VAN EEN ARM DORP, DAT RIJK WERD Tcefa NA 2}/2 JAAR Dit is bepaald spijtig. Menselijkerwijze gesproken had dit moeten zijn Na 5 jaar. maar de mens wikt5 en God beschikt slechts de helft daarvan 2x/2. Wij dienen deze teleurstelling te aan vaarden in het geloof, dat Zijn plannen nooit falen en dus beter zijn dan onze voornemens. Wat is er dan aan de hand Wel, op 2 februari 1964 werd de emerituspredikant van Overveen na 40 dienstjaren bevestigd in de Hofplein- kerk te Middelburg als evangelisatie- predikant van de Classis Middelburg in de vacature van de hoogbejaarde, maar nog steeds zo vitale Ds. G. J. Pon tier, die dit werk nota bene 10 jaar lang, van 1954—1964, kon volhouden en op uitnemende wijze verrichtte vanuit zijn woonplaats Vlissingen, waar hij nog steeds tal van ambtelijke hand- en span diensten met opgewektheid waarneemt. Ondergetekende volgde hem met enthousiasme op, te meer waar aan zijn instructie was toegevoegd, dat hij als evangelisatie-predikant ook het strand- pastoraat zou organiseren en last not least het part-time industrie-pastoraat. Dit alles nu geschiedde. Dank zij algemene medewerking kon er wat gebeuren, ook interkerkelijk. Part-time" is een relatief begrip Het ging dynamisch en effectief. De Particuliere Synode wist ons te charteren voor provinciale aktiviteiten in de sector van ,,Kerk en Industrie", terwijl we ook „adviseur" mochten wor den van de interkerkelijke Recreatie- Stichting „Veerse Meer e.o.". Uit dat alles blijkt wel dat Prof. J. van den Berg in zijn „Jaaroverzicht 1965" van het Jaarboek 1966 onzer Ge reformeerde Kerken niet ten onrechte schrijftNaarmate de ontkerstening voortschrijdtwordt de taak van de Evangelisatie steeds zwaarder en steeds meer urgent" (pag. 431). Zo is het precies Wij ondervonden het hier in Zee land, waar de traditionele vormen van evangelisatiewerk ook steeds meer ge paard gaan met allerlei christelijke en interkerkelijke, zo niet oecumenische or ganisaties. Er opende zich voor onze Particuliere Synode in samenwerking met de pro vinciale Kerkvergadering onzer Her vormde broeders een wijd terrein, waar op in de sectoren van „Kerk en Indus trie" alsook van „Evangelie en Recrea tie" de prachtigste mogelijkheden lig gen, niet minder voor het jeugdzorg- werk, waarvoor veel vorming nodig is. Wij lieten ons inspireren door de op roep „Grijp toch de kansen, door God u geboden Maar -na 2]/2 jaar bleek dat wij persoonlijk te veel hooi op onze 67- jarige vork hadden genomen, wat niet zo dom is als het schijnt, omdat je er vanzelfsprekend in de geleidelijke weg steeds meer hooi van vergaderingen, besprekingen, conferenties, voorlich- tings-avonden en spreekbeurten bij krijgt. Deputaten en anderen waarschuwden ons tijdig en telkens weer. Zij gaan voor 100 vrij uit, maar tot de (on)- deugden van ondergetekende behoort dat hij bijna nooit „Neen wil zeggen, ook niet tegen de vele afdelingen van de N.C.V.B. en de C.B.T.B., evenmin tegen de vele Hervormde en Geref. kerkeraden, wijk- en gemeentevergade ringen, die ingelicht willen worden en dit wel zeer terechtover de vraag hoe de integratie van bovenge noemd Kerke-ifèrk haar beslag kan krijgen onder het Kerk-volk. Helaas Het lijntje brak Middelburg's Gasthuis moest 110 da gen lang ons „trefpunt" worden. Ge lukkig viel de observatie niet tegen, maar we moestèn toch in handen van de trombose-dienst vallen, om erger te voorkomen. Hoe vervelend het ook is over jezelf te schrijven, mogen we toch niet nala ten mede te delen, dat wij hier in Zee land reeds na 2x/2 jaar het bijltje er bij moeten neerleggen. We zullen ons moeten gaan trainen in zelfbeperking, behalve op de zonda gen. De prediking vraagt minder inspan ning dan de legio vergaderingen. Per 1 juli wordt ons adres Wilhel- minapark 55 te Utrecht, telefoon (030) 1 11 23, maar in de laatste week van juli hopen we nog in Middelburg te zijn, wanneer de verhuiswagen voor de deur komt te staan. Intussen blijft Zeeland ons onverge telijk. Blijft het met de gezondheid goed gaan, dan hopen we onze afspraak met de uitgever van deze