geeuwde 3
Met de neus in andermanskranten
MIJN COLLEGA
Zeg mijwie uw vrienden zijn.
J
r~
In de PAASWEEK
verschijnt de Kerkbode niet
20e JAARGANG No. 38
1 APRIL 1966
„Ik worstel
ca ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie: Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven; Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. J. Bosman, Vrouwenpolder
Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke
Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen
Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
4,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Ofschoon het wel heel eigenwijs is
om je neus in andersmans zaken te
willen steken, lijkt het me juist wijs om
het wel te doen in andersmans kranten.
Ik denk hierbij dan speciaal aan enkele
van de vele kerkbladen die onze Gere
formeerde Kerken rijk zijn. En dan weer
niet aan wat men noemt de opiniebla
den die geacht worden de publieke ker
kelijke opinie öf te vormen of ook weer
te geven. Van deze bladen toch mogen
vele kerkleden lezers geacht worden,
hetzij door b.v. een kerkeraadsabonne-
ment, hetzij per portefeuille.
Als ik spreek van opiniebladen wil ik
daar niet mee zeggen dat de kerkboden
er geen mening op na houden of dat ze
klakkeloosweg de grote bazen van het
Centraal- of van het Gereformeerd
Weekblad, van Ouderlingen- en Man
nenblad of welke organen we nog bo
vendien konden noemen, zouden na
praten.
Dat merkt wel wie de kerkbladen
leest, terwijl het ook niet anders te ver
wachten was gezien het feit dat de
meeste kerkboden gevuld worden door
afgietsel van theologisch gevormde
breinen of m.a.w. gezegd van de domi
nees.
In het steeds in dik formaat verschij
nende kerkblad voor Noord-Brabant-
Limburg schrijft (ds) P. V.(isser) een
aantal artikelen over het beroepings-
werk. Mij dunkt dat de ingenieusiteit
waarvan dit steeds kerkeraadslid, of
ook wel gemeenteraadslid en dan weer
synodelid zijnde Tilburgse fenomeen in
deze artikelen blijk geeft menige kerke-
raad of hoorkommissie die voor beroe
pen staat, kan dienen door lezing en
bestudering. Er laat zich moeilijk iets
uit overnemen.
In Amsterdams kerkblad maar dat
hebt u al uit de dagbladpers verno
men geeft (dr) P. G. K.(unst) dui
delijke indrukken weer die het Geref.
triumviraat ter Herv. synode heeft op
gedaan. 't Was niets dan goeds Dr.
K. zet boven zijn artikelen te gast in
Herv. kring en dag der ontmoetingen.
Zeer veel lof heeft dr. K. voor prof.
Van Ruler die blijkbaar niet alleen
enfant chéri van Prof. Dr Rothuizen is
blijkens meer dan een uitlating van de
zen, doch bij Dr. K. al evenzeer geliefd.
Hij schrijft toch Een machtige oratie
van Van Ruler over het goed recht van
de Dordtse vaders met hun vijf befaam
de leerregels gevolgd door een gekruid
tegenbetoog van Prof. Van Niftrik,
waarin het samengaan met de Remon
stranten krachtig bepleit werd en de
Dordtse leerregels onder scherpe cri-
tiek genomen. En dan elders te lezen
dat Van Ruler met Kuyper zeer veel op
heeft, nu dan denk ik zo bij me zelf
èer het 1986 is sturen we geen afge
vaardigden meer naar de Herv. synode,
omdat we dan één verenigde evangeli
sche kerk hebben zonder vrijzinnigen,
want zo lees ik weer op een andere
plaats, die sterven zo langzamerhand
hun natuurlijke dood. Nu daar zal nie
mand dan om rouwen dunkt me.
Intussen heb ik nergens gelezen -en
men moet niet alleen letten op hetgeen
men ergens leest, doch ook op hetgeen
men nergens leest dat waar de Geref.
synode ernstige bemoeiïenis heeft met
Assen en de nog levende predikanten
die daarbij betrokken waren, dat men
van Herv. zijde nu doende is de von
nissen van 1834 en 1886 te herzien. Of
hoeft dat niet Moet hier de liefde van
één kant komen Ik vraag maar, hoor,
zo langs mijn neus weg nu ik toch mijn
neus in andersmans kranten en zaken
steek. Als Hervormd Nederland over
de sleutelpositie van de Gereformeerde
Kerken schrijft, zouden Hervormden
m.i. goed doen ook eens in de archieven
van genoemde data te snuffelen en te
sleutelen.
Dat in de meeste kelkbladen aan
dacht aan het vorstelijk huwelijk be
steed wordt, en dat op eerbiedige en
geestdriftige manier, is haast overbodig
om te vermelden. Uit de Groninger
Kerkbode moge ik vermelden wat Ds.
