zijn lezers niet op dit punt ach terlaten. Nog één opmerking Ik vind het veelzeggend, dat het artikel ongeveer eindigt met deze uitspraak ,,De onfeil baarheid van de H. Schrift (ook in de Een bladzij uit het familie-archief van Efraïm. Efraïm bedreef rouw 1 Kron. 7 20-24. We zeiden het al de vorige maal te midden van de „dorre" geslachtsregis ters horen we in eens van een fel door leefde menselijke geschiedenis. Dat zien we ook in de bovengenoem de verzen. Het gaat over lief en leed... Eerst dat register van Efraïm, stam vader. Dat ging wel dóór die lijn der geslachten. Twee lijfelijke zoons waren ook Ezer en Elad. Daar wil de Kro niekschrijver nu juist iets over vertellen. Want daar is iets mee gebeurd. Dat is de familie Efraïm bij gebleven Dat is doorverteld, telkens weer. Ze waren ook veebezitters. Maar in die dagen was er ook al roof en doodslag. Gathieten kwamen in eens opzetten (zoals Chal deeën en Sabeeërs in de dagen van Job) om vee te roven, en de bezitters er van te doden. En zo brachten ze Ezer en Elad om. We kunnen het ook anders opvatten. De oude kanttekenaren van de Staten vertaling noemen dat al. Het kan n.l. óók zijn, dat Ezer en Elad waren ge komen om het vee der Gathieten te ro ven en dat deze in een strafexpeditie die twee mannen hebben gedood. Hoe het zij Efraïm is van zijn twee zoons beroofd. Dat is nu wel heel lang geleden. Maar toen was het voor hem een fel- doorleefd verdriet. Efraïm bedreef vele dagen rouw over hen. Juist te midden vórm J. B.) geeft zekerheid". Ik dacht, dat prof. Berkouwer op een andere ma nier over „Heilige Schrift en zekerheid" heeft geschreven. Hij heeft getracht het woord van Calvijn, dat Christus in het gewaad van de Schrift tot ons komt, in zijn verstrekkende betekenis weer uit de verf te halen. Dat de zekerheid t.a.v. de Schrift bepaald wordt door onze band aan Christus over Wie de Schrif ten spreken, lijkt me een vruchtbaarder Schriftbeschouwing dan het zoeken van zekerheid in een onfeilbaarheid die op voorhand maar vast wordt aangenomen. Het is overigens ook ons aller ervaring, dat we in Christus van de betrouwbaar heid der Schrift zeker zijn. In dit verband mogen de woorden van dr H. Bavinck worden geciteerd (door prof. Rothuizen in de kroniek van het G.T.T. van augustus aangehaald): „Naarmate ik, laat ik het zo maar zeg gen, vromer gestemd ben en betere ogenblikken (in mijn geloof) beleef, voel ik mij tot aannemen van en onder werping aan de Schrift volkomen bereid en geneigd en heb vrede voor mijn hart". J. BOSMAN. van die geslachtsregisters valt zulk een mededeling bijzonder op. 't Was zo dat familie van her en der kwamen om hem te troosten. Een beetje Job in het klein. Vee weg. Kinderen wegJammer dat we niet lezen, zoals bij Jabez hij riep de God van Israël aan De tijd doet de scherpte er wat af. Het slijt iets. Hij verlangt naar een nieuwe telg. Er is weer verwachting. Een zoon wordt geboren. Maar het ver driet schrijnt nog. Het onheil, dat zijn huis had getroffen, brengt Efraïm er toe deze zoon Beria te noemen „door onheil". De smart drukt nog, tot in naamgeving toe. Broeder-troost heeft hij ontvangen, maar heeft Efraïm de troost van God aanvaard Ach, had hij zijn zoon maar de naam gegeven de Here troost. Zou hij in het menselijke zijn blijven hangen Deze Beria krijgt een dochter (zo al thans willen wij dit geslachtsregister •verstaan, in vs 24, met de Statenver talers). Dat is „een reeë klant", die Seëra Zij denkter moet wat gedaan worden Ze gaat versterkingen bou wen. Dan ben je in het veld niet zo onbeschermd tegen aanvallers, die ko men roven en moorden. Zij bouwde Beneden en Boven Beth-Horon En dan gaat ook deze linie verder Be ria, hij heeft ook een zoonRefah. Diens zoon is Telah, endan loopt deze linie uit op Jozua, de zoon van Nun. De Here is goed. Hij heeft ver ruiming geschonken, bekwaamheden, een man als Jozua. Uit vrije gunst. Ziehier een brok familie-geschiedenis. Uit de vergeelde archief-papieren van het geslacht van Efraïm, zoon van Ja kob, zoon van Izak, zoon van Abrahap. J. H. BECKER. KORT VERSLAG van de vergadering van de Classis Zierikzee op 14 sep tember 1966. Voor de samenroepende kerk van Brou wershaven opent ds. Wentsel om 18.30 uur de vergadering. Alle kerken blijken wettig vertegenwoordigd te zijn. Het mo- deramen wordt gevormd door ds. Scholing (praeses), ds. Wentsel. (scriba) en ds. Na- wijn (assessor). Na een enkele