NO ACH en WIJ VJ GEBROKEN TROTS De bouw van hei Kerkelijk Centrum in Rwanda vordert (vervolg van pag. 1) beurd. En Hij komt erin mee. Vanuit Gods onzichtbare wereld gebeurt er iets. Maar kan dat jaar na jaar aan Avondmaalsgangers voorbijgaan, zon der iets wezenlijks achter te laten Nu ons weer een Avondmaalsviering wacht, wil ik graag iets schrijven ron dom een paar vragen, die als vanzelf opkomen. Zij kunnen uiteraard geen uitputtende behandeling krijgen, maar verduidelijking van een en ander is mis schien mogelijk. Een eerste vraag, die echt wel leeft, is de volgende heb ik op het moment, waarop ik met anderen Avondmaal vier, een bijzonder gevoel, een typische be levenis te verwachten De bijbel geeft voor die verwachting géén grond. Het Avondmaal spreekt van Gods genade. En van genade geldt dat je erin groeit, dat je opwast in ge nade. Gods Geest werkt zeer krachtig, maar in de regel gestadig, niet schoks gewijs, onzichtbaar en in de diepte. God is de Schepper van alles wat is en leeft, op welk niveau en van welke orde ook. Hij heeft blijkbaar geen voorliefde voor wonderbomen en andere mirakels, want die kom je maar zelden tegen. Je ziet niets groeien en je hoort niet groeien... de wasdom, het rijpen en vruchtdragen, de groei naar volheid en versterving zijn bepaald door wetten van geleidelijkheid. Dat is de orde van God, ook in de gees telijke groei van gemeente en gelovige. De Here Jezus heeft op deze orde in de gelijkenissen alle nadruk gelegd. Het gaat niet spectaculair, en niemand moet om iets opzienbarends willen dwingen. In die rustige gang van Gods werk heeft ook de Avondmaalsviering een eigen plaats, zoals elke regenbui, en alle uren zonneschijn hun eigen inbreng hebben in de opbrengst van de akker. Ik wil dat graag doorgeven aan jon geren, die pas belijdenis aflegden of het binnenkort hopen te oen. Belijdenis van het geloof opent de weg naar het Avondmaal. Je mag er veel van ver wachten. Doe dat vooral Maar op goede bijbelse manier. En naar de wet van Gods Rijk. De akker, en het zaad in de akker, moeten het hebben van be stendigheid, van afwisseling, regen en zon, zon, en regen, warme en koele da gen, van winter en zomer. Daarom volgt nu een tweede vraag staat het Avondmaal op een podium, hoog boven het leven van elke dag, of kan Avondmaal vieren alleen maar zin vol zijn als de tafel staat aangericht te midden van de dingen van de dag 7 Het laatste is het geval. Daarom is 't jammer dat Avondmaal vieren te vaak beperkt wordt tot enkele hoogtijdagen per jaar. Het is verban nen, dit Sacrament, in een hooggelegen en eenzaam Kasteel, een gouden gevan genis, overgegeven in een zekere steri liteit, waardoor de Geest er blijkbaar weinig mee weet aan te vangen. Ner gens in het nieuwe testament vinden wij ook maar enige rechtvaardiging van het plechtstatig isolement, waarin de tafel des Heren kwam te verkeren. Voor ieder, die met zijn schuld geen raad weet, die verlangt naar de gemeenschap met de levende Heiland, die kracht zoekt om door 'n bepaald stuk strijd en verzoeking heen te komen, moest de ta fel vaker gedekt staan. Want van dag tot dag, door dage lijks vechten en vallen en overwinnen heen, wil de Heiland in Woord èn sacrament met ons voort. Aan de tafel kan Hij ons echter maar enkele keren per jaar roepen. Wij vinden het al gauw genoeg. Jammer Een derde vraag hangt daarmee sa men Hebben wij misschien wel genoeg aan vier of zes maal per jaar Avond maal vieren, omdat de herinnering aan 't lijden en sterven van de Heiland in elke viering een al te exclusief accent ontvangt Maar Jezus leeftWas dat niet zo, dan was er geen Avondmaal. Het zou een zinloze bezigheid zijn. Hij leeft. Dit ,,doen tot zijn gedachtenis" is niet Hem hérdenken (dat doe je een dode), maar Hem gédenken (dat doe je een