4^,&euwóe 3£erkbode Van bekende komaf r y. JEZUS JARIG 20e JAARGANG No. 24 17 DECEMBER 1965 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen J. Bosman, Vrouwenpolder Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Ds. H. Eikelboom, Heinkenszand Drs. A. Elshout, Koudekerke „ik worstel Ds. W. Kats, Apeldoorn Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen en ontkom" Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 4,per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 v <=ïïleditatie GEBOREN UIT EEN VROUW In Nazareth hebben twee mensen martelende Advents-dagen. En dat in zo'n mooie periode van hun leven. Ze zijn tot elkaar gekomen en zullen straks van elkaar zijn. In Nazareth's synagoge zal het loflied opstijgen tot Hem, die ied're man z'n huisvrouw als met zijn hand toebrengt. En nu, tussen die twee dat zware geheim. Dat moet uitgesproken wor den. Maar, wie zal het eerst spreken Wat Maria weet, zal God ook aan Jozef bekend maken. God gaat iets nieuws scheppen, God gaat het men selijk geslacht redden en dat wonder gaat beginnen bij Maria, de bruid van Jozef. Wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest. Op dit wonder hebben de eeuwen gewacht en over dit wonder raken de eeuwen niet uitgedacht. Het wonder, dat de Zoon van God geboren zal worden uit een vrouw. Uit een mens, van gelijke beweging als wij, zal Hij het aardse leven ontvangen. Haar bloed, maar niet haar zonde zal Hij erven. En zo kan de Kerk in haar credo belijdengeheel onzer één, uitgenomen de zonde Donker is het begin van het menselijke leven. ,,In zonde ontvangen en geboren, aan de veroordeling onderworpen." Bij dat begin begint ook Jezus Christus, Hij slaat niets over, Hij weet alles van onze afkomst. Wij zijn niet van een „nette familie". In de stal van Bethlehem zijn de dogmatische uitspraken over erfschuld en erfsmet realiteit voor ons. Wilt u geschikte Kerstlectuur Gaat u dan Psalm 51 lezen, de diepste toon van de Kerstjubel is toch steeds maar weer ik ben in ongerech tigheid geboren en aan Christus mag ik mijn afkomst vertellen, Hij neemt mij, zoals ik ben, met al mijn antecedenten, Hij neemt mijn familie er bij. Alles, alles neemt Hij voor zijn rekening, alles, alles komt op zijn naam terecht. Tot mijn donker begin, tot verdorven afkomst komt Hij met zijn heilig heid en met zijn genade. Hij wil uit een vrouw geboren worden, komen in één vlees, aan dat der zonde gelijk. Zijn gerechtigheid en zijn heilig heid zullen mijn erfschuld en mijn erfsmet overwinnen. Ik behoef mijn afkomst niet te verloochenen, ik mag over mijn antecedenten spreken, mijn gehele zondeweg leg ik voor Hem neer. In de stal van Bethlehem kom ik verder met de dogmatiek, dan met de romantiek. Juist, omdat ik Psalm 51 gelezen heb, is mijn jubel zo krachtig en zo hoog ,rO, Heer Jesu, God en mense, die aanvaardt hebt deze staat". Gedenkboeken zijn uit-de-mode. Dat trof me bijzonder toen ik me één dezer dagen zette tot het lezen van een ge schrift, dat uitgegeven werd door de „Schoolraad voor de Scholen met den Bijbel" ter gelegenheid van diens 75- jarig bestaan. 'k Wil meteen zeggen, dat 't totaal overbodig bleek, me „te zetten tot" het lezen etc. Deze uitdrukking roept ge dachten wakker aangaande inspanning en moeizaamheid. Je ziet op tegen je taak, tegen een werk. Zo zag ik enigs zins op tegen 't doorworstelen van een geschrift, waarin natuurlijk wel weer gesmeten zou worden met namen, jaar tallen, lettercombinaties, die alleen voor de vaklui verstaanbare taal spreken, voor de leken onder welke ik ook mezelf moet rekenen volkomen abra cadabra zijn. 