Wat er op de Synode behandeld werd
ring\
GEBROKEN TROTS
roepen op de ingeslagen weg. De di
plomatie waarmee deze kerkvorst zijn
onderdanen regeert is er dan ook een
die niemand hem zal verbeteren, maar
het moet ons leren dat er echt ook vóór
deze vierde zitting binnen Rome nog
niet veel is veranderd. We zouden bijna
geneigd zijn het tegenovergestelde vast
te stellen. Want wie gaat nu, eerlijk
gezegd, juist vier dagen voor de vierde
zitting zo iets publiceren als men de
vooruitstrevende groep de wind uit de
zeilen niet wil nemen. Of zou het toch
waar zijn dat deze paus zich zo heeft
laten beïnvloeden door anderen dat hij
eigenlijk van vooruitstrevend conserva
tief is geworden De vierde zitting,
wellicht de laatste, zal ons het defini
tieve antwoord geven.
M. V. J. DE CRAENE.
Over de vraag of de kerkelijke amb
ten ook voor de vrouwen moeten wor
den opengesteld heeft de gereformeerde
synode in haar derde vergaderweek te
Lunteren reeds uitvoerig gesproken. De
commissie van de synode, die de behan
deling voorbereidde stelde voor uit te
spreken, dat er geen gegronde bijbelse
reden is aan te voeren, waarom de
vrouw niet zou mogen meewerken in de
ambtelijke dienst, zoals deze in zijn ge
heel tot leiding van de gemeente is ge
roepen. Bij de opening van de ambten
voor de vrouw moet, zo stelde de com
missie verder, rekening worden gehou
den met de haar in de Schrift aangewe
zen positie als.,,hulp die bij de man
past" en het daarmee gegeven aanvul
lend karakter van de haar toe te wijzen
taak.
Reeds bij de eerste discussieronde
meldden zich over de twintig sprekers.
Daaruit resulteerden twee tegenvoor
stellen. Het eerste was van drs G. Y.
Vellenga, die wel allerlei pastorale en
diakonale taken voor de vrouw zag,
maar deze niet in ambtelijke zin wilde
opvatten. Het tweede was van ds. A.
Zwaan, die het diakenambt meteen wil
de openstellen en over de ambten van
predikant en ouderling nader beraad
wenste. Voor het eerst werd de synode
toegesproken door een vrouw, namelijk
mevr. W. M. Ridderbos'—de Rooij uit
Amsterdam, die zitting heeft in het de-
putaatschap voor deze zaak. Zij stelde,
dat de vrouwen lid in volle rechten zijn
van de kerk en dat zij daarom in staat
moeten worden gesteld haar dienst in
de kerk ook ambtelijk volledig te ver
vullen. Ook zei mevr. Ridderbos, dat de
kerk het zich in onze tijd niet meer kan
permitteren de helft van haar leden van
de ambtelijke dienst uit te sluiten.
Prof. dr Herman N. Riddebos uit
Kampen was van oordeel, dat het dia
kenambt dadelijk open kan worden ge
steld en dat men over de eigen plaats
van de vrouw in de andere ambten ver
der moet studeren. Hij stelde nadrukke
lijk voorop, dat het gaat om een plaats
voor de vrouw, die volledig recht laat
wedervaren aan haar specifieke eigen
kwaliteiten. Prof. Ridderbos wees in dit
verband op de structuur, die Paulus in
de schepping ziet in de verhouding tus
sen man en vrouw, namelijk een zekere
HET CHRISTENDOM.
Op méér dan één „trefpunt" in mijn
gesprekken met andersdenkenden tref
ik de vurig-verdedigde stelling aan dat
het verschil tussen het christendom en
de andere religies slechts relatief is.