Reeskamp schrijft ,,Ik heb wel eens
een feestredenaar op een Oranjeavond
alle leden van het Oranjehuis, van oude
tijden af aan, zo horen ophemelen als
volmaakte supermensen, dat je een wee
gevoel in je maag kreeg. Nee alle
mensverheerlijking is onchristelijk.
ken moest met sommige Hervormden.
Of niet soms
D.i. trouwens niet alleen met som
mige Hervormden, 't is niet minder het
geval met Christelijk Gereformeerden.
De Kerkbode van de Geref. Kerk te
Baarn schrijft over oogst van drie sy
nodeweken" o.a. Diep teleurgesteld,
om niet te zeggen gegriefd, voelde de
synode zich door.de pertinente afwij
zing van de Christelijke Gereformeerde
synode om waarnemers naar eikaars
vergaderingen te zenden. Opgemerkt
werd, dat de wederzijds betreurde af
stand en een verder uiteengroeien door
deze weigering bevorderd wordt, terwijl
inwilliging juist de aandacht en belang
stelling voor elkaar zou hebben bevor
derd. Jawel, maar met het gebod der
CITleditatie
Luc. 23 43 m ,,Gij met Mij"
Is Jezus Christus in de keus van zijn vrienden wel zo gelukkig ge
weest De ontwekene, de uitgestotene wordt door Hem in zijn kring
opgenomen. ,,Deze ontvangt zondaars en eet met hen."
Op zijn laatste tocht, op de tocht door het donkere dat van de dood
laat Jezus Christus Zich vergezellen door een man, die niet zo'n mooi
verleden heeft. En Christus zegt tot hem „Wij gaan samen, wij horen
bij elkaar en blijven bij elkaar.
Zeg mij, wie Uw vrienden zijn
Ook die laatste keus van Christus werpt een helder licht op zijn werk
,,De Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te red
den". Ook stervende blijft Christus trouw aan zijn werk. De vijanden
hebben zijn handen en zijn voeten gebonden, maar zij kunnen het hart
van Christus niet binden. En uit de overvloed van zijn Middelaarshart
spreekt Hij woorden van vergeving en ontferming. Ook nu is nog genade
op zijn lippen uitgestort.
..Waar men mee verkeert,
Wordt men mee geëerd".
Ja, dit is de „eer" van Jezus Christus, dat zondige mensen tot Hem
komen en bij Hem willen zijn. Dit is zijn hoge eer, dat een misdadigers-
ziel zich tegen Hem aandringt in het korte gebed „Jezus, gedenk mijner".
Wie gaat met Christus mee op de laatste tocht Zal zijn moeder Hem
vergezellen, zal Johannes, de intimus onder z'n discipelen, tegenwoordig
mogen zijn bij de intocht in de hemelse residentie
,,Gij met Mij" dit zegt Christus tot een man, die bekend, berucht
is als „een misdadiger".
Hoe hoog stijgt en hoe diep reikt de genade Ook voor „een misdadi
ger" is er behoud door het bloed des kruises. Moet Paulus van zo'n liefde
niet juichen, dat zij de kennis te boven gaat
O, ik huiver voor die laatste tocht. Die dood is zo donker, dat graf is
zo diep.
Jezus Christus heeft de doods-gang van de boetvaardige kruiseling met
hem el-licht overgoten. Hij heeft tot hem gezegd ,,Ik ga met U, en gij
gaat met Mij. Wie zal U scheiden van mijn liefde
En als ik het gebed om ontferming ken, mag ook ik er op hopen, dat
Christus met mij gaat, dat Hij mij zijn vriendschap biedt, mij zijn „gezel
schap" biedt. Nog is dit zijn Middelaars-eer, dat mensen moede, arm
en naakt bij Hem bescherming en veiligheid zoeken. Ik mag mijn
bevende hand leggen in zijn door-boorde hand, en ik hoor Hem zeggen
gij met Mij
Dit is mijn levens-rust en dit is mijn stervens-kracht, dat ik er nooit
alleen voor sta. Ik met Hem, Hij met mij
Neen, wij zijn die vriendschap, dat gezelschap niet waard. „Deze wil
ook mij, zelfs mij ontvangen."
Dierbare Christus, Gij zegt, dat zondige mensen Uw vrienden mogen
zijn. Nu zeg ik, dat Gij oneindig-groot en oneindig-heerlijk zijt in Uw
liefde.
Ik kan van die liefde nooit te hoog denken en .nooit te veel verwachten.
Zalig, wie in Uw vriendschap mogen delen, en op Uw gezelschap
rekenen mogen.
Als 'k eens van d' aarde schreide
Och, wijk dan niet van mij.
Als ik de doodssnik beide
Och, sta dan aan mijn zij
G. S. O.
Trouwens kan men in gemoede zeggen,
dat wij nog door Oranje geregeerd
worden Ging met Wilhelmina niet de
laatste Oranje ten grave Waarom zou
voor een vorstenhuis met enkel docht-
ters een andere regel gelden dan voor
de burger, die in dat geval zijn naam
ook ziet doodlopen Kom -laat ons
nuchter zijn". Ja, a.u.b., als de heer
Beernink dit nu maar niet leest, want
dan slaat deze er (valse) munt uit voor
de C.H. ten koste van de A.R. in welke
deze heer alleen maar Gereformeerden
ziet.