levende), je voor Hem openstel len, Hem- telkens opnieuw in je leven toelaten, aan de kracht van Zijn pre sente genade en liefde je verliezen. Rondom de Avondmaal vierende ge meente behoeft 'n zekere stemming van plechtigheid en sfeer en ingekeerde stil te niet te ontbreken, maar het mag ze ker niet de sfeer worden, die om een begrafenismaal hangt. Jezus is niet dood, Hij leeft. En hoe verborgen ook, waar de zijnen Avondmaal vieren, daar is Hij present. Uit die realiteit vloeien als vanzelf wéér andere vragen. Mag ik er hier en kele stellen, zonder er stuk voor stuk breder op in te gaan Als Jezus werkelijk hoe verborgen ook present is, ontbreekt het ons dan niet te vaak aan echte concentratie Juist omdat Hij verborgen present is, is uiterste activiteit van het geloof, om te zien ,,als ziende de Onzienlijke", be sliste voorwaarde. Dat vraagt geeste lijke inspanning Als Hij werkelijk present is, is het Hem den niet minstens evenzeer te doen om de ander en de anderen, als om mij? Als Hij hén kennen en aanvaarden wil, kunnen zij mij dan heel of half koud laten Kan ik gaan en zitten en weer weggaan, alsof de tafel er voor mij alleen stond Die vraag spitst zich toe als er „kwesties", zijn ruzie, on enigheid, jalouzie, stille afkeer en noem maar op. Jezus wil niemand „alleen", Hij zoekt ons en zegent ons op onze plaats, met en tussen de anderen. Er zouden nog meer van die netelige vragen te stellen zijn. Als Avondmaal vieren niet brengt wat wij er in alle nuchterheid van verwachten mogen, dan moet er een gesprek mogelijk zijn. Blijft er niet mee tobben. Ga er voor al niet in berusten. Neem er geen vrede mee. Bovenal leg het voor aan Hem. door Wiens bijzondere zorg de Kerk dit geschenk ontving. (Kerkblad den Haag) A. de B. fN Dat deed de deur dicht van de ark zij aten, zij dronken, zij trouwden zij deden gewoon of God er niet was toen is Gods water over Gods akker gelopen God schreide hete tranen tot de aarde er koud van werd maar na verloop van water en tijd is vast komen te staan op de Ararat dat God weer een open deur geeft en bovendien een boog met als doelwit de hemel zo werden Noach en wij in de ruimte gesteld Het is van de laatste dagen dat de mensen weer gewoon doen gewoon doen of God "er niet is zij komen ons aan boord met rake vragen en wij slaan de plank vaak mis maar dit moet gezegd worden God heeft zelf de hand aan de balk geslagen het is volbracht laten wij niet meer zagen laten wij meer en meer zingen laten wij scheep gaan met God de duif is uitgelaten van vreugde de wind waait waarheen hij wil de koers staat vast er staat geschreven o wonderlijk woord van God wij hebben nog veel voor de boeg Jaap Zijlstra In Kigali verrijst een gebouwencom plex, waarin zullen worden onderge bracht het lectuurwerk en het jeugd werk van de Presbyteriaanse Kerk in Rwanda. De bouw gebeurt in „eigen beheer", onder leiding van de bouw kundige Jan Hylkema. Deze bouw vergt veel inspanning en overleg. De bekende architect, de heer J. H. van der Zee in Hilversum, heeft op zich genomen de tekeningen te maken. Normaliter be staat er tussen architect en uitvoerder van een bouwproject een regelmatig, soms wel dagelijks persoonlijk contact. In dit geval is dit niet mogelijk. Alles moet op een afstand gebeuren. Daar komt nog bij, dat de bouwmethode in Awanda nu eenmaal anders is dan in OUDERLINGENCURSUS. De ambtsdrager in de Classis Middelburg worden vriendelijk uitgenodigd tot het bij wonen van de Ouderlingencursus, welke gehouden zal worden op D.V. vrijdag 25 maart a.s. in de consistoriekamer van de Hofpleinkerk te Middelburg. Aanvang 20.00 uur. Ds. J. Wessel van Middelburg hoopt te spreken over het onderwerp „Spreken en zwijgen van de Ouderlingen". Namens de Raad v. d. Geref. Kerk van Arnemuiden, Ds. G. S. Oegema, Praeses. J. Tramper, Scriba. Europa. Daarom