Oecumenisch gesprek
Uit de Gemeenten
GEBROKEN TROTS
36>
kanten gezocht moeten worden. Ik deed
een paar greepjes in het niet genoeg te
prijzen Jaarboek van onze kerken, en
ging van enige grote gemeenten het
aantal eigen dominees, de aan de ge
meente verbonden „specialisten" en de
gelegenheden voor het houden van
godsdienstoefeningen na. Voor groot-
Groningen noteerde ik 12 dominees, 3
specialisten, 6 plaatsen van samen
komst. Voor Hilversum luiden de ge
tallen: 7, 1 en 5, voor groot-Amsterdam
20, 14 en 17, voor groot-Rotterdam 21,
12 en 17. Ook zitten er altijd wel een
paar vitale emeriti in de buurt. Ik geef
toe dat mijn getallen globaal zijn. Met
„dubbele diensten" heb ik geen reke
ning kunnen houden, omdat ze niet in
het Jaarboek vermeld worden. Zo lijkt
het er echter op, dat de eigen dominees
in de genoemde gemeenten, zelfs al
zouden ze het willen, elke zondag niet
eens tweemaal kunnen voorgaan. Voor
2X6 diensten zijn te Groningen 12
eigen dominees beschikbaar, voor 2X5
diensten te Hilversum 7 dominees, voor
2 X 17 diensten te Amsterdam 20 en
voor 2X17 diensten te Rotterdam 21
dominees. Ik laat de specialisten buiten
beschouwing evenals de voorhanden
emeriti. Ik durf te concluderen, dat er
althans voor de genoemde plaatsen
geen noodzaak is, zelfs geen aanleiding
om aan te dringen op het voorgaan van
„leken".
Waar zouden deze „leken" dan moe
ten optreden? In de kleinere gemeenten,
in kleine steden en dorpen. Mag men
er van uitgaan dat zulke personen daar
te vinden zijn? Men zou mogen hopen
er eens iemand te treffen. Maar veel
verder zou men in zijn gedachten maar
niet moeten gaan.
„Wat is er tegen", vraagt Prof.
Fortman, „wanneer geen predikant be
schikbaar is een lid van de gemeente,
die dat kan, te vragen de dienst te lei
den en dus ook te preken?" Ik durf niet
te vragen wat er tegen is, als je ziek
bent en niet te veel vertrouwen in de
dokter hebt, naar een man met originele
diagnostische en medische gaven te
gaan en hem te consulteren. Ik hoor al
het geroep van alle deskundigen: hoed
u voor de kwak! Maar kan men, als er
geen dominee beschikbaar is, wel kalm
weg veronderstellen, dat er wel een
gemeentelid zal zijn, ouderling of geen
ambtsdrager, die een dienst behoorlijk
kan leiden en ook een preek houden?
Is het maken van een preek zo'n een
voudig werkje te achten, dat je mag
aannemen, dat er in de meeste gemeen
ten wel zo'n doe-het-zelver te vinden
is?
Om regulier dominee te worden
wordt tegenwoordig van iemand na ge
noten middelbaar onderwijs vijf jaar
academische studie gevraagd. Hij zal
heel wat moeten vergaren, dat hij zon
der meer aan de vullisman meegeven
kan. Maar we mogen toch wel aan
nemen, dat het volbrengen van deze
studie niet van hem gevraagd wordt
om hem de gelegenheid te schenken
enkele luchtige jaren in een academie
plaats te toeven, doch dat het in ver
band staat met wat de kerk van hem
hoopt en verwacht te ontvangen aan
David wenend bij Abners graaf.
Toen men Abner in Hebron
begroef, verhief de koning zijn
stem en weende... en al het
volk weende."
