„Hedenesse" in de groei VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD dan antwoorden op de zoëven gestelde vragen Ik meen van dit dat ze op een ver gissing berusten. „Als we in Genesis 1 niet behoeven te geloven wat er staat..." Daar zit de fout al in. We moeten in Genesis 1 wel geloven wat er staat We moeten overal in de bijbel geloven wat er staat. Maar zoals ik heb gepro beerd duidelijk te maken staat in Gen. 1 iets anders dan wij veelal dachten. En dan moeten wij dat willen inzien en er kennen. Willen we dat niet en moet de uitleg altijd blijven zoals ze b.v. in 1920 of 1880 was, dan is dat geen trouw aan Gods Woord, maar vasthouden aan onze eens gegeven uitlegging. En het is goed Gereformeerd niet te zweren bij je eigen uitleg, maar te vertrouwen op het Woord Gods dat ook vandaag tot ons spreekt. Je krijgt wel eens de indruk dat bij velen van ons de vrees een rol speeltwe zijn bang de Bijbel te verliezen en menen hem te moeten verdedigen door met hand en tand vast te houden aan wat wij vroeger meenden dat er, b.v. in Gen. 1, stond. Die vrees deugt niet. Wij behoeven de bijbel niet te verdedigen Gods Woord houdt stand in eeuwigheid. Je zult nooit, door nauwkeurig te onderzoeken wat een be paald Schriftgedeelte zeggen wil (zoals we dat enigszins t.a.v. Genesis 1 heb ben geprobeerd), God kwijtraken, de Here Jezus als Verlosser verliezen, of de Heilige Geest, die ons in alle waar heid leiden wil, kwijtraken. Christus zegt zelf, dat wij de Schriften moeten onderzoeken, want die zijn het, die van Hem getuigen. En Paulus zegt, dat de Heilige Schriften wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Jezus Christus. Doel van de openbaring. Daarmee raken we aan een ander punt, dat we al vaker hebben aange roerd, maar dat nooit genoeg herhaald kan worden De Bijbel is heilsopenba ring van God. Dat is zijn doel en zijn inhoud. Daar is hij voor gegeven. We hadden het zoëven over „geloven wat er staat". Inderdaad Maar dat doel niet vergeten Dat is het tenslotte „wat er (eigenlijk) staat". Met 'n puur for mele redenering „alles wat in de Bijbel staat is waar", hoe gelovig dat ook moge klinken, kom jer er niet. Een voorbeeld Tijdens het forumgesprek op de Theologische Hogeschooldag in Kampen wees Prof. Polman op de (be kende) eigenaardigheid dat volgens Leviticus 11 6 de haas een herkauwend dier is (volgens de Statenvert. van vers 5 ook het konijn in de nieuwe vertaling is dit een klipdas geworden, die overi gens ook geen herkauwer is). Al onze lezers weten, dat een haas niet her kauwt. Het lijkt er wel eens een beetje op (hazen en konijnen kunnen soms met de bek dezelfde bewegingen ma ken, die herkauwende dieren maken bij het herkauwen van hun voedsel maar het is niet zo in werkelijkheid herkau wen ze niet. Een dierkunde-leraar, die zijn leerlingen vertelt dat hazen geen herkauwende dieren zijn, omdat ze geen vier magen hebben moet zo'n man onder de tucht, omdat hij Gods Woord tegenspreekt Natuurlijk niet ook al staat er in Leviticus 11:1 „de Here sprak tot Mozes en Aaron", m.a.w. we hebben hier met eigen woorden van God te doen. Maar'God spreekt in Zijn openbaring de taal van de mensen tot wie Hij spreekt en Israël meende dat klipdas en haas herkauwers waren. God helpt hen van die foute gedachte niet af, want daar is de openbaring niet voor. Datzelfde geldt van de opbouw van 't heelal, vorm van de aarde, enz. dat je in zo'n oud boek zo maar, kin derlijk, eenvoudig, begrijpt wat de schrijver met een bepaald stuk bedoelt. (Ik zwijg dan nog van het feit, dat we een vertaling voor ons hebben) maar zo eenvoudig is dat toch niet. Er is in de tussen u en die schrijver liggende twee a drieduizend jaar het een en an der veranderd. Daarom kan de bedoe ling wel eens heel anders zijn dan wij op het eerste gezicht zouden denken. De duidelijkheid. En de duidelijkheid van de bijbel dan? Moet