wijziging worden de notulen van de vergadering op 11 en 27 mei goedgekeurd en vastgesteld. Bij de ingekomen stukken is een verzoek van de Classis Zeeuws-Vlaanderen om de heer Musch uit Breskens preckconsent te verlenen wordt toegestaan. Een gelijklui dend verzoek voor de heren Blokland uit Roosendaal en Vreugdenhil uit Zwarte- waal wordt eveneens ingewilligd, zoals gebruikelijk voor een jaar. Besloten wordt op de volgende Classisvergadcring de af gevaardigden te benoemen voor de Part. Synode, te houden in Goes op 15 maart 1967. De kerken wordt gevraagd namen op te geven van ouderl. en diakenen, die daarvoor in aanmerking komen. Mevrouw Van Wouwe stuurde een dunkbetuiging voor betoond medeleven i.v.m. het plotse ling overlijden van haar man. Een uitvoe rige brief van de Gen. Synode wordt ge lezen en toegelichtdaar alle kerkeraden dit schrijven ook ontvingen kunnen zij hun gemeenten hierover informeren. De ge vraagde gegevens t.a.v. gemeenschappelijke diensten - in het verleden gehouden zullen verstrekt worden. Besloten wordt op de volgende Classisvergadcring het rap port over de eredienst te behandelen de kerkeraden wordt geadviseerd dit eerst in hun vergadering te bespreken. Dr. Becker verstrekt de pcrcentagecij- fers voor 1967 Brouwershaven 5J^, Brui- nisse 9, Haamstede 17, Nieuwerkerk 11 y2, Oosterland 2x/2, Scharendijke 1334- Zierik zee 35.14, Zonnemaire 6%. Ds. Wentsel maakt attent op „De Geref. zending in 1965", dit boekje leest men als een roman Het werk en de situatie in Ruanda vragen het biddend mee-leven van de gemeenten. De regeling voor de kerk visitatie wordt door dr. Becker bekend gemaakt (is reeds of wordt nog in de Kerkbode gepubliceerd). Ds. Nawijn deelt mee, dat de volgende recrutendag in Middelburg gehouden zal worden, waarschijnlijk op maandag 20 fe bruari 1967. De vacaturebeurten voor Bruinisse, Haamstede en Oosterland worden geregeld t.m. december 1967 (zie elders in de Kerkbode De volgende vergadering wordt vastge steld op woensdag 16 november. Saamroe- pende kerk Bruinisse. Haamstede contro leert de credentiebrieven. Op deze ver gadering zal naar alfabetische volgorde ds. Wentsel voorz. zijn, ds. Nawijn scriba en ds. Scholing assessor. Voor de classis, J. H. NAWIJN, ass. h.t. VERSLAG van de vergadering van de Classis Tholen, gehouden op 14 sep tember 1966 te Bergen op Zoom. Om 19 uur opent de praeses, Ds. D. Sloot, de vergadering, laat zingen Ps. 68:2 en gaat voor in gebed. Hij leest Psalm 65 en houdt aan de hand daarvan een korte overdenking. De credentiebrieven worden gecontro- FEUILLETON door H. NOORMAN 16) De moed scheen haar in de schoenen te zinken Zou er nog wat van haar terechtkomen Zou zij straks krachtig genoeg zijn, om weer een werkkring te aanvaar den, al was het dan niet in een ziekenhuis Het had haar strijd en gebed gekost, maar zij was langzamerhand ver zoend met de gedachte, dat zij niet weer in het ziekenhuis zou terugkeren. De dokters zagen dit wel goedver moedelijk, vrij zeker, zou er dan weer een inzinking komen en dan was zij nog veel verder achteruit. Zij had zich moe gepeinsd over de vraag, hoe zij toch in deze toestand gekomen was. Bepaald drukker dan anders had zij het toch niet gehad, al had de opleiding van nieuwelingen, die zij zo goed mogelijk wilde afleveren, veel van haar krachten gevergd. Maar hoe zij er ook over piekerde, het antwoord op haar vragen kwam niet en zij was geëindigd met het alles in handen van God te geven. Zij was er diep van overtuigd, dat de Here een bedoeling had met de slag, die Hij haar zo plotseling toebracht. Het was 't beste, het aan Hem over te laten, hoe het verder ook gaan zou. Gemakkelijk was haar dat niet gevallen. Pijni gend 'vroeg zij zich dan af, of dit nu de weg was, dat zij, gewend aan hetdrukke stadsleven, zich zou moeten gaan evestigen in een achteraf dorp, ver van daar, waar de hartader van het wereldleven klopte. En méér nog be- angstte haar de vraag, of zij wel geschikt zou zijn voor het werk, dat dokter Van Stralen haar hier aanbood. Hij beweerde van wel, maar kon hij zich niet vergissen Reeds nu had zij bemerkt, dat de afstanden niet gering waren. Was het voor haar te doen, die per fiets af te leggen En hoe moest dat dan gaan in het wintergetij Maar och, was dat voor haar niet bijzaak Als de ver eniging hier het niet kon betalen en dat zou wel niet, dan betekende het voor haar toch niets, zich uit eigen midde len een