jZ^eeuwóe 3£erkbode VOORSL AG PINKSTERBEWEGING (id LEVENSRAADSEL Wij HEBBEN het GEVONDEN F 20e JAARGANG No. 34 4 MAART 1966 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen J. Bosman, Vrouwenpolder Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke jk worstel Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen en ontkom" Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 4,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 In verschillende perioden van de kerkgeschiedenis vinden we opvattin gen en verschijnselen, die ons doen denken aan de tegenwoordige pinkster- groepen, zonder dat wij een direct ver band daarmee kunnen aanwijzen. In de tweede helft van de tweede eeuw trad in Klein-Azië Montanus op. Hij noemde zich de door Christus be loofde trooster. In dit opzicht verschilt hij van de pinkstergroepen, want derge lijke meningen komen we gelukkig tegenwoordig niet tegen. Overigens zijn er wel enige punten van overeenkomst. Men wilde de aan wezigheid en het werk van de Heilige Geest concreet zien, en dat deed men niet alleen in de persoon van Monta nus, maar ook doordat men de gaven en krachten uit de eerste tijd van de christelijke Kerk weer wilde opmerken, en ervan uitging dat die ook weer zou den komen als de Kerk maar oprecht geloofde in de Heilige Geest. Enthousiasme1) en extase2) komen we in het verloop van de kerkgeschie denis steeds weer tegen. Zo kunnen wij wijzen op de Laba- disten, volgelingen van Jean de Laba- die, die van 1666—1668 predikant was van de Waalse Kerk te Middelburg, en op de volgelingen van de methodis tische predikers Wesley en Whitefield, die omstreeks 1750 werkten. John Wesley (1703—1791) kan weliswaar niet een directe voorloper van de pinksterbeweging genoemd worden maar als grondlegger van het methodisme heeft hij op het ontstaan ervan wel invloed gehad. Eén van de dingen, die Wesley in zijn prediking en geschriften voort durend beklemtoonde was de mogelijk heid om reeds in het aardse leven vol komen van zonde bevrijd te worden. Dit perfectionisme komen we in de geschiedenis van de pinksterbeweging verschillende malen tegen. (Voor een goed begrip moeten wij hierbij direct zeggen, dat beslist niet allen in deze groepen aanhangers van het perfectio nisme zijn.) Wesley's leer van het perfectionisme heeft veel invloed gehad op Charles Grandison Finney, die omstreeks 1840 verbonden was aan het seminarie te Oberlin in Ohio. In samenwerking met twee collega's, Asa Mahan en Xlpham ontwikkelde Finney zijn leer over de doop met de Heilige Geest. In zijn boek ,,The bap tism of the Holy Ghost" bracht hij dingen naar voren, die we in de ge schiedenis van de pinksterbeweging voortdurend tegenkomen, en die ook tegenwoordig door bijna allen in de pinkstergroepen onderschreven wor den. Hij maakte een duidelijk onder scheid tussen het werk van de Heilige Geest bij de bekering en de weder geboorte, èn het werk bij de geestes- doop. De doop met de Heilige Geest was z.i. een „plus"; iets dat aan de ge lovige „bovendien" geschonken werd. Het logische gevolg van deze leer was, dat hij het bestaan van twee groepen gelovigen aannam: gedoopten met de Heilige Geest èn niet met de Geest ge- doopten. De gedachten van Finney hebben in de Verenigde Staten van Amerika ge leid tot het ontstaan van de zgn. heili gingsbeweging. In dit verband moet ook Dwight Lyman Moody genoemd worden. Deze evangelist, die veel campagnes hield in samenwerking met de zanger Ira D. Sankey, heeft met veel zegen gearbeid en een grote invloed gehad. De „leer" van Wesley en Finney is door Dr. R. A. Torrey naar het vaste land van Europa overgebracht. In Blankenburg (Thüringen) heeft hij hierover gesproken in 1905. Mede door zijn arbeid is daar een opwekkings beweging ontstaan. Torrey bracht overigens in Blanken burg geen geheel nieuwe gedachten. In Duitsland was namelijk de Gemein- schaftsbewegung ontstaan, die vooral in piëtistische kringen aanhangers had. Men vond geen bevrediging bij de prediking in de kerken, en kwam samen in kleine groepen, om in deze samen komsten elkaar in het geloof te sterken. De invloed van het Methodisme was duidelijk merkbaar. De meesten hebben nooit de bedoe ling gehad om een groep of gemeente naast de bestaande kerk te stichten. Men wilde juist verbetering aanbrengen in het kerkelijk leven, en een meer schriftuurlijke prediking bevorderen. Hiervoor werd o.a. gewerkt op de jaar lijkse conferenties, die sedert 1880 in Gnadau bij Maagdenburg gehouden werden. In 1897 werd opgericht; „Der Deut sche Verband für evangelische Ge- meinschaftspflege und Evangelisation". Niet allen, die door de opwekkings