die dan maar geschrapt worden TROOST EN TROOST Zie niet naar achterzie alleen vooruitje weet wat achter ligt, dat is voorbij, dat is verléden, blijf niet zo treuren om wat was, wat is geleden, maar richt je blik vooruit, verberg je leed. Waarom zo vaak nog over dat verleden praten, en schrijnend leed en smart zo uit te spreken Wees dapper, en probeer toch eens wat te vergeten, enje mag immers ook op God je toch verlaten Je moet toch flink zijn, en het volle leven weer in, niet omzien, en niet blijven zitten met je klachten, maar voorwaarts weer en alle krachten aan je gezin en aan je roeping geven „Dank voor je troost, het was wel goed bedoeld, maarzou ik dan in mijn gemis niet mogen treuren en, als, wat God verhoeden mag, 't nu jóu eens ging gebeuren, je zonnig leven eens door ramp werd overspoeld Toen kwam je, een tranend oog, en dof van smarten, en, zwijgend, uit een schreiend hart, een handdruk, stil gegeven, getuigend van een innig, heel diep mede-leven, een samen-mede-lijden van twéé gewonde harten, geen wóórden nu, maar sprakeloos, elkaar verstaan, gebogen, naar de gróte Trooster heengegaan en tóén Wat Ik nu doe, verstaat gij niet, laat Mij nu maar begaan Ik ben uw God, na dezen zult gij het verstaan Geef Mij uw smart en leg al uw verdriet maar in Mijn hand.ben Ik uw Trooster en uw Helper niet? Y. A. S. Historische en culturele afstand. Hieruit volgt nog iets anders. Wij spreken vaak van „kinderlijk aanvaar den" wat in de Bijbel staateenvoudig nemen, zoals het er staat. En als we dan daarmee bedoelen niet tegenspre ken, maar je gewonnen geven aan wat God tot ons te zeggen heeft, is het na tuurlijk ook volkomen terecht. Maar wij moeten ons niet inbeelden dat we overal in de bijbel zo maar, kinderlijk, eenvou dig, begrijpen „wat er staat". De bijbel is een oud boek. Hij is ontstaan in een heel andere tijd, onder heel andere men sen, die heel anders leefden, dachten, spraken, voelden dan wij. In historisch en cultureel opzicht is de afstand groot. Ons levensgevoel is anders. De weten schappen hebben ons wereldbeeld in grijpend gewijzigd. Wij spreken heel andere talen. En dan kun je wel denken En moeten we dan maar ophouden zelf, persoonlijk, de bijbel te lezen, omdat we het toch niet begrijpen Natuurlijk nietDie duidelijkheid blijft staan en dat bijbellezen moet doorgaan. Met die duidelijkheid is nooit bedoeld geweest, dat je alles zo maar begrijpt. De boeken Daniël, Ezechiël, Openbaring en andere zijn er om dat te bewijzen. Daar staan hele stukken in die zo maar niet te be grijpen zijn. Waar veel studie voor no dig is en dan nog blijft veel onop gehelderd. Die belijdenis van de duide lijkheid van de bijbel betekende en be tekent, dat wie gelovig de bijbel ter hand neemt daarin zeker de weg tot God vinden zal. En dat God hem, door middel van Zijn Woord, op allerlei manieren en in allerlei omstandigheden op z'n levensweg bemoedigt, kracht geeft, voort helpt. Er zijn (gelukkig) duizenden mensen die van die duide lijkheid van de bijbel als openbaring Gods een levende illustratie zijn. Verder. Het is waar, dat allerlei „nieuwer onderzoek" (zoals we dat doorgaans noemen) ons voor problemen stelt waar we nog niet direkt mee klaar zijn. Maar het is, hoop ik, ook duidelijk geworden, dat dat „nieuwere onderzoek" ons er steeds weer toe brengt naar de eigen lijke inhoud en bedoeling van de open baring te vragen. In dat opzicht mogen we wel van winst spreken. Ook in Ge nesis 1 hebben we meer heilsopenbaring gevonden dan in de dagen dat we daar enkel een geschiedschrijving van Gods scheppingswerk meenden te moeten le zen. We zijn iets verder gekomen. Als dat het antwoord mag zijn op de vraag „waar gaan we heen en waar blijven we dan is er m.i. geen reden tot be zorgdheid of ongerustheid. Integendeel. J. Vlaardingerbroek. (Veluwse Kerkbode) ■i b?