eeuwóe 3£erkbocle VARIA Gaven der genezing HET GEZANG VAN DE ZONDAG HANDOPLEGGING 20e JAARGANG No. 6 13 AUGUSTUS 1965 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie: Ds. W. H. Gispen, TerneuzenDs. B. Wentsel, Brouwershaven; Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adresLittoolj Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens Drs. A. Elshout, KoudekerkeDs. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen „ik worstel Dr. P» C. Kraan, Vlïsringen Ds. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg en ontkom" Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. AbonnementsptQS 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij OlthoS Spanjaardstraat 47 Middelburg, teL 24 38 Giro no. 4 22 80 Het is de gewoonte van velen om in de vacantietijd eens wat rond te kijken op verschillende plaatsen. En als je goed oplet kun je dan vaak nog bijzon dere dingen ontdekken. Zo maar eens ergens wat „grasduinen" kan erg pret tig en instructief zijn. Wij willen dat ditmaal ook eens doen. Maar dan niet in geografische zin. Wij kijken zo eens wat rond in de kerkelijke pers en ontdekken in bepaal de publicaties wel wat leerzaams. Van daar de titel Varia. Verschuivingen. Dit is een actueel woord in onze tijd. We horen, als het over onze kerken gaat, soms van koerswijziging, heroriën tatie, crisis e.d. Nu is er onlangs een boeiend boekje van Dr. C. Graafland verschenen over Verschuivingen in de Gereformeerde Bonds-prediking. Ook in de genoemde modaliteit van de Ne derlands Hervormde Kerk is één en an der aan de gang. Sommigen willen ach ter de Nadere Reformatie (en de „oude schrijvers") terug naar Calvijn. Ande ren zien argwanend naar deze pogin gen. Op bijzonder heldere wijze toont Dr. Graafland aan dat in zijn kring bij belse en Reformatorische vernieuwing nodig is. En we spitsen onze oren als we het volgende lezen „Wie slechts een wei nig op de hoogte is, weet, dat niet al leen in onze kring, maar in de hele Ge reformeerde Gezindte verschuivingen aan de gang zijn. Wij denken daarbij vooral aan de Gereformeerde Kerken, waar ze nog lang niet er aan toe zijn om een eindbalans op te maken van al les, wat veranderd is en nog verandert. Maar ook in de Christelijke Gerefor meerde Kerken en in de Gereformeerde gemeenten zit beweging. Zeer velen in deze kerken beseffen, dat, wil de Ge reformeerde theologie bestaansrecht hebben in deze tijd, zij zich gewonnen moet geven aan een hernieuwde bijbel se oriëntatie, en dat zij in principe be reid moet zijn om opvattingen en posi ties, die de bijbelse critiek niet kunnen doorstaan, op te geven" (pag. 13). Van harte mee eens. Goed, dat een Gereformeerde Bondspredikant dit zo met nadruk stelt, voor zijn kring en voor ons. Even later gaat hij verder „Wij hebben elkaar nodig en wij moe ten elkaar vasthouden. Maar dat is al leen mogelijk, wanneer wij elkaar ruim te geven. Deze ruimte is er in de Gere formeerde traditie altijd geweest, dank zij haar brede opzet en allureHet zou ongereformeerd zijn om slechts één lijn te verabsoluteren. De Gereformeer de Kerk of een Gereformeerde stroming zou daarmee ontaarden tot een secte" (pag. 13, 14). Eerlijk is ook als hij later schrijft „Het getuigt dan ook niet van zelfken nis, wanneer wij naar de buitenkant te genover de nieuwere ontwikkeling al leen maar negatief reageren, terwijl wij aan de binnenkant van ons geestelijk bestaan mee consumeren. Laten wij ook eens ronduit erkennen, dat wij met de nieuwere theologie