gedachte gegrepen waren, bleven ech ter trouw aan de kerk. Er ontstonden groepen en kleine gemeenten. De man nen van de Gemeinschaftsbewegung hebben getracht ook met hen, die bui ten de kerk kwamen te staan, de band te onderhouden. Eén van de middelen was de Blankenburger Conferentie, die vanaf 1886 ieder jaar gehouden werd. Eén van de belangrijkste figuren in de periode vóór het ontstaan van de pinksterbeweging was Ds. Jonathan Paid. Hij ontwikkelde zijn gedachten over de verschillende „trappen" in het gees telijk leven. Er zouden gelovigen zijn die wél en anderen, die niet (nog niet) De Boom Waarom, o Heer, gaat Gij zo wreed aan 't hakken Waarom gaat Gij aan 't kerven, in mijn takken Waarom toch Heer Waarom toch moet mijn kroon zo ruw geschonden Waarom zo veel gewas zo fel verwonden Waarom Uw snoeimes onbarmhartig in mijn stam gezet Waarom niet op het frisse groen en 't jonge loof gelet Waarom toch Heer Het mooiste en het beste, dacht ik, snijdt Gij uit mijn leven weg. Juist veelal dat, waaraan 'k zo grote waarde hech(t). Is er dan soms zovéél dat groei en bloei belaagt Of is er dan zovéél, dat, Heer, U niet behaagt Waaróm, waartóé toch Heer De Tuinman Wil, met uw vragen, u maar niet vermoeien. En wil niet al te zeer u met mijn zorg bemoeien. Gij lijdt, het doet u pijn, maar weet waar lijden is, is léven 1 Ik snoei, om vruchtbaar leven u te geven Y. A. S. In de „Gron. Kerkbode" nam Ds. W. Reeskamp iets over uit en knoopte een paar opmerkingen aan bij een ar tikel, dat Prof. Mr. W. F. de Gaay Fortman in het „Centr. Weekblad" schreef. Voorzover ik uit de door Ds. Rees kamp gedane aanhalingen kon op maken, gaf Prof. De Gaay Fortman blijk van zorg over de dominees, voor wie „de zondag waarschijnlijk de meest inspannende dag van de week" is. De gedachte hieraan bracht hem tot de vraag of het niet mogelijk zou zijn om „zonder overbelasting van de dominees op goede wijze in de leiding van de kerkdiensten te voorzien". Gesteld werd: „De leesdienst is geen oplossing, om dat het een onmogelijke opgave is tenzij men een eigenaardige opvatting heeft van eigendom van produkten van m^t de Geest gedoopt werden. Hierin komt zijn „leer" overeen met die van de pinksterbeweging in de loop der tijden. Het eigenaardige was echter, dat hij op een belangrijk punt van de gangbare mening afweek. In tegen stelling met praktisch alle anderen in de pinksterbeweging was hij namelijk van mening, dat de geestesdoop in principe niet onderscheiden is van de wedergeboorte. In een latere periode van zijn op treden als evangelist kwamen er steeds meer perfectionistische tendenzen in zijn prediking. Deze gedachten propa geerde hij heel duidelijk in een referaat op de conferentie van Gnadau in 1904. Zijn rede werd toen echter aan zeer veel kritiek blootgesteld. Hoewel Paul niet in alle opzichten dezelfde opvattingen had, die later vrij algemeen in de pinkstergroepen ge vonden zouden worden, komen ze toch in grote trekken daarmee overeen. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat hij zich enige jaren later bij de pinkster beweging aansloot, en daarin ook een leidende functie kreeg. A.G.K. 1) Aan het woord enthousiasme moeten we in dit verband niet de ons bekende betekenis geven. Het betekent, dat men door een zekere extase tot buitengewone woorden en daden kwam, die aan een bijzondere werking van de Geest werden toegeschreven. 2) Onder extase wordt een toestand verstaan, waarin iemand, met buitensluiting van zijn nor male waarneming, en van zijn verstand, in staat is dingen waar te nemen en te doen, die onder normale omstandigheden buiten zijn vermogen zouden liggen. de geest de preken van een ander zo voor te dragen, dat de gedachte aan voorlezen verdwijnt. Bijna zou ik zeg gen, een minder goede eigen preek is altijd nog beter dan een uitzonderlijke voorgelezen preek van een ander". Hoe dan? Aldus: Wat is er tegen, wanneer geen predi kant beschikbaar is een lid van de ge meente, die dat kan, te vragen de dienst te leiden en dus ook te preken? En dan niet het spreken van dat erbarmelijk begrip stichtelijk woord, maar volop de dienst leiden met preek, dienst der ge beden en zegen. Het merkwaardige is, dat we het toelaten, zodra we kunnen zeggen, dat iets geen „ambtelijke" dienst is. In bijzondere diensten met Kerstmis en Pasen, in diensten voor buitenkerkelijken mogen leken wel voorgaan. In bijeenkomsten van de Ned. Christen Vrouwen Bond en van de Bond van Gereformeerde Vrouwen verenigingen gaan vrouwen voor en hoe! Maar als we dan echt in de kerk zitten, mag dat op eens niet meer en moet een dominee met levensgevaar lijke haast van