üru E99 O BH Dat Hedenesse in de groei is, is al een hele tijd merkbaar toename van kursisten en activiteiten, aanpakken van steeds nieuwe werkzaamheden met als gevolg daarvan een vanzelfsprekend bredere oriëntatie naar de samenleving waarin gewerkt wordt en een uitkomen bij die punten waar de kerken elkaar in hun verantwoordelijkheid naar buiten ontmoeten. Dit had tot gevolg, dat Hedenesse zijn uitsluitend Hervormd karakter op gaf. Als eerste vormingscentrum in ons land mag het zich voluit „Oecume nisch" noemen nu naast de Hervormde Kerk ook de Doopsgezinde, Gerefor meerde en Rooms-Katholieke kerken in Zeeland mede de verantwoordelijkheid voor het „Oecumenisch Vormingscen trum Hedenesse" willen dragen. Dit breder opgezette werk deed des te sterker een reeds lang bestaande be hoefte naar betere accomodatie gevoe len. Was het niet zo, dat het soms leek of Hedenesse, met name 's winters, een jeugdcentrum was, omdat men volwas senen moeilijk een matig verwarmde slaapzaal of onverwarmde kamer kon aanbieden. De zaalaccomodatie ten dienste van de jongeren is gelukkig in middels verbeterd. De grote mijlpaal is echter het begin van de bouw van een nieuw gebouw met alle gerief een modern centrum eigen. De Commissaris der Koningin in Zeeland heeft daarvan op 10 juni j.l. de eerste steen gelegd en naar het zich laat aanzien zal het nieuwe gebouw be gin 1966 in gebruik kunnen worden ge nomen. FEUILLETON door H. NOORMAN 4) Het was voor het bestuur, waarvan de dokter deel uit maakte en waarin hij uiteraard een plaats van betekenis en invloed innam, zaak, goed uit de ogen te zien, alvorens definitief een nieuwe te benoemen. ,,De dominé wil weer een oproep plaats, evenals de vorige keer, om althans met enkele contact te krijgen," vervolgde dokter Van Leeuwen, zich over het kale hoofd strijkend. „Het is natuurlijk een weg. Sollicitanten komen er wel. Dat hebben wij verleden jaar gezien. Maar ja, als je dan perfecte inlichtingen krijgt en je benoemt daarop en het blijkt iemand te zijn, als deze zuster, dan ben je wel in de aap gelogeerd." „Dat je op dergelijke inlichtingen toch zo weinig aan kan," meende zij. „Wij mogen toch verwachten, dat wij naar waarheid worden ingelicht." „Nu moet je voorzichtig zijn, vrouwtje. Ik zeg van de inlichtingen niets. Ik geloof, dat ze volkomen te goeder trouw gegeven zijn. Zij waren van een collega en betrof fen voornamelijk het medisch gedeelte. En dan nog wel het werk in een ziekenhuis. Inderdaad geloof ik, en dat heb ik haar ook gezegd, dat zij voor het ziekenhuis ge knipt is. Maar niet voor de wijkverpleging. Die inlichtin gen waren dus wel goed. Men kan moeilijk vergen, dat over het karakter wordt geschreven. Voor ons dorp deugt haar karakter in ieder geval niet. Wie, als zij, uit de hoogte op de dorpelingen neerziet, kan zijn biezen wel pakken. Daarom wilde ik nu juist van haar opvolgster eens de meest vertrouwelijke inlichtingen hebben. Maar dat moet dan zijn van iemand, die haar kent. En nu is het juist de moeilijkheid, zo iemand te pakken te krijgen." Peinzend keek de arts, zittend in de serre van zijn villa, die uitzag op de zeer lommerijke weg, die Zeeduin met Landdorp verbond, vóór zich uit. „Ik heb gedacht, Alfred eens in de arm te nemen, vrouw. Wat denk jij er van vroeg hij dan. „Wat heb je aan Alfred was de wedervraag. „Hij kent wel een massa verpleegsters, maar alle verpleegsters in een ziekenhuis, en die wil je juist niet hebben." Hij lachte hartelijk om deze opmerking. „Als wij niet een verpleegster uit een ziekenhuis wilden hebben, kregen wij er nooit een. Tenslotte komen zij alle uit een ziekenhuis. Waar zouden zij de verpleging anders geleerd hebben?" „Nu ja, dat spreekt vanzelf. Maar deze zuster acht je toch alleen voor ziekenhuiswerk geschikt." „Vast wel. Als geknipt, dunkt mij. Maar niet geschikt voor Zeeduin. In het een of ander ziekenhuis zal er wel een zijn, die voor ons doel zeer geschikt