onze winst gedaan hebben en doen. Daarvoor behoeven wij ons niet te schamen omdat het open staan voor het eigentijdse leven op zich zelf nog goed gereformeerd genoemd kan worden" (pag. 44). Zouden deze gedachten sommigen in onze kring niet iets te zeggen hebben Welk antwoord Enige weken geleden schreven wij over de brochure van Dr. Arntzen. We kregen daarop verschillende reacties. Sommige positief laten we a.u.b. toch niet weer een brochureschrijverij krijgen zoals voor en tijdens de kerkscheuring. Anderen negatiefbekering is nodig (zoals van de mensen te Ninevé, schreef iemand maar die was niet duurzaam!). Ook Dr. F. L. Bos, die 'niemand zal beschouwen als een „nieuwlichter" in onze kerken gaf nu zijn visie „Dat is juist de grote winst van vandaag, dat grote gereformeerde theologen in har telijke gemeenschap met de belijdenis der vaderen en in zeer nauwe aanslui ting bij de Heilige Schrift de eeuwige heilswaarheid nieuw weten te zeggen voor mensep van deze tijd". „Niemand dwingt Dr. Arntzen zijn traditionele stellingen te verlaten. Maar voordat hij zijn broeders beschuldigde met hun visies de kerken aan de rand van de afgrond te brengen, had hij eerst wel eens beter mogen luisteren en mogen trachten hen te begrijpen. Ook had hij dan wel mogen proberen duide lijk te maken, hoe hij zélf klaar komt met de vragen die in deze tijd op ons allen afkomen" (Kerkbode Vlaardin- gen). Inderdaad. Welk antwoord dan wel Stoorzender Enige tijd geleden kwam een nummer van het I.C.C.C. blad „Getrouw" uit. Ik ben niet I.C.C.C.-achtig onze vroe gere hoofdredacteur Ds. Van Hattem, eerst voorstander van deze organisatie, heeft in ons blad indertijd duidelijk het negatieve en exclusieve van deze orga nisatie aangetoond. Onze Synode voelt dan ook niets voor aansluiting. Wat gebeurde nu Prof. H. N. Rid derbos typeerde de situatie met „stoor zender". Gereformeerde scribenten heb ben „voor de oren van alle I.C.C.C. kerken in heel de wereld hun nood ge klaagd over het verval en de crisis, die er bij ons te vinden zou zijn". „Aldus wordt de I.C.C.C. een instru ment om in de Gereformeerde Kerken in Nederland te penetreren en in de gang van zaken daar in te grijpen." Vreemde manieren, vindt Prof. Rid derbos. „Getrouw" is immers een blad van een organisatie, waarbij onze ker ken zoals gezegd, niet zijn aangesloten. Vreemd van Gereformeerde ambtsdra gers om hun klachten en kreten bij de klaagmuur van de I.C.C.C. uit te kla gen. „Zijn er dan geen rechters in Is raël, geen kerkelijke vergaderingen waar ze terecht kunnen vraagt Prof. Ridderbos vermanend. Hij citeert ook uit een artikel van Ds. R. de Vries, die uitvoerig zijn critiek op deze gang van zaken uit (Leidse Kerkbode): „Onze verontruste broeders hebben zich lelijk in de boot laten ne men. Het grove geschut, waarvan de I.C.C.C. gewoon is zich te bedienen, Wanneer we spreken over de gene zing en het gebed daarom, moeten we ook aandacht besteden aan de hand oplegging. Dikwijls wordt aan de Kerk het ver wijt gemaakt, dat zij zich niet houdt aan wat haar in oude tijden werd opgedra gen, n.l. om de zieken de handen op te leggen. De opvatting, dat deze opdracht aan de Kerk gegeven is, wordt o.a. gegrond op Marcus 16 18 op zieken zullen zij de handen leggen en zij zul len genezen worden". We zullen later nog moeten ingaan op de betekenis van de teksten, waarin over handoplegging wordt gesproken. Het is echter nodig, dat we eerst iets zeggen over dit gebaar op zichzelf. Er moet bijzonder veel