Gelukkig is de heer Tilanus wijzer
en sprak deze van de vele A.R. mensen
uit de ondergrondse in de oorlogstijd.
Ik dacht dat men toch wel even uitkij-
naastenliefde behoeft men lfet toch in
kerkelijk opzicht niet zo nauw te nemen!
Een Jood en een Samaritaan dat gaat
toch niet samen als u begrijpt wat ik
bedoel. Als de kerken al vast maar eens
voor elkaar gingen bidden en dan niet
in 't algemeen, doch heel concreet.
Voorts dacht ik, dat geen enkele kerk
reden heeft om hoog van de toren te
blazen. Als ik aan de kerken denk, denk
ik dikwijls aan een gezin van ouderen
en jongere kinderen. Wat kunnen die
kleintjes lastig zijn, maar de ouderen
en groteren zijn geen haar beter. Zo
is 't met de grote en kleine kerken in
Kerkland. Ik wil hier een punt zetten,
maar met een vervolg, want mijn neus
ruikt nog meer copy in de kranten. Tot
slot hetgeen in de Groninger Kerkbode
stond
DIK en DUN.
Hij was een klant ergens in Fries
land. Ik was vertegenwoordiger, die
deze klant voor de eerste keer bezocht.
Hij vertelde van zijn voorganger, die
het dorp wel had moeten verlaten. Die
voorganger had omgang met een vrouw,
die getrouwd was met een ander en dat
nam men niet. Dat vond men niet goed.
Je probeert dan voorzichtig de geeste-
Hi'bo ligging van je tegenpartij af te tas-
_en en zegt„Ik noem dat zonde".
„Ik ook," zei hij.
„Dus dan bent u ook een christen,"
zei ik, „dan kunnen we elkaar de broe
derhand geven," waarop hij direkt ant
woordde, en in dat antwoord voelde ik
direkt zijn bezwaren „ja, maar van
welke kerk?"
„Dat is het belangrijkste toch niet,"
gaf ik hem toen ten antwoord. „Punt
één is bij mij dat ik christen ben en Je
zus' eigendom. Punt twee is bij mij dat
ik christen ben en probeer te zijn. Punt
drie is bij mij dat ik christen ben en
mag zijn en bij punt vier komt bij mij
de kerk."
Hij was het niet met me eens. Hij
bleek vrijgemaakt te zijn. Toen ik weer
vertrok, gaven we elkaar toch de broe
derhand.
Brouwershaven B. WENTSEL.
I
Dr Gunning heeft eens geschreven,
en het is haast een gevleugeld woord
geworden „Als twee predikanten in
één gemeente goed met elkaar kunnen
opschieten, moeten ze of engelen of
sukkels zijn".
Ds de Groot zegt in één van zijn
boeken met andere woorden eigenlijk
hetzelfde „Veertig jaar geleden nam
ik, met nauw bedwongen vreugde, een
beroep aan naar een stadje met twee
predikanten. In mijn onverstanden
omdat ik niet uit domineeskringen
kwam. Maar toch luidt het voorschrift
neem nooit een beroep aan
a. waar een collega naast je staat (ani
mal collega
b. naar een combinatie-gemeente
c. naar een plaats met een collator."
Heel anders luidt het oordeel en is
de ervaring van Dr Claus Harms. Deze
predikant, bekend door zijn vijf en ne
gentig stellingen bij het derde eeuwfeest
van de Kerkhervorming, vertelt in zijn
levensbeschrijving „Één ambtgenoot
had ik in Lunden, Joh. Peter Thiesen,
door wie ik met vriendelijkheid werd
ontvangen, en met wie ik ook daarna
steeds in vriendschap bleef leven. Men
geeft gewoonlijk te hoog op van het
voorrecht om alleen predikant in een
gemeente te zijn, ik voor mij heb dat
nooit voor een zo benijdenswaardig ge
luk gehouden. Zolang ik mijn ambt heb
waargenomen, heb ik altijd omgang en
vriendschap met mijn ambtgenoten ge
houden, en heb ik nu en dan met deze
of gene enige moeilijkheden gehad, veel
toch heb ik ook aan die omgang te dan
ken, en over 't geheel genomen acht ik
't voor ieder predikant veel beter niet
alleen te staan in de gemeente, en ter-
wille van de gemeente, en ook terwille
van hemzelf. „Het is niet goed, dat de
mens alleen zij, „dit woord is ook hier
van toepassing, en zeker is" niet ge
weest, opdat de predikant zijn ambts
bezigheden zou kunnen afdoen, maar
opdat hij ze beter doen zou, dat vroeger
zelfs kleine gemeenten gewoon waren
twee predikanten te beroepen. De ene
predikant is uit den aard der zaak altijd