is. En daarom denk ik er over, Alfred eens te polsen. Hij kent het dorp door en door weet van de eigenaardigheden der bewo ners en is ook wel op de hoogte van het werk, dat hier vereist wordt. Wie weet, of hij in Rotterdam niet iemand heeft, die goed is en naar zijn mening geschikt is, en dan natuurlijk bereid, hierheen te komen." „Het was te proberen, man. Alleen vrees ik, dat men goede krachten in het ziekenhuis niet missen wil." „Daarin kun je wel eens gelijk hebben. Natuurlijk moet Alfred een goede aanbevelen. Iemand, die men in het ziekenhuis wel slijten wil, kunnen wij hier ook missen als kiespijn. Misschien kom ik er niet verder mede, maar zoals je ook zegt, het ware te proberen." „Nu, schrijf dan vanavond eens. Wij moeten trouwens, in verband met jouw vacantie, toch weten, of hij deze zomer plannen heeft, naar hier te komen." „Dat denk ik niet. Hij was er immers verleden jaar Enfin, wij zullen zien. Ik zal straks eens met de dominé praten en hem van mijn plan vertellen. Als hij dat wil, hij staat er nu eenmaal zeer sterk op, kan deze week toch wel een oproep geplaatst worden." Dokter Van Leeuwen stond op en liep met zijn vrouw de tuin in, een pracht van een grote, schitterend aange legde tuin, die beloofde, als straks de zomer komen zou, weer een juweel te worden. Ruim twee uur later zat hij achter zijn schrijftafel, ter wijl vlug de pen over het papier gleed. De predikant, voorzitter van de vereniging „Het Groene Kruis", had geen enkel bezwaar gemaakt tegen zijn plan, te meer niet, omdat er tóch een oproep geplaatst zou worden, zodat het bestuur niet alleen aangewezen zou zijn op de even tueel door de neef van de dokter aanbevolen verpleegster. In zeer verzorgd handschrift, dokter Van Leeuwen kon het moeilijk hebben, dat het jongere geslacht het hand schrift zo verwaarloosde, schreef hij een epistel naar zijn neef Alfred van Stralen, inwonend geneesheer van het grote ziekenhuis in Rotterdam, om vervolgens de brief aan zijn vrouw ter inzage te geven, die las „Waarde Alfred, Ditmaal eens een zakelijk briefje. Tot ons aller verlich ting, je bent geheel op de hoogte, heeft onze wijkverpleeg ster ontslag gevraagd en dat natuurlijk verkregen. Ergo moet er over enkele maanden een nieuwe zijn. Nu kunnen wij een oproep plaatsen, wat ook geschieden zal, maar wie weet, welke zuster wij dan weer krijgen. Onze ervaring is niet bemoedigend. Deze verpleegster heeft, door haar ontactisch optreden voornamelijk, het „Groene Kruis", dat onze goede, maar conservatieve be volking tóch maar matig bekoren kan, eer achter- dan vooruit geholpen. Wij moeten een verpleegster hebben, die met de bevolking kan omgaan en het zaakje weer op poten zetten. En nu mijn vraag. Heb je altemet in je ziekenhuis soms een goede verpleegster, die, naar jouw mening, voldoet aan de eisen, die de wijkverpleging stelt, die tevens ge schikt is voor Zeeduin en die dat is natuurlijk mede een belangrijke voorwaarde genegen is, het ziekenhuis te verlaten, om hier de wijkverpleging op zich te nemen Ik bedoel vanzelf niet, het is overbodig, het op te mer ken, dat je met een verpleegster komt aandragen, die jullie in het ziekenhuis wel gaarne zien gaan. Die is voor ons doel ook niet geschikt. Trouwens, dat begrijp je zelf wel. Meer behoef ik er wel niet over te schrijven. Je weet ongetwijfeld precies, welke zuster voor Zeeduin geknipt is. Denk er eens enkele dagen over na en bericht mij dan eens, of je aan mijn verzoek al of niet kunt voldoen. Tenslotte, waarde neef, een gewetensvraag namens je tante. Waarop zij, zo mogelijk, een definitief antwoord verwacht. Kom je deze zomer naar Zeeduin of kan ons mooie dorp aan de altijd bruisende zee deze vacantie niet een geëerd bezoek van je tegemoet zien Dit wordt ge vraagd in verband met onze eigen plannen. Vale, Van Leeuwen." (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 2