eeuwóe 3£erkbode Ontmoeting in gemeenschap LITURGISCHE MINIATUREN HET GEZANG VAN DE ZONDAG 20e JAARGANG No. 8 27 AUGUSTUS 1965 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen „ik worstel Cr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg en ontkom" Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 12 Laat ik als ik hier een artikel ga schrijven als weergave van de reactie op hetgeen ik publiceerde onder de ti tel Waarom (des zondags) naar de kerk allereerst mijn dank mogen be tuigen aan hen, die me hebben geschre ven. Het doet een schrijver altijd goed als deze merkt gelezen te worden. En dit te meer als de reacties zo vriendelijk uitvallen als hier het geval was. Aller lei omstandigheden, o.a. de vacantie, veroorzaakten dat ik wat aan de late kant ben met mijn overzicht. De ontvangen brieven hebben me vreugde gegeven en deugd gedaan om dat er zoveel positiefs in gezegd werd ter aanbeveling van een geregelde zon dagse kerkgang, 't Was alles waarde ring voor de kerkgang wat de klok sloeg en er uit de bus kwam, behalve dan een schrijven uit Rotterdam. Intus sen moet ik wel zeggen dat er niet één brief bij me inkwam van een z.g. .on zer", een met opzet slechts éénmaal kerkend gemeentelid. Waarschijnlijk lezen deze geen kerkbode. Zij zijn wel licht van het type dat ik dezer dagen op Schouwen tegenkwam die in de va cantie niet naar de kerk, maar naar het strand gingen. Ze deden dit met de mededeling aan de gastheer dat ze wel gereformeerd waren, doch ziet u, mo dern gereformeerd. Daar waren ze Rot terdammers voor Ze vergaten blijkbaar dat ze hiermede andere Rotterdammers onrecht deden. Van zulke „steunpila ren" verwacht men geen reactie. Maar nu eerst de brief van boven bedoelde Rotterdammer, die wel rea geerde. Deze brief wijkt nogal van het gewone patroon af en is vooral critisch van inhoud. Wel vriendelijk namelijk met vriendelijke groeten en beste wen sen voor de ouderlingen met alle zelf gemaakte of niet zelfgemaakte proble men. De brief vertolkt, dacht ik op mijn beurt, wat bij sommige kerkleden als zelfgemaakte of niet zelfgemaakte pro blemen leeft. De broeder-schrijver lucht echt zijn hart eens als hij zegtwaarom zou ik eigenlijk niet gaan Naar de kerk dus. Het gebeurt mij maar o zo dikwijls dat ik op zaterdagavond heel geen zin heb om zondags een kerk binnen te stappen. En als ik nu bij u lees dat het voor ouderlingen al een probleem is begrijp ik er niets meer van. Begrijpen die ouderlingen dan niet meer dat ik, en ik zal niet eens de enige zijn, het in de kerk zo'n dooie boel vind Al het oude gaat altijd op dezelfde manier tot ein delijk het Amen-land bereikt is. De pre ken zijn soms net een zondagsschool verhaaltje, waar maar heel weinig enthousiasme in zit. En als we dan vijf kwartier hebben volgemaakt gaan we weer naar huis koffie drinken en lekker roddelen met de zondagse visite en zijn we de preek al lang weer vergeten. De brief gaat zo nog wat door prijst het enthousiasme van het Feyenoordstadi- on, de deskundigheid van de televisie mensen, roemt het lied „Geen woorden, maar daden" en wekt dominees en ker keraden op om eens iets van de dien sten te maken. De mensen krijgen het thuis ook aangeboden en veel beter. En toch, zo besluit deze broeder, ben ik vanmorgen naar de kerk geweest. Van avond pas ik op mijn zoon. Waarom Omdat de bruidegom die van de hemel af kwam om ons als bruid te werven met woorden en daden bewijst nog met ons te doen te willen hebben. Daarom ben ik vanmorgen