2 Sam. 3 32.
Abner is ook een grote uit Israels
bloeitijd of daaromtrent. Hij was van
plan geheel Israël en Benjamin aan
Davids zijde over te brengen, opdat het
koningschap over geheel het volk in één
hand zou berusten. Nu echter, nadat
Abner in vrede bij David vandaan ge
gaan is, wordt deze verraderlijk door
een jaloerse foab neergestoken, verra-
delijk vermoord. David wist hier niet
vanis hier totaal onschuldig aan en
rekent het jaren later deze zoon van
Zeruja nog aan als een misdaad.
foab en zijn broeder Abisaï hebben
dit kwaad gedaan en nu beveelt David
een algehele rouwkleren scheuren,
zich omgorden met rouwgewaden en bij
de graflegging„gaat wenend voor
Abner uit"koning David gaat achter
de baar. Aangekomen bij Hebron waar
Abner wordt bijgezet, verhief de koning
zijn stem en weende, en al het volk
weende.
De koning hief zelfs een klaaglied
aan
„Moest Abner sterven zoals een
dwaas sterft
Uw handen waren niet gebonden
En uw voeten waren niet in ketenen
geklonken.
Gij zijt gevallen, zoals men door
booswichten valt".
't Maakt indruk genoeg't was ook
duidelijk genoeg. „Al het volk weende
nog meer over hem", als het Davids
rouw ziet en zijn klaaglied verneemt.
David vast die dag, eet ondanks het
aandringen van het volk niet, zodat het
volk wel begreep dat David hier buiten
stond, dat het niet van de koning was
uitgegaan Abner te doden.
„Weet gij niet, dat er deze dag een
vorst, een groot man gevallen is in Is
raël En de zonen van Zeruja... Moge
de Here hem die het kwaad gedaan
heeft, naar zijn kwaad vergelden."
Hier worden tranen geschreid, die om
wraak roepen en ze zijn niet tevergeefs
geschreid.
foab is zijn straf niet ontgaan. Tra
nen zijn niet neutraal, niet kleurloos.
Ze zeggen, beweren altijd wat. Ze vra
gen steeds om een antwoord, om troost
en ontvangen deze op Gods wijze en
tijd. David weent ook omdat deze zo
nen van Zeruja harder, sterker zijn dan
hijik ben nu nog zwak. Hij geeft het
over aan de Here, want
Hij straft de bozen, wreekt hun kwaad,
En loont hun boosheid met de val;
't Is God, die hen verdelgen zal.
Brouwershaven B. WENTSEL.
verdieping van inzicht en geestelijke
leiding.
Ik wil natuurlijk niet ontkennen, dat
met het doornemen van wat pakkende
bundels meditaties of preken van een
paar bijzondere mannen wel een stich
telijke toespraak bijeen te knutselen is.
Ik wil ook aannemen, dat een man
of vrouw van formaat, die houdt van
studie, op de hoogte is van de vraag
stukken, die in een gemeente leven en
de Bijbel een beetje kent, een opbou
wend woord zal kunnen spreken, mis
schien wel zo, dat menig huis-, tuin
en keukendominee er niet aan tippen
kan. Maar men moet mij niet te luchtig
over dat preken praten. Preken maken
is een moeizaam, moeizaam werk. Er
zullen begenadigde prekers zijn, die de
waarheid op boeiende wijze uit hun
hart weten te laten opborrelen, net zö
goed als er zwetshalzen zullen zijn, die
een stroom van stichtelijkheden uit hun
mouwen kunnen laten ruisen. Maar
voor de meeste dominees zijn de preken
elke week weer een bange uitdaging.
Met heel hun studie, met al hun boeken,
met al hun ervaring blijft het telkens
weer een gevecht, voor zover ik dan
weet.
Ds. Reeskamp schrijft niet te kunnen
inzien dat men, „om op een preekstoel
te staan beslist het ambt van dienaar
des Woord moet hebben". Ik wil niet
vallen over een woord, maar ik dacht
toch wel, dat iemand, die in onze kerke
lijke samenkomsten preken mag, daar
voor een opdracht zal moeten hebben
van de kerkeraad, zulks met instem
ming van de classis. Als de benaming
„dienst des Woords" niet een fraaie
uitdrukking zal zijn, maar de wezenlijke
betekenis van het preken weergeeft, nu,
dan zal ook de preker wezenlijk „die
naar des Woords" zijn en dan zal zijn
optreden, al was het maar voor één
maal een ambtelijk optreden zijn.