't Is anders uitgepakt. 't Boekje (amper 60 bladzijden), dat buitenwerks een vlotte indruk maakt (hoewel ik hier niet van „mooi" durf te spreken!) blijkt, als je van de inhoud kennis neemt, alleszins genietbaar. En ik bedoel dat in de volle zin van 't woord. 'k Heb genoten, toen ik 't las. Genoten, omdat mij in enkele grote lijnen, de geschiedenis van de School raad en dus een stuk Vaderlandse ge schiedenis, werd voorgezet. Genoten hoe kan 't anders omdat de stijl waarin dit gebeurt, ge speend is aan dorheid en saaiheid. Dat ligt niet aan de materie. Over de school strijd in de vorige eeuw (en in deze over bezetting en verzet (en wat zaten onze scholen in 1940—45 duidelijk in de hoek, waar de slagen vielen en hoe is er gevochten om een stuk vrijheid te behouden!) kun je natuurlijk óók zo schrijven, dat de lezer 't verder wel ge looft en radio of t.v. aanzet. Maar de schrijver van dit „gedenk boek" kan zichzelf niet verloochenen. Dat zal de lezers van de Zeeuwse Kerk bode niet vreemd schijnen, als ik ver tel, dat de Schoolraad aan de heer J. A. van Bennekom verzocht de 75 levens jaren van die raad te beschrijven. Daar mee heeft de Schoolraad beslag gelegd op zijn gaven van deskundigheid (voor zitter prof. Van Itterzon wijst daar in z'n Woord-vooraf ook op), maar tevens op z'n humor, 'k Vermoed, dat hij zich heeft zitten te verkneuteren achter z'n bureau, toen hij b.v. het volgende aan 't papier toevertrouwde: ...('t) zal de lezer duidelijk zijn, dat de Schoolraad als een zeer welwillend peter bij de wieg (van het Christelijk Pedagogisch Studiecentrum G. v. W.) heeft ge staan. Eigenlijk is dit „peterschap" een te zwakke aanduiding voor het aandeel van de Schoolraad in de oprichting. Een peter staat wel eens aan de wieg van een borelingske, maar aan het „voorbe reidend" werk heeft hij als regel geen deel, pg. 58. Zelfs als hij de wantoestanden be schrijft in de beruchte periode van de z.g. „Kwekelingen-met-acte" neemt z'n humor niet de wijk. Ik citeer maar weer: Wie herinnert zich niet de smadelijke periode, dat het „hoofd der school" aan het eind van de maand met de hoed rondging bij het „normaal" betaalde personeel om fooien in te zamelen voor de kwekeling En dat, terwijl deze van giften en gaven levende jongeman pre cies hetzelfde werk deed als zijn colle ga's Wie 't beste hiervan zwijgt heeft het meeste er van gezeid Zeker, er waren besturen die het uiterste deden voor „de kwekeling", er waren vele hoofden en onderwij zers die hun zwaar gedupeerde jonge collega's naar en soms boven vermogen hielpen. Helaas waren er ook en kele hoofden, die „kamertjes-zonde" bedrevenmethoden schreven onder schooltijd en hun klas voor een fooi aan een kwekeling overlieten. Zwijgen wij verder over deze don kere bladzijden uit de geschiedenis van ons onderwijs de criticus ruimt haastig het veld voor de chroniqueur, pg. 29/30. Als hij 't heeft over de goede sfeer in de organisatie, vloeit de luisterrijke volzin uit z'n pen daar ieder ieder kent in de toporganen van het Christelijk onderwijs en velen van de bestuurders niet in de achterste rijen hebben ge staan toen gaven van diplomatie en tact werden uitgedeeld, konden nuancerin gen van inzicht nooit tot ernstige ge schillen uitgroeien, pg. 16. Dat er bij zulk een hantering van de taal wel eens wat scheef