vergt dit veel overleg. Dit vond al plaats, toen in de maand december de heer Hylkema naar Neder land kwam om met het architectenbu reau Van der Zee allerlei belangrijke besprékingen te voeren. Verder wordt over dit project veel gecorrespondeerd en ook getelefoneerd. En massa's teke ningen gaan per luchtpost naar Rwan da. Het bouwproject moet voor een be paalde datum klaar zijn. Daarom moe ten alle zeilen worden bijgezet. Ook moet het overleg geïntensiveerd worden. Daarom vertrok op 14 maart de pen ningmeester van de Rwanda-commissie van de Gereformeerde zending naar Rwanda, teneinde met de werkers daar overleg te plegen over de administratie ve kant van het bouwproject. Van de gelegenheid zal gebruik gemaakt wor den om ook contact te leggen met de Kerk in Rwanda, nu de Rwanda-com missie de mede-verantwoordelijkheid voor het werk heeft overgedragen ge kregen van de Paruba-commissie. Duidelijk was voorts, dat er ook meer personele hulp nodig is. Daarom zullen een of meer bouwkundigen worden in geschakeld, die de heer Jan Hylkema bij zijn werk zullen assisteren. Het Cen trum voor Gereformeerd Jeugdwerk heeft besloten om de uitzending van 2 bouwkundigen geheel te financieren, dit ook met het oog op het jeugdcentrum, dat in het kerkelijk centrum een plaats zal krijgen. De bouw van het centrum kan wor den gefinancierd uit bijdragen uit ver schillende fondsen zendingsfondsen van de gereformeerde zending, het fonds „Heb het hart eens" van de jeugdbond en „Brood voor het hart" van de Nederlandse Zendingsraad. Alleen de bouw van de kerk was tot voor kort onmogelijk, omdat de fi nanciën daartoe ontbraken. De Zendende Kerken van Middel burg en Rotterdam hebben uit dank baarheid voor de nieuwe verantwoor delijkheid, die God hun naast het werk in Indoneisië geschonken heeft, beslo ten om voor de bouw van de kerk een bedrag van niet minder dan 150.000,- ter beschikking te stellen. Deze kerk zal uiteraard geen luxe gebouw worden. Wel zal hij een representatief karakter moeten dragen, gezien het feit, dat hij staat in de hoofdstad van het land. FEUILLETON door HERMAN NOORMAN 38) HOOFDSTUK XVI. De derde keer, dat Arie Voerman verschijnt, weet hij het zó in te richten, dat hij met Kea alleen is. De vorige keer heeft zij hem ontweken, doch nu wil zij het niet. Er moet een verklaring komen. En daarna, zij begrijpt het, komt de botsing met vader, die hevig zal zijn. „Je hebt met mijn vader gesproken, Voerman vraagt zij, als de jonge man toenaderingspogingen doet. En op zijn bevestigend antwoord „Heeft vader dan niet gezegd, dat ik niet meer vrij ben „Je vader heeft mij de geschiedenis in het kort verteld." „Vind je het dan niet onbeleefd, om geen ander woord te gebruiken, om toch te willen doorzetten Ik had zoiets niet van je kunnen denken Hij zit er verslagen bij. „Maar ik wist niet," hakkelt hij „je vader zei mij, dat het allang afgelopen was. Anders „Dan ga jij vrijuit. Voor mijn vader is het afgelopen, maar voor mij niet. Voerman, geloof mij, je doet vergeefse moeite. Ik ben in stilte verloofd met een onderwijzer. We houden geregeld briefwisseling met elkaar. Zo nu en dan spreken wij elkaar. Nu begrijp je wel Onmiddellijk staat hij op. Het is hem volkomen duide lijk. Hij heeft hier niets meer te doen. En hij is nijdig op de boer, die hem blijkbaar niet de volle waarheid heeft gezegd. „Weet je vader van drie briefwisseling en van dat el kaar ontmoeten vraag hij. „Neen, daar weet vader niets van. Hij meent inderdaad, dat die geschiedenis, zoals hij het noemt, afgelopen is. Maar dit is niet zo. Ik trouw met die onderwijzer of ik trouw niet, dat is mijn vast voornemen." „Dan heb ik hier ook niets meer te doen, juffrouw. Ik wist het niet, anders zou ik „Maar hoe kom je hier We hebben elkaar nog