Anders wordt het een stichtelijke toe
spraak onder een vlag, die niet deugt.
Een vorige maal heb ik mij verzet
tegen de mening, dat een dominee, die
uit zijn dienst ontzet wordt, het recht
zou hebben zichzelf als dominee te blij
ven beschouwen, zulks omdat God hem
zijn ambt niet zou ontnomen hebben,
ik vind dat er naast. Maar ik vind het
er ook naast te zeggen: je hebt eigenlijk
geen ambtelijke opdracht nodig om te
preken: een vroom en kundig man kan
het ook. Dit zal dan eerst uitgemaakt
moeten worden door de kerk. En als
die dan ook Vindt, dat hij het kan, zal
zij hem een (ambtelijke) opdracht kun
nen geven. Maar ik dacht dat het geen
geïmproviseer moet worden. Je kunt
iemand gemakkelijk een net-echte
sinterklaas maken. Maar je kunt
iemand, die er kwaliteiten voor heeft
zo maar niet eens oproepen om vóór te
gaan in de kerk. Want een kerkdienst
houden is wat anders dan een sinter
klaas-avond vieren.
IJ. K. VOLLENGA.
(in het Geref. Kerkblad voor Drente
en Overijssel)
Vanuit onze Hervormd-Geref. gespreks-
kring zal D.V. op vrijdag 18 maart een
samenkomst gehouden worden in het R.K.
militair tehuis, Blindehoek 5a.
Wij hopen dan een gastspreker in ons
midden te hebben. Deze is de heer E. A.
A. Mes.
Ten huize van Ds Nauta was deze R.K.
mede-christenen reeds eerder onze gast,
met wie wij als Hervormden en Gerefor
meerden indringende gesprekken hielden
over belijdenis en levenswandel. Ditmaal
zal de heer Mes ons vergasten op een in
leiding over „De zondagsviering".
Doorgaans zijn er op onze Herv.-Geref.
gespreksavonden hoogstens 4 6 leden
van Middelburg's Geref. Kerk aanwezig.
Wat zou het fijn en nuttig en vrucht
baar zijn, wanneer deze minimale deelname
nu eindelijk eens tot het verleden gaat be
horen. Onze Herv. broeders en zusters zijn
voortdurend met plm. 20 deelnemers en
deelneemsters aanwezig, waarbij „de jon
ge kerk" zich op boeiende wijze represen
teert.
Broeders en zusters Wij rekenen tegen
vrijdag 18 maart in het R.K. militair tehuis
op minstens 20 a 30 Gereformeerden. Het
onderwerp is er belangrijk genoeg voor en
wat zal het interessant zijn om nu eens
van 'n uiterst sympathieke, Rooms-Katho-
lieke broeder te horen hoe hij denkt over
zondagsrust en zondagsheiliging, over Sab
batisme en anti-Sabbatisme, over Ere
dienst en kerkgang, over de zondagsvie
ring op de recreatie-terreinen en over de
zondagsarbeid in de moderne samenleving.
Jongeren en ouderen, meldt U present
Ons a.s. oecumenisch gesprek kan voor
LI allen van de meeste waarde zijn. We
beginnen om 8 uur n.m.
Begint U nu eens mee te doen op 18
maart
Dit moge zo zijn
D. Ringnalda.
Nieuwcrkerk.
Kerkelijke stand, eredienst enz,
1. Vertrokken: gezin T. J. Walhout
Oranje met twee kinderen, naar Zie-
rikzee, Caustraat 24. Wij wensen u
ook nog van hier Gods rijke zegen toe.