gaat is begrij pelijk. Ook de beste breister laat wel eens een steek vallen. Wie een wolkje laat „dagen", zoals van Bennekom doet op pg 60 nog wel een wolkje iets groter dan eens mans hand zit wel heel dicht in de buurt van 1 Kon. 18:44, waar de profetenknecht vertelt, dat er eentje aan 't opkomen is uit de zee, maar zou er m.i. verstandig aan doen het dagen over te laten aan een ander hemelverschijnselde zon. Of heeft hier de (heils-)zon uit 't bekende ge zang („Uw heilszon is aan 't dagen") haar plaats ongemerkt moeten afstaan aan de wolk van Elia's dienaar Ook heb ik nooit gehoord van letters in goud-op-snee (pg 7). Wel van een boek met goud-op-(de)-sne(d)e. Maar dit oneffenheidje is te vinden in de in leiding. Zodat er voor 't eigenlijke ver haal slechts één overblijft. Wie dat te veel vindt is een kribbebijter, die boven dien in hevige mate aan gebrek aan zelfkennis lijdt. Dus wil ik maar zeggen, dat dit aan alle kanten een goed boekje is. Wie 't leest leert 't lachen en 't hui len, als hij dat nog niet geleerd heeft. Daar zorgt de taal en ook de materie van dit geschrift wel voor. Soms ben je diep ontroerd. Zo, wan neer je de brief leest, welke de beide besturen (van de Schoolraad èn van de Vereniging voor Christelijk Volkson derwijs) op 19 maart 1941 zonden aan Zijne Excellentie Dr A. Seyss Inquart, Rijks-commissaris voor het bezette Ne derlandse gebied. Prima idee, deze brief in extenso op te nemen Op een klare en moedige manier wordt daarin uiteengezet, welke bezwaren er in de kringen van het Christelijk onderwijs leefden tegen een a.s. verordening tot beperking van de vrijheid van de be sturen der bijzondere scholen in het be noemen van onderwijzend personeel. De kliek van Seyss Inquart (met als grote man prof. Van Dam, secretaris generaal van het Departement van Op voeding, Wetenschap en Cultuurbe scherming) heeft zich aan deze bezwa ren niet gestoord. De Duitser zou be palen wie uiteindelijk voor de klas mocht staan Na nog niet eens drie weken werd de benoemingsverordening uitgevaar digd. We weten nog wel hoeveel narig heid er toen ontstaan is. Mensen heb ben kennis gemaakt met 't interieur van de concentratiekampen, omdat ze wei gerden te buigen voor 't onrecht. Op pg 47 maakt de heer Van Benne kom de balans op wat de houding van de schoolbesturen betreft. Hij beschikt daartoe over vrij exacte gegevens over de periode 1 sept. 1942 tot 1 april 1943. In dit tijdvak vonden 236 vaste be noemingen plaats zonder naleving van de verordening en 229 tijdelijke, even eens zonder naleving van de verorde ning. In 207 gevallen werd overeenkom stig de verordening een drietal inge zonden. In bijna 70 werd dus gehan deld volgens 't advies der organisaties „Het is verleidelijk aldus de auteur in dit verband eens na te gaan hoe de „goede" en „foute" benoemingen over 't land lagen gespreid. Zeeland was bepaald geen lichtend voorbeeld on geveer de helft van de benoemingen vonden plaats met inachtneming van de verordening. Wellicht moet men hier rekening houden met het percentsgewijs grote aantal „Kersten-scholen" in deze streekzoals bekend was de houding tegenover de bezetter in deze groepe ring nogal „meegaand". Van de grote steden hield Amsterdam zich het beste tegenover 83 „illegale" benoemingen stonden er slechts 9, waarin de weg van de minste weerstand werd gekozen De verleiding is groot te blijven ci teren. Maar ik zwicht voor die verleiding niet. 