een ander kerkgebouw komen aanrennen of moet er, als alles mislukt is, gelezen worden". Prof. Fortman vertelde dan verder nog, dat hij, kennelijk met stichting, in een Methodistenkerk op St. Maarten een dienst had bijgewoond, waarin een lid van de gemeente voorging, evenals ook een in een kerk te Oslo, Noor wegen. Bij ontstentenis van predikan ten werden er leden van de gemeente ambtsdragers of leken gevraagd om voor te gaan. Ds. Reeskamp wekt de indruk, dat hij wel iets voelt voor de voorslag van Prof. Fortman. „Ik kan niet inzien" schrijft hij „dat men om op een preekstoel te staan beslist het ambt van dienaar des Woords moet hebben. Is dat wel voluit reformatorisch, liever: bijbels, gedacht? Natuurlijk als regel houden wij vast dat voor dit werk op leiding noodzakelijk is. Maar onze ker ken hebben toch ook steeds de zijdeur der singuliere gaven gehad? En wat bedoelde het convent van Wezel (1568) met „de profetie"? En heeft Prof. Herman Ridderbos niet eens ge schreven ik citeer uit het hoofd ii Niet alleen de vriendelijke uitnodi ging, maar ook de spreker en het onder werp hebben vele predikanten naar de conferentie getrokken. Als spreker had den we Ds J. Thomas. U weet Ds Thomas is predikant in algemene dienst voor de aanvullende opleiding van a.s. predikanten, sinds 1 mei 1960. Dan kunt U wel berekenen, dat de meeste conferentiegasten die aanvulling gemist hebben. En misschien merkt U het wel aan de jongere predikanten, dat ze wat meer „aangevuld" zijn dan de oudere. Het zou ook geen weelde zijn, als alle predikanten zo om de vijf jaar eens weer een aanvulling kregen. Alle lof voor de opvoeding door kerkeraad en gemeente. Maar deze opvoeding maakt technische en deskundige leiding niet overbodig. Enfin, al zullen we voorlo pig dat officiéél en verplicht bij-gewerkt worden nog moeten missen, we hebben toch onze lectuur en onze conferenties. Een hongerige kip kan nog heel wat graantjes pikken. En vooral op een con ferentie heb je de graantjes zo echt uit gezocht op een hoop bij elkaar. Je kunt profiteren van wat een ander gelezen en overdacht heeft. Het onderwerp van Ds Thomas was: De catechismus in de catechese. Dat on derwerp moet ons wel grijpen. Is het catechiseren niet een van de meest be langrijke delen van het pastorale werk W a Brakel schrijft in zijn „Redelijke Godsdienst" dat er niets ter wereld is, waarmee een dienaar Gods meer nut kan doen dan met catechiseren. Het is ook zo te begrijpen, dat in een tijd van her-oriëntatie ook de catechisatie op de helling komt. In hoog-gespannen ver wachting hebben we naar Ds Thomas geluisterd. Wij willen het eindelijk wel eens weten, wij willen het eindelijk wel eens vinden. Dit stuk van ons werk moet toch goed functioneren. En waar wordt je meer dan juist hier met onvol daanheid geslagen „Aan een preek moet je lichaam en geest ophangen" zegt Ds de Groot in één van z'n boeken. Maar een preek is geen hoor en weder hoor. Ik bedoel je hoeft niet elke week te controleren wat er van de vo rige preek is blijven hangen. En een preek stelt je niet voor het orde-pro bleem. Het hoort tot de uitzonderingen, dat dwarrelende jongens en giechelen de meisjes tot aandachtig luisteren op gewekt moeten worden. De gemeente als geheel zit in de luister-houding. Of de vlag van deze luister-houding altijd de lading van intens luisteren dekt In ieder geval daar heeft een dominee al prekende „geen maken mee". Nog is het opschrift wij hebben het gevonden —in de lucht blijven han gen. Maar het komt steeds dichter bij ons. G. S. O. dat het nieuwe testament een rijkere instrumentering van de gemeente te zien geeft dan wij in de praktijk ken nen? Wat dacht men van dit voorstel?" Het is duidelijk, dat de gedachte aan de invoering van een soort lekepredi- kerschap in verband staat met het mo menteel heersend tekort aan dominees. De meeste dominees zijn niet in de gelegenheid behalve in de diensten in eigen gemeente ook nog in die in andere gemeenten voor te gaan. In de dorpsgemeenten en de meeste ker ken zijn hier nog onder te rekenen worden de diensten op ongeveer de zelfde tijden gehouden. Als dorpsdomi nees elders zullen voorgaan, moeten ze daarvoor een van hun niet te over vloedige vakantiezondagen benutten. Waarmee ik overigens niets wil afdoen van de welwillendheid van de kerke raden, die er altijd weer zonder (hoor baar) pruttelen mee instemmen, dat hun dominees „vacaturebeurten" in vacante gemeenten vervullen. De zwaar-belasten, die Prof. Fort mans zorg hebben opgewekt, zullen dus in het algemeen onder de stadspredi-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1966 | | pagina 1