geweest en ga ik volgende week weer. Heb ik eigenlijk het recht nog wel om weg te blijven Ik denk zo, dat deze briefschrijver wel een voorbeeldig christen zal zijn een die het thema van het door hem aan bevolen lied al lang te voren gekend heeft uit de brief van Jacobus om niet alleen hoorders, maar daders des Woords te zijn. Daarom lijkt hét wat vreemd dat men bij hem thuis zou rod delen. Hij zal daar immers dadelijk een stokje voor steken door op de mooie tekst van vanmorgen te wijzen en zijn gedachten daar eens over te zeggen. Te vragen wat denken jullie er zelf van al heeft de dominé er voor de zoveelste keer er weer niets van gemaakt. En wat was dat toch een mooi vers of lied dat we zongen Ik zal met vreugd in 't huis des Heren gaan om daar Zijn grote naam te loven. En dan die voorbede voor de zieken en voor allerlei andere dingen van Gods Rijk. Ten slotte gingen we nog huiswaarts als gezegenden des Heren. Wedden dat die koffiedrinkende ka kelende kipachtige kerkmensen dan be ter blijken te zijn dan de schrijver meent Een dooie boel Welnee, dat hangt maar van jezelf af en van het feit hoe je kerkwaarts ging. Of je dit deed met of zonder de Heilige Geest. Natuurlijk zijn er wonderlijke kerk gangers zoals dat meisje, kringpresi dente in een grote stad die me eens verklaarde aan de brieven van Paulus „nou net niks an te vinden". Of, zoals dat echtpaar hetwelk na een preek over de bede van Mozes „Och, dat al Gods volk profeten wa ren, dat de Here Zijn Geest aan hen gave" niet beter wist te zeggen dan dat die Oud-Testamentische verhalen hen niet interesseerden. Ja, dan is al bij voorbaat de zegen weg zou ik zeggen. Maar ik moet het hierbij laten en neem dus afscheid tot de volgende keer. Brouwershaven B. WENTSEL. We zijn over het algemeen in de laat ste jaren niet verwend met voor ieder een leesbare publicaties op het terrein van de liturgie. Van Hervormde zijde verschenen en kele werken. De Liturgiek van Prof. v. d. Leeuw wordt nog steeds bestu deerd, maar is voor de gemiddelde lezer wat moeilijk. Dit laatste geldt ook, in nog sterkere mate, dunkt me, voor het jaarboek voor de eredienst, dat zo nu en dan verschijnt. En ook voor de wer ken van Ds. Barnard. Van betekenis en heel goed leesbaar is: Liturgische oriën tatie van Prof. Jonker. In onze kerken is een Werkgroep voor de liturgie bezig, en deze heeft in 1961 een nummer van Bezinning ge vuld, waarin een voorlopig resultaat van veel studeren is neergelegd. Ook nu gaat deze bezinning nog verder. Voor belangstellenden en „donateurs" is stu diemateriaal verkrijgbaar. We hebben niet de indruk dat het belang van de liturgie ons „kerkvolk" nu al sterk beroert. Nog maar al te veel denkt men, dat liturgie uiteindelijk toch maar wat franje is rond de preek. Daarom is elk geschrift, dat tot voortgaande bezinning stimuleert, van harte welkom. Welnu, dezer dagen verscheen van de hand van de Hervormde Ds. Karres een zeer leesbaar en lezenswaardig werkje over de vormgeving van de ere dienst, onder de titelLiturgische mi niaturen. Het is niet wetenschappelijk van opzet, maar wel fris en levendig geschreven. Natuurlijk nogal eens toe- gepitst op een Hervormde situatie, maar toch met zeer veel aanrakingspunten ten aanzien van die in onze kerken. Zo hier en daar wil ik eens een greep in dit boekje doen in de hoop, dat het voor u aanleiding is om weer eens wat meer over liturgie te gaan lezen (b.v. ook dit geschrift). Hoe gaat het voor de dienst in een kerkgebouw Nou, daar hoeft men u als kerkganger niet veel over te vertel len. Maar „de vreemdeling in de poort"? Is er bij ons een duidelijke hartelijkheid om hem te ontvangen (in deze vacan- tietijd b.v.)