Kerkbode na te komen en vanuit de grijze bisschopstad tekenen van leven te geven door zo regelmatig mogelijk een pennevruchtje te zenden. Of het wonen in de schaduw van de Dom-toren even boeiend is als het wer ken rondom de „Lange Jan" dient te worden afgwacht, maarGod heeft als al-bestierend Koning, de plaats be paald voor ieders woning en ook de kring, waarin hij meer of minder wer ken zal. Mijn oprechte dank zij gebracht voor alle medewerking, steun en sympathie, die ik ontvangen mocht van onze Zeeuwse Kerken en collega's, speciaal ook van de deputaten voor de evange lisatie en die voor „Kerk en Industrie". Ja, „Na 2x/2 jaar" Het was „kort, maar mooi De Here zegene en behoede u allen D. RINGNALDA. de vernieuwing moeten honoreren. Dat is niet gebeurd Over de zgn. Gereformeerde gezindte worden opmerkingen gemaakt, waarmee ik het geheel eens ben, b.v. dat we deze als blok wellicht zullen moeten afschrij ven als het gaat om een bijdrage aan het kerkelijk vraagstuk in Nederland. „Ten opzichte van Vrijgemaakten, Christelijk-Gereformeerden en Oud- Gereformeerden is er geen perspectief van betekenis." Accoord. „Wat hebben wij kerkelijk aan vrijgemaakte domi nees, die bij ons terug komen Niets. Zij zijn alleen privé uit de nesten. Maar kerkelijk helpt het niets." Hetzelfde is het geval als gereformeerde hervormd worden of andersom. Ds Aalbers voelt er zelf ook niet veel voor „ik ken geen onmogelijker taak, die God een mens kan opleggen dan dominee te zijn in de herv. kerk". Wat dan „De kerken moeten bij een. En daar moet een grondslag, een concensus voor te vinden zijnZo'n ontwerp moet te maken zijn." De sy nodes zouden eens anderhalf jaar tijd moeten geven om er aan te werken. De 18 hadden zo'n ontwerp aan de kerken moeten voorleggen. Een nieuwe kerk dus Een reforma torische de kerk die we in de Bijbel tegen komen. „Gekocht met het bloed van Zijn Eigene. Gehoorzaam aan en levend uit het Hoofd als Zijn lichaam... Die tot de Zijnen rekent allen die ant woorden met woord en daad „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God To zover uit de brief van Ds Aalbers. Nu antwoordt Ds Volten kort, hoewel hij veel zou kunnen zeggen. Scherp is zijn verwijt aan de Achttien, of aan de Negen „Zoveel tumult maken en dan zo te sterven als naamlozen. Op het laatste boekske staan hun namen niet eens meer". Het bestaansrecht van onze kerken zou Ds Volten nog wat meer willen beklemtonen, maar verder valt hij nu Ds Aalbers bij „Hervormd wor den Nee en nog eens nee". En tenslotte „Volledig ben ik het eens met je opvatting omtrent die nieuwe kerk". Zo is de finale (voorlopig) bereikt. De twee scribenten hebben elkaar in menig opzicht gevonden. Ik zou nog een enkele kanttekening willen maken. Het gaat immers over zulke beslissende vragen. Nu laat ik maar daar of je in het eerste artikel van Ds Aalbers kon lezen, wat hij nu in zijn brief nader uiteen zet. Als hij bedoeld had, direct al, wat nu in die brief naar voren komt, dan was zijn artikel inder daad erg onduidelijk. Zie nog eens de bovengenoemde punten één tot drie van mijn samenvatting. Maar we noteren dankbaar „Ik wens gebeurtenissen uit vroeger eeuwen serieus te nemen". Dat heeft heel wat consequenties. Soms zou ik een zin willen halveren „Ik verdedig geen „hervormd stand punt" of een „gereformeerd standpunt". Want staan op „gereformeerd stand punt", met of zonder aanhalingstekens, mag je toch van een gereformeerd pre dikant verwachten. Zo zijn er nog wel meer opmerkin gen, waar ik op in zou willen gaan in critische zin. Ik zal dat verder niet doen. Want de hoofdinhoud van zijn brief fascineert me. Een nieuwe reformatori sche kerk Als dat eens zou kunnen. Als we elkaar op die wijze eens zouden kunnen vinden Wat zou dat machtig zijn. Nieuw land in e^n zee van inter kerkelijke ellende. En dan zo, dat én de bijbelse èn de bijbelse grenzen van de kerk in het „ontwerp" een plaats hebben. Ik vind dit een imponerende droom. Als het mogelijk zou zijn, als de kerken hier een nieuw en groots begin zouden willen maken, dan was dit wellicht „het wonder van de twintigste eeuw". Nu hebben we idealisten nodig. Men sen, die dromen dromen. Die gezichten zien. Dat mag, na Pinksteren Vooral wel na de verjaardag van de kerk, die we gescheiden hebben gevierd, ieder op zijn eigen wijs, en ieder in zijn eigen „formatie". Wat een moment zou het zijn als die nieuwe kerk gestalte zou kunnen krij gen. Maaris het redelijk aan te nemen, dat het kan Dat er medewer king voor zal zijn Die moét er zijn, zegt u Ja, maar die moest er óók we zen bij het streven naar eenheid in de Gereformeerde gezindte hic et nunc, hier en nu. En hoe is de stand van za ken Ds Aalbers schreef terechtgeen perspectief. Hetzelfde komt bij mij naar voren, als ik denk aan de relatie gereformeerd- hervormd op dit moment. Uit vele ge sprekken en vergaderingen is me geble ken, dt de Volkskerkgedachte bij - de hervormde broeders nog zeer sterk is. En daarnaast een geringe bereidheid om werkelijk ernst te maken met de gren zen van de kerk, niet alleen in woor den, maar ook in daden. Zal dit straks, bij een nieuwe formatie, zo maar ver anderen Ik kan het niet geloven, als ik let op de huidige situatie. We zou den nu al veel verder komen, als er thans de besliste wil aanwezig was kerk te zijn, zoals we die in de Bijbel tegen komen. Het idealisme van een nieuwe re formatorische kerk spreekt me toe. Ik zie, met Ds Aalbers, verder zo weinig uitzicht. Maar enig realisme doet me aarzelen, en voorspellen Er zal alleen nog maar een kerk bij komen. De echte Hervormden van nu zullen wellicht (he laas) hervormd blijven, lang niet alle gereformeerden zullen zich in een nieu we formatie laten incorporeren, en het oude verband zal worden voortgezet. Evenzo zal het allicht gaan met de an dere kerken van de Gereformeerde ge zindte. Zo heb ik weinig illussies. De droom vervaagt. De benauwende werkelijkheid omringt ons. Tenzij Gods Geest krachtig werkt. Een 1892 was indertijd tóch mogelijk. Zou het tachtig jaar later niet meer kunnen Een blijvend appèl op elkaar is nodig. Wat dan mensen onmogelijk schijnt, is mogelijk bij God. Maar mét onze inzet. Want, en daarin sluit ik me weer con amore aan bij Ds Aalbers, kerken, die waarlijk leven zullen „moe ten bouwen aan hun gezamenlijke toe- FEUILLETON door H. NOORMAN 1) HOOFDSTUK I. Hertha van Landen leunde moe in haar fauteuil, die geplaatst was vóór het venster van de smaakvol gemeubi leerde hoofdverpleegsterskamer in het grote stadszieken huis. Het was een zware dag geweest. Sinds enkele dagen waren er enige leerlingverpleegsters gekomen, die door haar moesten worden opgeleid. Zij had liever gezien, dat die taak aan een andere hoofdverpleegster was opgedra gen, maar de directeur had verordoneerd, dat zij, als steeds, er voor zorg te dragen had, „daar", zo had hij er bijgevoegd, „zij de enige was, die dat werk zo uitnemend verstond, dat het als van een leien dakje ging". Gedoken in haar fauteuil, glimlachte Hertha pijnlijk de directeur moest eens weten, hoe moe zij zich vaak ge voelde, onmiddellijk des morgens na het opstaan reeds. Hij wist het niet. Hij behoefde het ook niet te weten. Zij vertelde het aan niemand. En zeker niet aan een dok ter. Want die zou allicht adviseren, dat zij eens enige maanden volslagen rust nemen moest, zo hij haar niet aan raden zou, voorgoed de zware verpleging vaarwel te zeg gen. En dat zou zij niet kunnen. Het scheen haar toe, dat iets dergelijks haar ondergang zou betekenen. Vandaar, dat zij dokter Van Stralen, de jongste in wonend medicus, zoveel mogelijk uit de weg bleef. Niet zonder grond vermoedde zij, dat deze scherpe opmerker, wie men geen knollen voor citroenen verkopen zou, haar doorzag en zeer goed bemerkte, dat zij levenslust, vrolijk heid en opgewektheid voorwendde. Hij zag haar bij de rondgang langs de patiënten vaak zo eigenaardig en door dringend aan, terwijl hij enkele malen reeds een opmerking had gemaakt, die zij liever niet hoorde, omdat die haar er aan herinnerde, hoe dikwijls zij moe en lusteloos op haar kamer zat. De vorige dag nog, toen het gesprek terloops op de vacantie