nadruk op gelegd worden, dat de handoplegging een symbolisch, en allerminst een ma gisch gebaar is. Bij welke gelegenheid de handoplegging dan ook wordt toe gepast, nóóit mag de indruk gegeven worden, dat daardoor bijvoorbeeld kracht zou overvloeien van de één naar de ander. De handoplegging is uitslui tend een symbolisch gebaar, waarin ge symboliseerd wordt hoe iets van de één op de ander overgaat. Dat „iets" kan de schuld zijn, zoals op de Grote Verzoendag de hogepries- wordt nu mee namens hen afgeschoten op hun broeders in de Gereformeerde Kerken". Vooral Ds. C. W. Keur en Ds. J. Schelhaas gingen z.i. te ver. Ds. Keur gaf een „rommelige etalage" van alles en nog wat. „Wanneer er zo gediscussiëerd moet worden, is elke discussie van te voren waardeloos ge worden." „Heel de toon van deze po lemiek laat een nare smaak na Verwijdering is gauw genoeg gescha pen. Maar wie haalt weer naar elkaar toe Prof. Ridderbos wil ook graag allerlei vragen verder doorspreken. „Maar dan is het wel te hopen, dat wij daarbij niet gehinderd worden door van buitenaf opgestelde stoorzender, die de interne communicatie doorbreken op de wijze, zoals dit thans in „Getrouw" ge schiedt." „Als iemand de bedoeling had de zaken flink troebel, te maken, dan zou hij het inderdaad het best op deze wijze kunnen doen Ontwikkelingshulp. In het blad „Sermo" (contactorgaan voor het studentenwerk uitgaande van de Gereformeerde studentenpredikan ten) schrijft Ds. Besselaar (juni '65) over de ontwikkelingshulp. „En dan denk ik, nee niet in de eerste plaats aan de V.N. of de V.S., maar aan de Classis Goes van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Een wónder van een classis. Ze hebben zich daar afge vraagd, of het feit, dat twee derde van de wereldbevolking honger lijdt, niet een stempel moet zetten op de levens stijl binnen onze kerkenDe classis vraagt, later gesteund door Particuliere Synode van Zeeland, aan de Generale Synode om deputaten te benoemen om het vraagstuk te bestuderen en de ker ken voor te lichten." Ik geef dit citaat door, opdat wij deze zaak nu zelf niet weer vergeten. „De Classis Goes had een belangrijk punt op de agenda. En de Generale Sy node heeft het nu ook, met alle respect voor het rapport „intercommunie" en „de vrouw in het ambt"." Aldus Ds. Besselaar. We wachten met een zekere span ning af wat onze Synode zal besluiten. Het onderwerp zal daar zeker niet on der een hoofdstuk „Varia" worden af gedaan. Daar is het te gewichtig voor. Een goed moment om mijn Varia voor deze maal te besluiten W. KATS. ter zijn handen op de kop van de bok legde, om daarmee aan te duiden, dat de schuld werd overgedragen, waarna het dier de woestijn werd ingezonden. Ook werd de handoplegging gebruikt als een teken van de zegen. Hierbij kunnen we bijv. denken aan de zege ning van Jacobs zonen door hun vader. Waar we ook in de Bijbel de hand oplegging tegenkomen, altijd is die een symbool. Zelfs wanneer Jezus iemand de han den oplegt, mogen we dat niet beschou wen als een handeling, waardoor Zijn kracht naar de ander stroomt. Alle ma gie was Jezus vreemd. De Here Jezus heeft trouwens lang niet altijd zieken de handen opgelegd. Bij de genezing van de maanzieke jon gen lezen we, dat Jezus hem bij de hand grijpt (Matth. 8:14 e.v. Marcus 9:14 e.v.), en als Hij de man, die doof en stom was, gaat genezen, legt Hij Zijn vingers in diens oren en op zijn tong (Matth. 