? Ds. Karres schrijft: „Ook de geregelde kerkganger is maar zel den een gemeenschapsmens. Kijk maar naar de hoekplaatsen, die ook in een kerk, waar alle plaatsen vrij zijn, het eerst bezet zijn". Letten we op hen die geen kerkboek bezitten In sommige kerken in het buitenland krijgt ieder een „orde van dienst". Men geeft de vreemdeling een goede plaats. Helaas zijn er bij ons nog steeds kerkgebouwen met „vaste plaatsen". Wat kan een tra ditie harnekkig zijn „De taak van de kerkeraad begint daarom bij de deur. Hij lere de gemeente concreet, dat „de vreemdeling in de poort" niet zonder zin een plaats kreeg in het sabbatsge bod." Het gebed in de kerkeraadskamer. Niet iedere ouderling is op de hoogte van de bedoeling er van. Ds. Karres vertelt, dat het voorkomt dat aan de predikant wordt gevraagd Stelt u een gebed op prijs Ik geloof niet, dat deze vraag wel eens in onze kerken wordt gesteld. Het wordt als vanzelfsprekend beschouwd, dat er gebeden wordt voor de dienst. Maar ook in dit geval is het niet altijd een kort gebed om kracht voor de prediker en om een zegen voor de gemeente. Soms komt het mooie of slechte weer ter sprake, of de betekenis van het te vieren feest (b.v. Pasen), of de persoon van de predikant. Ds. Bus- kes vertelt dat het hem, toen hij nog jeugdig predikant was, eens overkwam, dat een ouderling bad „Heer, gij hebt ons vanmorgen een fonkske gezonden". Ds. Karres merkt op „Elke ouderling, die beseft, dat hij de laatste hand mag leggen aan de voorbereiding van een kerkdienst, zal het niet in de lengte, maar in de diepte wilden zoeken en in nerlijk weten, dat het uiteindelijk gaat om de éne bede dat het woord van deze mens Woord Gods mag zijn voor de gemeente. Laat het kerkeraadsgebed zó zijn, dat de prediker de gehele dienst door weet, dat de kerkeraad biddend achter hem staat". Wanneer begint een kerkdienst Ja, dat is een vraag, die nogal eens wordt gesteld. Bij het zingen, voor dat de pre dikant binnenkomt Nee, want dat noe men we immers meestal zingen vóór de dienst. Bij de handdruk van de dienstdoende ouderling dan Ook niet, want dit is een symbolisch gebaar sterkte namens kerkeraad en gemeente Bij het stille gebed Maar dit is een bede om kracht, een zich concentreren op de bijzondere ontmoeting tussen God en Zijn volk. Ik ben het eens met Ds. Karres „Het eigenlijke begin is het votumEn daarom is het fout om daarna nog eens te zeggen Vangen wij onze godsdienstoefening aan door samen te zingen". Dat gebeurt dus blijk baar wel eens. Wat de groet betreft (nietgroet zegen, zoals wel eens wordt gezegd de zegen komt aan het slot) stelt Ds. Karres de vraag: „Verstaat men wel steeds, dat deze groet een groet is tot de gemeente Geen zegenend gebaar heeft daarbij zin". (Sommige predikan ten zijn hier dus fout, als ze bij de groet beide armen over de gemeente uitbrei den.) „Gesloten ogen bij dienaar en gemeente suggereren, dat hier meer ge beurt, dan enkel apostolische begroe ting." U kunt dus bij de groet best uw ogen open houden. Wij sluiten die toch ook niet als we elkaar begroeten bij een ontmoeting Er is tegenwoordig nogal eens dis cussie over de schuldbelijdenis in de eredienst. Enige tijd geleden schreven we daar reeds over. Ook Ds. Karres geeft zijn visie „Voor een goed begrip van de functie der schuldbelijdenis