Ik zou dus niet mogen spreken over
„de absoluutheid van het christendom"
Er zijn ook vele christenen, die laatst
genoemde uitdrukking verwerpen. Reeds
eerder schreef ik hierover een „tref
punt", maar nu vervoeg ik dit, want
niemand minder dan Prof. Dr. H. Krae-
mer betoogt in zijn boekje, getiteld
Waarom nu juist het christendom",
dat het „niet juist is te spreken van de
absoluutheid van het christendom".
Terecht merkt deze hooggeleerde
auteur op dat „alleen de openbaring
Gods in Christus absoluut is en dat
Christus alleen het criterium is, waar
naar alle religies, de christelijke incluis,
beoordeeld moeten wórden".
Wat ben ik het daarmee van harte
eens
Maar moet ik dus de term „absoluut
heid van het christendom" onjuist ach
ten
Prof. Kraemer antwoordt„ja
Het zal wel aan mij liggen dat ik van
dit „onjuiste" niets begrijp.
Met prof. Kraemer ga ik uit van de
grondstelling dat „alleen de openbaring
Gods in Christus absoluut is".
In al mijn onschuld en eenvoud kan
ik hieruit persé niet de professorale con
clusie trekken dat we daarom niet mo
gen zeggen dat het christendom de ab
solute religie is.
Ik dacht en denk nog steeds Daar
om juist wèl
Immers... wij erkennen in ons chris
telijk geloof de absolute betekenis van
Christus voor de gehele mensheid.
Daarom houd ik het ware, posi
tieve christendom voor de énig-ware
religie.
In tegenstelling met alle andere reli
gies, die ik toch echt wel pseudo-reli-
gies moet noemen, rust alleen het chris
tendom in de Waarheid dat alleen
Christus het criterium is.
Daarom is echt onderscheid tussen
christendom en de andere religies niet
relatief, maar absoluut, niet gradueel,
maar essentieel.
De absoluutheid der bizondere open
baring Gods in Jezus Christus staat on
herroepelijk en onomstotelijk vast.
Daarom is het ware christendom ab
soluut in zijn aanvaarding van het apos
tolisch Woord, door Petrus in Hande
lingen 4 tot de joodse Raad gesproken:
„De behoudenis is in niemand anders,
want er is onder de hemel geen andere
naam den mensen gegeven, waardoor
wij moeten behouden worden".
Onze Prof. Dr. J. Verkuyl, buiten
gewoon hoogleraar in de missiologie
aan de V.U. schreef reeds in 1953 een
voortreffelijke brochure over de vraag
„Zijn alle godsdiensten gelijk
Nog veel eerder lazen wij in 1936
zijn artikelen in „Horizon" over „De
absoluutheid van Gods openbaring in
Jezus Christus".
Het frappeert mij dat ook Verkuyl
de term „absoluutheid van het christen
dom" zelden gebruikt, maar ook niet
verwerpt.
We zouden hieruit een zekere heilige
verdraagzaamheid, een sympathiek-
aandoende tolerantie kunnen afleiden.
Al te veel bezwaar heb ik daartegen
niet.
Toch is er ook zo iets als heilige on
verdraagzaamheid „Indien iemand de
Here niet liefheeft, hij zijn vervloekt,
Maranatha(1 Corinthe 16:22).
Deze heilige onverdraagzaamheid, ge
ïnspireerd door de Heilige Geest van
Hem, Die zegt„Ik ben de Waarheid",
sterkt mij nog altijd in de overtuiging
dat ieder, die de absoluutheid van Gods
openbaring in Jezus Christus erkent,
daarom toch echt wel spreken mag
Qver de absoluutheid van het christen
dom.
Dr. Verkuyl schreef anno 1936 iets,
waarvoor hij vandaag de dag nog
steeds wil instaan
„Voor ieder, die enige historische zin
heeft en die niet doof is voor de gelui
den van botsing tussen de godsdiensten
verdwijnt de theorie van de gelijkheid
der godsdiensten als een ij del gedach-
tenspinsel" en even later „De abso
luutheid van het christendom is een
vraag, waarvan 't antwoord afhangt
van de wijze, waarop men staat tegen
over de Persoon van Jezus Christus".