2. Gehuwdmet kerkelijke bevestiging,
28 januariJan Overbeeke en Adrie
Stoutjesdijk. Adres Plevierstraat 32,
Zierikzee, waarheen zij ook over en
kele weken „kerkelijk" zullen vertrek
ken Deo Valente.
3. Huwelijksbevestiging D.V. vrijdag 4
maart, van Daan Schiettekatte en Li-
cia van Putten. Toekomstig adres
D.V. Plevierstraat 28, Zierikzee.
4. Doopattest zal worden verzonden van
Jan van Putten, naar Strijen, Spui 6.
5. H. Doop we zijn verblijd, dat tegen
over al de vertrekkenden, die we ove
rigens alles goeds toewensen, we ook
mogen inschrijven Hendrik Cornelis
Jacob Schiettekatte (Erwin geheten),
FEUILLETON
door
HERMAN NOORMAN
Is Arend Steendam nu niet een stap achteruit, zonder
dat hij het weet
Wat in Tiel niet mogelijk was, wordt nu, nu Kea terug
is, een kleinigheid En zij behoeft er niet een onwaarheid
over te zeggen', want haar vader denkt er niet aan te in
formeren, of zij in contact staat met Lasterie. De boer
meent werkelijk, dat het afgelopen is. Hoewel ze er geen
bezwaar in zou zien, vertelt Kea ook niets aan haar moe
der over de briefwisseling. Geregeld komt de onderwijze
res weer op de boerderij en Kea is opnieuw lid van de
zangclub. 't Is als vroeger, toen Lasterie nog een onbe
kend persoon op het dorp was.
Kaasmaker heeft doorgezet met zijn clubje. In Lasterie
is een goede kracht weggegaan, dat is jammer, maar een
nieuwe is in zijn plaats gekomen. De „Noordammers"
worden bekend in het land.
De zomer gaat voorbij, de winter doet zijn intrede.
Half december zullen ze naar Zwolle tijgen en de avond
daarop naar Kampen. Als Kea thuis mededeling doet van
dit voornemen, komt, wat zij reeds heeft verwachtzij
mag dit keer niet mee. Het ligt natuurlijk voor de hand,
dat Lasterie de uitvoering zal bezoeken, en zij elkaar zul
len ontmoeten.
„Het is beter voor je kind, dat dit niet gebeurt. Je vader
heeft het goede met je voor. 't Is nu goed afgelopen. Het
moet niet opnieuw beginnen," zegt de boer.
En Kea komt er niet tegenop. Kaasmaker kan hoog en
laag springen, hij wil zo'n sopraan niet missen, het baat
niet. Kea zegt eenvoudig, dat zij niet kan meegaan. Alleen
Bet Haverman weet de reden. Zij zal Lasterie in Zwolle
wel spreken en hem dan een en ander vertellen.
De boer van „Westhove" is een geweldige stap achter
uit. Want als Abel Bet Haverman spreekt na de uitvoe
ring, ontwikkelt hij een plan, waarop zij onmiddellijk in
gaat en dat zij met Kea zal bespreken, hoewel zij gelooft,
dat er weinig te praten zaf zijn, want natuurlijk doet Kea
dat. Hij hoort er wel nader van.
En zo gebeurt het, dat, als Kea en Bet naar de stad
gaan op een zaterdagmiddag, zoals zij dat vroeger ook zo
vaak hebben gedaan, zij opeens ergens Abel Lasterie ont
moeten, die „toevallig" in Amersfoort moet zijn
„Ik zal mijn vertier wel zoeken, hoor," wuift Bet ten
teken van afscheid. „Vergeet je tijd niet, Kea. De trein
gaat vijf uur zeventien."
Gelukkig heeft zij verschillende kennissen in de stad.
Zij behoeft er niet alleen- te gaan dwalen, al zou zij dat
offer graag aan die twee gelukkigen hebben gebracht.
Voor het eerst na zovele maanden genieten zij van el-
kaars nabijheid. Er is zo ontzaggelijk veel te vertellen.