autootje aan te schaffen, waarmede zij haar pa tiënten bezoeken kon Het chaufferen zou zij vlug ge noeg leren. En dan was dat bezwaar toch opgeheven In de eenzaamheid, gezeten aan de voet van het duin, lachte Hertha luidop een zilveren lach zij prakizeerde al over een auto en zij was nog niet eens besloten, het aan bod te aanvaarden Was het feitelijk niet een dwaasheid, naar Zeeduin te gaan Mevrouw Van Laansma had toch eigenlijk wel gelijk zij kon, ook al keerde zij niet naar het ziekenhuis terug, straks alle mogelijke richtingen uit particuliere verpleging, kraamverpleging. Wat zou zij dan hier komen doen was het niet onzin wat was zij eigen lijk begonnen, om hals over kop hier poolshoogte te gaan nemen Dacht zij er dan werkelijk aan, naar Zeeduin te gaan - Hertha's gedachten gingen in enen een andere richting uit. Waarom zou zij hier niet komen Er was zowel vóór en tégen te zeggen. Wanneer zij volgende week een lang durige, noodzakelijke rustperiode nemen ging en zij wist, dat zij daarna een taak had, om op zich te nemen, dan ging de genezing allicht veel sneller. Als ervaren verpleeg ster kon zij er van vertellen, dat dat in tal van gevallen zo was. En bovendien, had zij hier niet een mooie taak De goede instelling van het „Groene Kruis" zo populair mogelijk maken, was dat niet een mooi werk Was het ook niet .aanlokkelijk, in intiemere aanraking te komen met deze mensen, die, dat had zij reeds gemerkt, goed hartig waren, maar die veelszins misten dat, wat de ziel alleen volle bevrediging schenken kan Als zij daaraan dacht, huiverde zij even. Zeker, als zij hier zijn zou, lag het op haar weg, om de mensen te wij zen op iets anders dan het platvloerse leven van al de dag. Dan had zij met haar zwakke krachten in dienst van haar Jezus te staan. Maar dat was, waarvoor zij te rugdeinsde. Had zij zélf niet aanvallen van neerslachtig heid Had het haar pas niet een geweldige strijd gekost, te berusten in 's Heren doen met haar Was zij niet, in opstand geweest en hadden hart en lippen in stomme ver twijfeling niet gevraagd, waarom haar dat werd aange daan, alsof God rekenschap van Zijn daden gaf Zou zij dan aan deze mensen, waarvan de overgrote meerderheid zich niet om God en Zijn Woord bekommerde, een breng ster van goede boodschap kunnen zijn En al was dat zó, zou het niet ploegen op rotsen wezen En zou zij niet tegenstand ondervinden Zou de predikant, onge twijfeld een modern man, die voorzitter was van de ver eniging, die haar aanstelde, daarmede genoegen nemen En hoe zou de dokter daarover denken En kon zij, af gedacht van alles, dat moederziel alleen gaan doen Hoe méér Hertha over alles nadacht, hoe moeilijker het werd, een besluit te nemen. Zij ging menen, dat zij zéér onverstandig had gedaan, met naar Zeeduin te komen. Het bracht haar immers niets verder Uitgerust weer, besloot zij de tocht naar boven te on dernemen, wat haar, zij het met grote moeite en onder hevige hartkloppingen, gelukte. Op de bovenste trede van de uitgesleten houten trap staande, slaakte zij een kreet van bewondering. Want toen zij zich omwendde, lag daar het machtige panorama van een landstreek vol afwisseling. Als kleine dwergjes zag zij mens en dier op het land werken. Uit hoog opgaand geboomte stak de kerktoren van Zeeduin, terwijl zij verderop nog andere kerktorens ontdekte. Er was veel bosschage, terwijl de landwegen werden omzoomd door geboomte. Met moeite kon Hertha het oog van het schone, bekorende tafereel afwenden. Maar dan trok het ruisende geluid van de zee haar aandacht. Breed en zwaar, maar in een regelmaat, zoals zij nooit had kunnen vermoeden, kwamen de thans kalme, bedaarde golven aanrollen, rustig bezit nemend van het strand, dat slechts wachtte, om het zilte nat in te drinken. Een heerlijke zeewind deed haar van vermoeidheid bleke wangen blozen, terwijl hij dartel speelde met haar golvend zwart haar, dat van onder haar hoed te voor schijn kwam. Glimlachend ontdeed Hertha zich van haar hoed, voelend, hoe weldadig het haar aandeed, dat de wind haar voorhoofd streelde. Zij zette zich, toch beschut tegen de wind, neer op één der hoogste duinen en staarde in zee, luisterend naar het eentonige geluid der aanrollende golven, dat tóch muziek betekende. Heel in de verte passeerden verschillende sche pen. Zij bemerkte, dat de vaart drukker was dan zij hier had verwacht. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 2