„Wat dunkt U van Jezus van Naza
reth Dat is en blijft de hoofdzaak
van de christelijke religie. Daarmee
staat of valt haar absoluutheid"
Dit citaat acht ik een waardevol
„trefpunt" te zijn, waaruit ik mag con
cluderen dat Prof. Verkuyl in tegen
stelling met zijn collega Kraemer wel
degelijk wil spreken over „de absoluut
heid van de christelijke religie". Haar
absoluutheid ligt opgesloten in de abso
luutheid van het criterium „Christus".
Woordenspel
Nee!
Zo lang wij niet uitgaan van de men
selijke religie, maar van de bizondere
openbaring Gods, die elke religie-uit-
de-mens als pseudo-religie veroordeelt,
dienen wij daarom het christendom voor
„absoluut" te houden.
Het is „absoluut", omdat het niet op
houd uit de mens, maar uit „absolute"
gebondenheid aan de Schriftopenba-
Daarom dit derde „Trefpunt" over
de absoluutheid van het christendom
D. R.
onderschikking van de vrouw. Dit wilde
hij gehonoreerd zien.
Twintig amendementen, in het alge
meen in positieve aanvaardende zin,
kwamen uit de discussie voort. De sy
node besloot deze in handen te stellen
van de commissie, die zo mogelijk naar
coördinatie van de verschillende ge
dachten zal streven om in januari de
behandeling van deze zaak te kunnen
voortzetten.
Uitvoerig heeft de synode gespro
ken over het rapport van een speciale
studiegroep, die de veranderingen en
de vernieuwingen in het diakonaat be
studeerde. Uitgesproken is, dat de func
tie van het diakonaat ondanks alle ver
anderingen in de samenleving, in zijn
wezen onaangetast blijft. De dienst van
het diakonaat, zo overwoog de synode,
betreft vanzelfsprekend allereerst de
leden der gemeente, die in nood verke
ren. Zij mag zich hiertoe echter niet
beperken. Anderen, die als naasten op
de weg van de kerk worden gebracht,
en dat kunnen zowel mensen dichtbij
als veraf zijn, hebben eveneens recht
op hulpbetoon.
Het diakonaat mag, zo werd verder
overwogen, niet geïsoleerd worden van
de andere ambten der kerk. De verken
ning van noden en behoeften is in onze.
samenleving vaak zo moeilijk geworden,
dat het wenselijk is, dat ook predikan
ten en ouderlingen hieraan aandacht
schenken. Wat de diakenen betreft
deze hebben zich in nauwe samenwer
king met de andere ambtsdragers, te
beijveren voor de vorming van de ge
meente tot een bewust dienende ge
meente. Het rapport spreekt in dit ver
band van de gemeente als een dienst-
gemeenschap.
Ook de financiële hulpverlening blijft
een voorname zorg van de diakenen.
Vaak zal een bijsteun moet worden ge
geven. Daarnaast zullen de diakenen
meer deskundige raadslieden moeten
worden, die de leden van de gemeente
de weg wijzen in allerlei moeilijkheden
en die zorgen dat ze weten waar de
nodige voorzieningen kunnen worden
verkregen. Daarom zullen kerkeraden
vaak andere maatstaven dan vroeger
moeten aanleggen bij het zoeken naar
geschikte diakenen, aldus, de richtlijnen,
die de synode opstelde.
De synode besloot inmiddels de de
putatie voor algemene diakonale arbeid
op te dragen om na te gaan of er een
hechtere band moet worden gelegd tus
sen personen, die in het kader van het
werelddiakonaat worden uitgezonden en
een plaatselijke kerk in Nederland. Dit
geldt dus het werelddiakonaat, waar
van ook gezegd werd, dat dit met name
op het punt van de ontwikkelingshulp
nader bestudeerd moet worden met het
oog op de voorlichting aan de gemeente.