Je kunt niet alles in een brief zetten. De tijd vliegt om.
En zij spreken natuurlijk af, dat zij op deze wijze elkaar
nog wel eens zullen ontmoeten.
Abel behoeft niet te vragen of haar vader niet wat
milder gestemd wordtdat zij niet naar Zwolle mocht
komen, is duidelijk genoeg.
„Maar kindje, zo kunnen we dit toch niet volhouden
zegt hij.
Neen, Kea is daarvan overtuigd.
Op de duur knauwt dit aan iemands leven en bestaan.
Maar zij is er ook zeker van dat er eenmaal een uitbar
sting komt. Van moeder meent zij begrepen te hebben,
dat haar vader graag spijkers met koppen wil geslagen
zien. Het is volstrekt niet onmogelijk, dat hij de een of
ander animeert haar het hof te komen maken.
„En dan zal ik spreken, je kunt er van opaan, ongeacht
de gevolgen."
,,'t Is ook mogelijk, dat er eerder een gelegenheid komt.
Het zou bijvoorbeeld kunnen gebeuren, dat vader toch
nog over jou praat en mij jDolst. En dan zal ik ook hem
ronduit zeggen, dat wij geregeld briefwisseling hebben
en elkaar zo nu en dan hier ontmoeten."
„Dan barst het onweer los, Kea. Kind, ik wou voor
wat liefs, dat jij buiten schot kon blijven en ik de bui had
af te wachten
„Dat gaat nu eenmaal niet. Ik moet het alleen met vader
uitvechten. Aan moeder heb ik niets. Daarom vertel ik
haar ook niet, dat wij geregeld contact hebben met el
kaar. Wat niet weet, niet deert. Maar, jongen, het stuit
me allemaal zo tegen de borst."
„Meisjelief, ik denk er net zo over. Zal ik je vader
schrijven Wil ik naar Noordam komen, om met hem te
komen praten en nogmaals een poging wagen Zeg het
maar, ik ben tot alles bereid. Ik snak er naar, dat wij bij
elkaar komen in goede harmonie met je vader. Laat hij
jou dan onterven. Wat kan ons dat schelen
„Daarmee bereikt vader zijn doel immers niet glim
lacht Kea. „Jij mag mijn man niet worden. Je bent geen
boer."
Och ja, natuurlijk, wat loopt hij nu te dwazen. Hij
weet het toch
Zes weken later, het voorjaar is dan al gekomen, heb
ben zij weer een ontmoeting in Amersfoort. Zij redeneren
weer in een cirkel en voelen, dat er een oplossing komen
moet.
Kea heeft in die fijd een onderhoud met de dominee
gehad en hem volledig op de hoogte gebracht. Die kan
ook geen raad geven. Met vader praten heeft hij ver
worpen. Éénmaal is hem de wind van voren gegeven,
voor de tweede maal waagt hij er zich niet aan. En dat
kunnen zij hem niet kwalijk nemen. Hij helt er' toe over,
de raad te geven, dat Abel nogmaals aanklopt op „West
hove", hoewel het vrij zeker tevergeefs zal zijn.
Maar kunnen ze zo blijven wachten
Nog heel onverwachts komt de oplossing.
Arend Steendam raakt op een boerenvergadering in
vertrouwelijk gesprek met Voerman, een gezeten boer in
de buurt van Leusden, en hij komt te weten, dat diens
jongste zoon nog geen verkering heeft, hoewel dat toch
tijd gaat worden.
„Ik heb een huwbare dochter," vertelt Steendam langs
zijn neus weg. „Er is geen enkele reden, om niet eens te
komen kennismaken. Laat hem komen met een boodschap
van de vereniging. Hij kan dan wel een nacht overblijven.
Van het eën komt het ander. Mijn dochter maakt geen
haast. Het wordt tijd zo langzamerhand, ik wil een goede
opvolger hebben. En jou zoon ken ik wel zowat. Die is
niet onwelkom." (Wordt vervolgd)