kwam, had hij langs zijn neus weg gezegd „U moogt wel spoedig rust hebben u overwerkt u, geloof ik". Zij had wel lachend geantwoord, dat hij zich vergiste, maar zijn ogen zeiden haar, dat hij die lachend gegeven verzekering eenvoudig niet geloofde. Zij had zich voorgenomen, met opzet haar vacantie wat uit te stellen, alleen om hem te tonen, dat hij zich inder daad vergiste. Doch zij gevoelde wel, dat dit voornemen niet zou worden uitgevoerd. Want ongetwijfeld snakte zij naar rust, instinctmatig gevoelend evenwel, dat enkele weken vacantie haar niet voldoende baat zouden brengen. Neen, als zij er met de dokter over sprak, hem de ver schijnselen opnoemde en vertelde, hoe intens moe zij zich gevoelde, dan zou hij haar eenvoudig enige maanden, mogelijk wel een jaar, ziekteverlof voorschrijven. Dat was het minste. Eer was de kans groot, dat hij haar ongeschikt zou verklaren voor het verder waarnemen harer functie. En, o neen, dat wilde zij niet. Dat offer was te groot. Men mocht het niet van haar, die met haar ganse hart en ziel verpleegster was, vergen, dat zij het ziekenhuis vaar wel zegde. Dan er liever maar ondergaan Hertha schrok opeens van deze ontzettende gedachte. Het was niet in de haak, zó te redeneren. Het werd haar immers niet van mensen aangedaan, dat haar gezondheids toestand minder goed was Was het God niet, Die haar beproefde Had zij dan niet Zijn wil te gehoorzamen Als Hij met haar vóór had een zware weg, had zij die dan niet kloekmoedig, geduldig, vol geloofsvertrouwen te gaan Was het niet een spotten met haar gezondheid, als zij zich niet stoorde aan de duidelijke wenken, die haar gegeven werden en die haar er op wezen, dat zij, de ver pleegster, zélf een dokter had te raadplegen, wilde zij niet hopeloos inzinken Als haar gedachten deze wending namen, en dat ge schiedde vaak, omdat zij maar al te goed inzag, dat die overwegingen in overeenstemming waren niet de belijdenis van haar leven, met haar levensbeschouwing, dan stond de weg, die zij te lopen had, haar duidelijk voor ogen een consult met de dokter aanvragen hem alles vertellen en het advies opvolgen, dat hij gaf, al ging dat ook lijn recht tegen haar verlangen in Met kracht drong zij dan evenwel die gedachten terug neen, neen, dat niet. Haar ziekenhuis, haar patiënten vaar wel zeggen Neen, neen, dat mocht niet van haar worden gevergd Schei-bevelend klonk in een hoek van haar gezellig apartement een electrisch schelletje bij de directeur ko men. Met een hoorbare zucht rees Hertha uit haar fauteuil op, om het bevel te gehoorzamen. Terwijl zij door het vertrek schreed, viel haar oog op de tekst, die aan de wand hing „Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het dan deze verstaan". Het was de tekst, die zij van haar moeder had gekregen, een half jaar vóór deze stierf, nu bijkans elf jaar geleden. Het fluweel was verkleu-rd en de lijst was niet van de laatste tijd, maar zij kon er geen afstand van doen, omdat zij hem zó van haar moedertje had ontvangen, die haar daarna alleen op de wereld had gelaten, omdat vader reeds gestorven was. „Wat Ik doe, weet gij nu niet." Neen, dat wist zij zeker niet, toen ook moeder stierf en zij, snikkend, niet tot be daren kunnende komen, aan het bed stond, waarop de geliefde dode, die vredig, vertrouwend op Jezus' zoen dood, was ingeslagen, lag uitgestrekt. Zij wist nóg niet, wat God had gedaan en waarom Hij zó gehandeld had. Alleen haar geloof, eerst nog wankel, maar langzamerhand vastheid verkrijgend, omdat zij wies in geloofskracht, had haar staande gehouden en het „waarom" van de lippen doen versterven. God wist wel, waarom Hij het had ge daan. „Na deze" zou zij het verstaan. Wanneer Zij wist het niet. Niet als vroeger, tot vóór enige maanden nog, met een veerkrachtigen, haast huppelende gang, maar min of meer slepend, liep Hertha door de brede corridoren naar het privé-vertrek van de geneesheer-directeur, in wiens kamer de hoofdverpleegster een jong meisje ontwaarde, dat blijk baar op haar zat te wachten. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 2