Tijdens de besprekingen merkte dr
J. van Klinken, directeur van het Alge
meen Diaconaal Bureau te Utrecht op,
dat de toepassing van de Algemene Bij-
standswet nog niet bevredigend ver
loopt. Te weinig wordt nog geadviseerd
bezwaarschriften in te dienen of in be
roep te gaan. Soms vrezen de diakenen,
dat dit de verhouding met gemeente
besturen nadelig zal beïnvloeden, maar
dr Van Klinkens ervaring was, dat dit
niet zo is. Ook dr C. Gilhuis, die in de
synode rapporteerde over deze zaak, zei
dat er nog veel geheimzinnigs rondom
de wet hangt. „Gemeentebesturen wil
len voor elkaar niet weten welke nor
men ze toepassen", aldus dr Gilhuis.
Bij de behandeling van de evangeli
satie heeft de gereformeerde synode
o.a. gesproken over de vraag of ook
andere gemeentevormen dan de tradi-
FEUILLETON
door
HERMAN NOORMAN
14)
En op Tweede Kerstdag is besloten, zal „Sursum Cor-
da" het Kerstoratorium in de kerk ten gehore brengen.
Een soliste van buiten is tenslotte niet gevraagd. Marie
Piccardt zal solo zingen.
Hoewel Abel geen lid is van het grote koor, heeft
Kaasmaker hem toch gevraagd de tenorpartij op zich te
willen nemen. Enkele repetities heeft hij bijgewoond en
zijn partij gezongen. Men is het er over eens, dat hij de
aangewezen man is. Hij heeft toegestemd, die avond naar
Noordam te zullen komen, al heeft hij vacantie.
Zo geleidelijk aan is hij volledig ingeburgerd in de
kring van de zangeressen en de zangers. Geregeld behoort
hij tot het clubje, dat Kea Steendam de gehele weg of ten
dele thuisbrengt. Hij had zich al eens afgevraagd, hoe
dat meisje in de najaars- en winteravonden naar het dorp
komt.
Maar dat is al gauw geen vraag meer geweest. Bij goed
weer komt zij op de fiets, anders te voet, het is een half
uur lopen. Maar steeds brengen Bet Haverman, Jan Pe
tersen, Van den Heuvel en een zoon van het schoolbe
stuurslid Dikboom haar weg. Petersen vroeg hem op een
vrijdagavond, de avond van de repetitie van het bijzonder
klein koortje, mee te gaan en hij stemde onmiddellijk toe.
En daarna is dat zo gebleven. Hij behoort steeds tot het
clubje. En toen heeft hij ook begrepen waarom Petersen
zo amicaal was met Kea Steendam.
Ze kennen elkaar zo uitstekend.
Zonder enige bijbedoeling brengen ze Kea naar huis of
bijna naar huis, dat hangt van het weer en de duisternis
af en of zij op de fiets is gezellig keren zij gezamenlijk
naar het dorp terug.
't Enige vrouwelijke wezen is Bet Haverman, die tegen
over de heren haar mannetje staat.
Zo heel geleidelijk is Abel dit kleine uitstapje als een
behoefte gaan gevoelen. Hij ontkent 't voor zichzelf niet
meer, dat de dochter van „Westhoeve" hem onweer
staanbaar aantrekt. En soms of is dat pure verbeelding,
omdat de wens de vader der gedachte is komt het hem
voor, dat hij dit meisje niet geheel onverschillig is
De uitvoering van het Kerstoratorium wordt een waar
succes. De kerk is stampvol. Te ontkennen valt niet dat
er onder de bezoekers en bezoeksters zijn, die niet be
paald voor de prestaties van „Sursum Corda" komen,
maar over het algemeen is er volle aandacht en waar
dering voor 't geleverde, dat inderdaad de toets der cri-
tiek kan doorstaan.