9 27 e.v. Marcus 7 32 e.v.) Is het nu noodzakelijk en vereist, om het gebed om genezing gepaard te doen gaan van een handoplegging Een'uitdrukkelijk bevel daartoe is in de Bijbel niet te vinden. De zo juist genoemde tekst, Marcus 16 18 is géén Zondag 15 augustusGezang 48. Een enkele maal hoort men aan het eind van elke regel rusten, wat niet is zoals het behoort. Ook dient men er met de adem op te rekenen de slotnoot van de voorlaatste en laatste regel vijf tellen te kunnen aanhouden. bevel voor altijd, maar veeleer een ver melding wat er in de toekomst in som mige gevallen zal gebeuren. We moeten in één van de volgende artikelen nog Jacobus 5:14 behande len. Maar nü reeds wil ik er op wijzen, dat ook in dit Schriftgedeelte, waarop men zich zo dikwijls beroept, de hand oplegging niet geëist wordtdaarin zelfs in 't geheel niet wordt genoemd. Anderzijds kunnen we niet zeggen, dat de handopleiding verboden is. Wel iswaar vindt die in de protestantse ker ken practisch alléén plaats, wanneer een predikant voor de eerste maal in het ambt bevestigd wordt (sommige predikanten hebben de gewoonte om bij een huwelijksbevestiging het bruids paar de handen op te leggen), maar juist daardoor is het duidelijk, dat dit gebaar niet als verboden wordt be schouwd. Eigenlijk vindt in onze Kerken vaker de handoplegging plaats dan velen ver moeden. Wanneer aan het einde van de dienst de zegen wordt uitgesproken, en de voorganger daarbij met zijn handen het zegenend gebaar maakt, is dat eigenlijk een massale handoplegging. Men zou de aanwezigen één voor één de handen kunnen opleggen, maar om dat dat natuurlijk onmogelijk is, komt daarvoor het gebaar van de zegenend opgeheven handen in de plaats. Als men vraagt, waarom de Kerk in sommige gevallen de handoplegging heeft gehandhaafd, terwijl juist de zie ken daarvan verstoken blijven, moet gewezen worden op het gevaar van een magische interpretatie, dat in ziektege vallen veel groter is dan bij andere ker kelijke handelingen. Overigens zal men ook daarbij voor verkeerde voorstellin gen op z'n hoede moeten zijn. Er wordt nogal eens gevraagd, of een predikant of ouderling, op verzoek, een zieke de handen mag opleggen. Ook kan men de vraag horen, of een ambtsdrager dit in alle gevallen tot een gewoonte mag maken. Ik geloof niet, dat men hier van een verbod kan spreken. Evenmin zou ik willen beweren, dat iemand, die, om welke reden dan ook, zo handelt, vreemd doet. Maar wél geloof ik, dat uiterst grote voorzichtigheid vereist is. Bepaalde mensen zullen een ziekenbezoek mét handoplegging beter vinden dan één zonder een ambtsdrager, die de han den oplegt, zal dan als (Schrift)getrou wer worden beschouwd dan iemand, die deze gewoonte niet heeft. En deze richting moeten we nooit uit. De hand oplegging wordt nergens voorgeschre ven en daarom is 't, op zichzelf geno men, niet van betekenis voor het karak ter van het ziekenbezoek, of voor de ernst van de ambtsdrager, of die plaats vindt of niet. Wannéér men zoiets gaat doen, zal 't voor beide partijen duidelijk moeten zijn, wat het karakter van de handeling is. Om alle misverstand te voorkomen zal men daarover ook uitvoerig moeten spreken. Ik zou dit gebaar willen interpreteren als een symbolisch gebaar, waarin de verbondenheid aan elkaar wordt gesym boliseerd. De ambtsdrager en wie het bezoek ontvangt, willen samen voor Gods troon komen, samen hun schuld belijden voor de Allehoogste, samen ook hun vertrouwen in Gods macht en leiding uitspreken. (vervolg op pag. 2) (8)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1