is het nuttig te weten, dat de reformatie Zondag 29 augustus Gezang 9. De toon f die voorkomt in de eerste, tweede en laatste regel wordt vaak als fis gezongen. Door de harmonisatie is het mogelijk meer naar de f dan naar de fis te sturen. Men make geen rusten tussen de re gels. deze uit de beslotenheid van de biecht stoel naar de openbaarheid van de kerk dienst heeft gebracht". Heel de ge meente stelt zich in ootmoed voor Gods aangezicht. „Zo wordt de ban, die het werk van de Geest in de weg zou kun nen staan, uit de gemeente geweerd." En dit schuldbelijden zet zich, als het goed is, voort in het leven van elke dag! En de genadeverkondiging dan Ge schiedt in de preek, zeggen sommigen. Ds. Karres wijst er nog eens op dat de boodschap Aan allen, die berouw heb ben en Jezus Christus zoeken tot hun heil verkondig ik de vergeving der zon denwat de formulering betreft, aan Calvijn is ontleend. Er is vaak heilsonzekerheid. in de gemeente, aldus de schrijver. Daarom is dit met ambte lijke volmacht verkondigen van de ge nade zo van grote betekenis. Het is goed, dat dit nog weer eens duidelijk is gesteld. Over de wet maakt de schrijver ook juiste opmerkingen. „HetHere, er barm U over ons, past het best na de hoofdsom van de wet (al blijft het de vraag, of voor de gemeente de wet nog als tuchtmeester moet dienen); de deca loog komt het best tot zijn recht na de schuldvergeving, of zoals Kuyper zelfs wilde, pas na de prediking, als de brug naar het volle leven (waarbij wel moet worden bedacht, dat het bijbels vermaan niet uitsluitend in de decaloog wordt gegeven) Dit laatste is ook door onze Generale Synode onderkend, toen ze vrijheid gaf om zo nu en dan de 10 geboden eens af te wisselen met Nieuw-Testamen- tisch vermaan. Verder is opvallend, dat in onze tijd bepaalde gedachten van Kuyper in „Onze Eredienst" weer gehonoreerd worden. Wat is het jammer, dat men indertijd aan de ideeën van Kuyper op liturgisch gebied zo weinig aandacht heeft geschonken. Hij was toen zijn tijd blijkbaar vooruit. Aan het belang van een goede liturgie hechtte men niet zo veel betekenis. Het gebed om opening van het Woord komt daarna. „Hoofddoel van dit gebed is de bede, voor prediker èn gemeente, dat inderdaad het Woord voor hen mag open gaan, bij het licht van de Heilige Geest. Niemand ver- zware daarom dit gebed met reeksen voorbeden, die rCk de prediking hun le gitieme plaats mogen vinden, maar ieder concentrere zichop het komende gebeuren van de ontmoeting van de Heer met de Zijnen, in openheid en verwachting „Spreek, Heer, uw knecht hoort". Wat de Schriftlezing betreft, Ds. Karres pleit voor aandachtig meelezen. „Vooral omdat mede daardoor het be sef van mondigheid kan gaan leven en de gemeente kan gaan beseffen, dat de bediening van het Woord niet een zaak is van de prediker alleen." En „als re gel zou ik willen, dat men de aanwezige kanselbijbel gebruikt". Helaas is dat meestal een oude Statenvertaling, die als „ornament" is neergelegd, en als onderlegger dient voor preekboekje enz. Laat men bij nieuw- en verbouw van kerken ook eens denken aan een kan selbijbel in nieuwe vertaling Onder de mooie titel en typering Het drieluik van de Schrift verdedigt Ds. Karres meer dan één lezing, al vin den de kerkgangers het vaak wat ver moeiend om meer Schriftplaatsen op te zoeken. Maar, zegt hij, binnen de kerk dienst krijgt die meer-voudige lezing een diepe zin. Ze sluit immers aan op

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1