Trouwens, daar staat de naam en de persoon van Kaas
maker borg voor.
Met ontroering wordt geluisterd naar de fijne sopraan
van Marie Piccardt en men is het er over eens, dat Las-
terie een beste tenor is.
Onder de aanwezigen bevinden zich ook Marie en Lena
Lasterie, die zo graag de uitvoering, waarvan Abel ge
sproken heeft, willen bijwonen. Mevrouw Offbach heeft
niet het minste bezwaar gemaakt integendeel, zij vond
het leuk dat de zusters van haar hospitant bij haar een
nachtje kwamen logeren.
Na afloop van het concert, om negen uur reeds de
uitvoering is om zeven uur begonnen is er in „Reho-
both" een gezellig samenzijn van de leden der zangver
eniging. Kosterus, de voorzitter, heeft de leiding en die
zorgt er wel voor, dat de stemming niet in strijd is met
het Kerstfeest.
Na afloop brengt het bekende clubje Kea Steendam
naar huis. Alleen is het gezelschap vermeerderd met de
beide meisjes Lasterie. Lena en Kea hebben dik vriend
schap gesloten. Wonderlijk, zoals die twee zich tot el
kaar aangetrokken voelen. Reeds in de zaal hebben ze
elkaar honderd uit verteld en onderweg gebeurt het weer.
Zo ongemerkt weet Kea het een en ander van de fa
milie Lasterie gewaar te worden. Zij heeft belangstelling
en vriendschap opgevat voor Abel, maar zij weet heel
weinig van hem. Bepaald intiem zijn ze niet met elkaar,
Alléén met hun beiden zijn ze nooit geweest. En toch
soms komt het haarvoor, dat Lasterie zulk een gelegen
heid zoekt. En zij Ze zal die niet ontwijken
Zovèr is het al met Kea. Dus is het niet verwonderlijk,
dat zij van Lasterie en de zijnen het een en ander wil
gewaar worden. Nu, dan is bij bij Lena aan het goede
adres, want die is een echte flapuit en vertelt haar alles,
wat zij weten wil.
Het komt niet eens in Lena op, dat Kea haar eigenlijk
aan het uithoren is.
Als Lena haar' vertelt, dat zij in Groningerland ook fa
milie heeft, die op een boerderij woont, en dat zij dol is,
om eens op een hofstede te zijn, zegt Kea Kom bij
ons ook eens kijken, als het straks voorjaar is. Vader en
moeder vinden het best. Je kunt wel een nachtje logeren
ook.
Abel, hoor eens even Kea nodigt me uit, een dagje
en een nachtje op de boerderij te komen, als het voorjaar
wordt.
Dat moet je niet afslaan, zeg. Moet je vast doen,
merkt Abel haastig en gretig op.
Nu, we spreken het dan wel nader af. Ik zal schrij
ven of er met je broer over praten, zegt Kea.
Wat is Kea een leuke meid, meent Lena, als zij met
Marie en Abel alleen is overgebleven, in het dorp terug,
en de woning van mevrouw Offenbach opzoeken.
Ja, er zijn er wel minder, lacht Abel, die zich on
verschillig toont. Jullie beiden kunnen het in enen best
vinden met elkaar, is 't niet Wel een wonder, want voor
vreemden is zij anders niet zo toegankelijk.
Is het een grote boerderij
Je kent de boerderij van oom Huizinga Die is vijf
tig ha. En „Westhove" is honderd en vijftig. Dus nu kun
je wel een vergelijking maken.
Alsjebliet, dat is niet mis, zeg.
Het wordt laat die avond. Mevrouw Offenbach, die
ook naar de uitvoering is geweest en daarna een bezoek
bij een kennis heeft gebracht, laat haar logees niet één,
twee, drie naar bed gaan. De volgende dag is al aange
broken, als ze eindelijk verlof krijgen, om op te breken.
(Wordt vervolgd)