nooit ontmoet," zegt Kea, toch nieuwsgierig. „Ik kan het toch wel zeggen. Mijn vader heeft mij op jou gewezen. Hij heeft misschien met jouw vader gespro ken." „Zó zal het wel zijn, Voerman. Het spijt mij. Ik geloof, dat wij allebei slachtoffers, zijn en hoop niet, dat je ver keerde gedachten van mij hebben zult." „Ik respecteer je houding," zegt hij kloekweg. Spontaan steekt Kea hem de hand toe. Dan verlaat de jongeman het vertrek en loopt het erf op, naar zijn motor. Hij trekt zijn jas aan en kijkt verslagen om zich heen. Daar komt Steendam hoogst verwonderd aanlopen. „Wat nu vraagt hij. „Ik wou juist naar binnen gaan om de boer en boerin te groeten," is het stroeve antwoord. „Uw dochter wenst met mij geen kennismaking. Zij is niet meer vrij, zegt zij." „Wat voor de drommel zijn dat voor praatjes," stuift Arend Steendam op. „Wie zal het hier voor het zeggen hebben, zij of ik Ga mee terug naar binnen." Zijn gelaat zet op van woede en wordt paars van nijd. „Neen, Steendam, voor mij is deze zaak afgehandeld. Ik ga niet mee terug. Gegroet. Je dochter zal zich niet laten dwingen. En al zou zij dat, ik wil niet een gedwon gen vrouw hebben. Groet de boerin van mij. Ik ga." Steendam merkt niet eens, dat de jongeman de hand uitsteekt. Woedend gaat hij naar binnen. Tegelijk komt zijn vrouw uit de keuken. Buiten klinkt het gesnor van de motor. Zonder verder om te zien, jaagt Voerman het erf af. „Schaam je je niet, om die jongen als een schurftachtige hond weg te jagen roept de boer met hese stem. „Ik heb hem niet weggejaagd, vader. Maar ik heb hem ook niet geroepen antwoord Kea vastberaden. Nu is, voelt zij, het moment gekomen. Zij zal geen duimbreed toegeven. „Jij hebt niets te roepen, meid. Ik heb hem via z'n vader uitgenodigd. Hij zal mijn schoonzoon worden, zeg ik je. Je zult toegeven. Wat zijn dat voor manieren? Zeg op „Stil nu, Arend," schreit de boerin. „Je kunt toch wel gewoon praten Ieder kan het horen." „Dat kan mij niet schelen. Ik wil weten, wat hier ge beurd is. Zeg op Zijn linkervuist klemt zich aan de tafelrand. Zijn rechterhand is opgeheven, recht uitgestrekt naar Kea, die bleek maar vastberaden tegenover hem staat. „U weet het wel, vader. Voerman is hier gekomen, om met mij kennis te maken. U zoekt voor mij een man. Ik heb hem gezegd, dat hij vergeefse moeite doet, omdat ik niet meer vrij ben. Dat wist hij natuurlijk niet. Hij heeft zich beleefd gedragen en „Niet meer vrij Niet meer vrij schreeuwt de boer woedend. „Wat bedoel je daarmee Heb je een andere boer op het oog Of ben je nog zo gek, zeg op „Ik heb mijn woord aan Abel gegeven, vader, en daar kan ik geen afstand van doen. Ik trouw alleen met hem of ik trouw niet. U kunt mij niet dwingen, u mag dat ook niet." Kea's blik is geen moment afgewend van de boze ogen van haar vader, die even sprakeloos staat. Hij ziet in haar ogen de stoere onverzettelijkheid, die hem per saldo ook kenmerkt. „Is die lamme historie dan nog niet afgelopen Ik wil er een eind aan gemaakt zien, begrepen „Dat kan niet vader, geloof mij. Ik heb mijn woord ge geven. We hebben elkaar lief en U hebt niet het recht..." „Wat hier en ginder, dat zal ik uitmaken, meid Heb je ooit zoiets beleefd. Ben je van plan soms een oud besje te worden Want mijn toestemming geef ik niet, nooit „Dan zal er niets anders opzitten, dan te wachten, wachten tot li van mening verandert, vader. Abel en ik kunnen wachten en „Noem de naam van die vent niet langer," barst Steen dam los. „Je bent een ontaarde dochter, weet je dat wel „Neen, vader, daar is niets van waar. Dat weet U wel beter ook." „Och, klets niet. Je hebt mij te gehoorzamen. Wie dat niet doet, is een ontaarde dochter of zoon Zeg es, heb jij nog connecties met die vent in Zwolle (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 2