'k Geef voor de goede orde wel nog even het adres van het bureau van de Schoolraad voor de Scholen met den BijbelJohan van Oldenbarneveltlaan 103, 's-Gravenhage. En ik lees óók voor de goede orde nog eens de eerste zin van dit artikeltje over Gedenkboeken zijn-uit- de-mode. 'k Neem die zin niet terug. Inderdaad gedenkboeken ziin uit de mode. Dat betekent niet slechts, dat ze niet meer worden uitgegeven. Want hier en daar gebeurt dat nog wel eens. En dan worden ze óók nog in de eigen bepaalde kring gelezen. Maar ze zijn als verschijnsel uit-de-mode. Ze zijn ouderwets. Dit boekje vormt een uitzondering, 't „Leest" als de krant. Maar m'n krant gaat op de oud-papier-stapel. Dit boekje komt in m'n boekenkast G. VAN WILGENBURG. Voor kindeven) Een ogenblik heb ik me afgevraagd of je dit wel boven een kerstartikel in een blad kunt zetten, 't Lijkt al te men selijk van de Heiland gedacht en ge sproken, zodat men dus neen zegt en het voorhoofd fronst. En toch kan men maar al te gemak kelijk het gewoon menselijke van Hem die „zijn broederen in alles gelijk ge worden is uitgenomen de zonde" uit het oog verliezen. Waarom zou men tegen Pasen wel een kaart thuis ge stuurd mogen krijgen met in grote let ters de woorden er op Jezus leeft, en met Kerst niet mogen spreken van Je zus' verjaardag Kun je b.v. niet tegen je kleine jon gen of meisje dat vraagt naar de be- G. S. O. tekenis van kerstfeest zeggen wel, mijn kind, vandaag is de Here Jezus jarig Men moet er dan ook bij zeggen en nu zijn we allemaal erg, heel erg blij. Weet je wel als jij jarig bent, zingen we immers ook Jantje of Mientje, die is jarig, o wat zijn we blij Nu vandaag zijn alle christenen erg blij en gaan ze ook heel blij naar de kerk. Ja, wij christenen zijn heel blij met Pasen, maar er zou geen Pasen zijn zonder kerstfeest. Geen opstanding im mers zonder geboorte. En wat het kindje Jezus betreft lezen we niet dat overmits de kinderen des vleses en des bloeds deelachtig zijn Hij ook deszelfs is deelachtig geworden Men kan op Schriftuurlijke grond nog verder gaan en zo heel dicht bij het menselijke komen door te zeggen dat het vandaag een familiefeest is, want onze oudste broeder is echt jarig. Dat zit in de familierelatie waar de Here Jezus Zelf van spreekt, want Hij schaamt Zich niet ons broeders te noe men. Deze onze oudste broeder is het fa miliehoofd bij welke gedachte we dan niet blijven staan bij vlees en bloed, om dat Jezus op geestelijke banden meer dan, op banden des bloeds wijst volgens Zijn zeggenwie daar doet de wil Mijns Vaders die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder (Mt 12:46—50). Jezus strekte hierbij zijn hand uit over zijn discipelen. Verstaan we dit dus in geestelijke zin, en daarom niet minder werkelijk, dan mogen we het heus zeggen dat onze Heiland vandaag jarig is al is dit dan aards gesproken, omdat in de hemel zelf de tijd wel niet naar aardse reke ning van jaren geldt en telt, zodat men zou moeten zeggen dat Jezus Christus nu zo en zo oud is, hetgeen dwaas zou zijn. Wel is het zo dat naarmate iemand ouder wordt zijn verjaardag meer of minder van betekenis wordt. Lukas geeft ons een merkwaardige aanteke ning omtrent 's Heilands jeugdleven als hij daarvan schrijft„Het kind groeide op en werd krachtig, en het werd ver vuld met wijsheid, en de genade Gods was op Hem". Lukas deelt dit mede als inleiding op het verhaal van de tempel gang van de twaalfjarige Jezus. Vol-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1