eeuwóe
3£erkbode
Vrouwen aan het Zendingsfront
„LEKEN" in opmars
HET GEZANG VAN DE ZONDAG
20e JAARGANG No. 1
2 JULI 1965
„Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
RedactieDs. W. H. Gispen, TerneuzenDs. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg; Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens;
Drs. A. Elshout, KoudekerkeDs. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg
Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Neen, dit is geen vergissing, zoals u
misschien denkt, want ik bedoel nu
niet het vrouwenzendingsthuisfront,
maar 'vrouwen in zendingsdienst er
gens aan het front. Ik wil u ook zeggen
hoe ik er toe kom hier iets over te
schrijven. U kent vanzelf, of u zult het
gaan kennen door aanschaffing liefst,
het boekje „de gereformeerde zending
in 1964".
Iemand schreef daarvan dat het zich
laat lezen als een roman. Inderdaad is
dit het geval. Misschien mag ik het
nog anders zeggen namelijk zo dat men
er door komt in de sfeer van de Han
delingen der Apostelen. Nu ben ik,
wellicht wat naief, eerst eens de plaat
jes die er in staan gaan bekijken, en
dit zijn er verschillende die de moeite
van bekijken waard zijn. Onder deze
werd ik getroffen door een drietal die
ons vrouwen te zien geven. Op blad
zijde 33 ziet men dokter Paula Elshove
bij één van haar vroegere patientjes in
het sanatorium te Pakem.
Op bladzijde 54 twee Sumbase vrou
wen en op bladzijde 69 vier Toradja-
vrouwen op Celebes. Deze plaatjes en
hetgeen op bladzijde 137 te lezen staat
over het vrouwenzendingsthuisfront
gaf me de gedachte in eens na te gaan
wat er al zo in het boekje over de
vrouwen aan het front voorkwam en
d.i. zo bleek me al dadelijk, heel wat.
Vandaar dit artikel.
Ik begin maar met bladzijde 137 waar
we lezen: Uit vele landen komen de
brieven binnen en iedere brief is een
nieuw of hernieuwd contact van vrouw
tot vrouw, hier en op de zendings-
velden.
Een evangeliste uit Indonesië schrijft:
„...nu is het wel duidelijk, dat wij graag
contact wilen hebben met anderen, die
ons in hun voorbede willen dragen en
die graag begrip hebben voor onze
moeilijkheden.
En een collega: „...indien het kan, zou
ik heel graag een flanelbord hebben
voor het werk op de zondagsscholen..."
Een jonge evangeliste van Bali schrijft:
„...genoeg over mezelf. Tenslotte ver
zoek ik u mij in uw voorbede te geden
ken. Januari 1965 wordt er weer een
conferentie gehouden voor oudleerlin
gen van de S.P.W.K. (opleidings
school voor vrouwelijke evangelisten).
Eén van de redenen waarom ik niet
gaan kan, zijn de kosten..." Op blad
zijde 34 wordt het werk van het vr.z.-
thuisf. vermeld: „en dan niet te ver
geten de waardevolle -steun, die het
vr.z.th.f. in de vorm van kleding en
allerlei verband materiaal e.d. gaf".
Dit zijn zo enkele verspreide opmer
kingen over bovengenoemd thuisfront,
maar nu het front zelf. Hiervan leest
men op bladzijde 19: „Bewonderens
waardig is de onverflauwde ijver, die
vele vrouwen aan de dag leggen. In
meer dan één deputaatschap van classis
en synode spreken en handelen zij mee.
Als de kerkvisitatie plaatsvindt, gaan
ook hier en daar twee zusters mee, die
zelfstandig rapport uitbrengen over
hun bezoeken aan de gemeenten om de
vrouwen te activeren voor de evange
lieverkondiging naar buiten."
Men is hier in de historische lijn, want
bladzijde 49 vertelt ons? „Het waren
vrouwen, die het eerst het Evangelie
doorgaven op Midden-Java. In Banju-
mas en Purworedjo hebben zij zich veel
moeite gegeven om anderen binnen te
leiden in de lichtkring van het Evan
gelie... In de geschiedenis van Kerk en
zending in Indonesië nemen vrouwen
een grote plaats in... En wie zal zeg
gen, wat het stil getuigenis van deze
eenvoudig vrouwen betekent voor de
spontane uitbreiding van het Evan
gelie?"
Een plaatje maakt ons bekend met vier
docenten van de evangelistenschool
„Panti Wara" in Magelang. Hier wor
den meisjes opgeleid die in de fabrie
ken werken gaan, zodat het Evangelie
wordt gekonfronteerd met de industrie.
U moet deze bladzijde zelf lezen om
iets te begrijpen van hetgeen deze
meisjes in geloofsvertrouwen op den
Heer beginnen.
Het mooie werk van de naaikransen,
bleef geregeld voortgaan.
Dergelijk werk .geschiedt niet alleen
in Indonesië, maar o.a. ook in Rwanda,
ofschoon dit Indonesië niet is. Hier ge
schiedt het wat bescheidener, maar het
gebeurt. De vrouwengroep, de meisjes
club, de zondagsschool, de polikliniek
en misschien nog zo'n paar instituten
hebben zeker ieder hun kerstfeest al
zijn deze niet van die omvang als in
Indonesië.
Voor Rwanda dient vermeld bladzijde
95: Intussen 'is de vroedvrouw Joke
Klein naar Rwanda vertrokken om haar
diensten als vroedvrouw te verlenen
aan de vrouwelijke bevolking van
Rwanda.
Zij schrijft o.a.: De overgang van de
welvaartsstaat met zijn uitnemende me
dische outilage naar het ontwikkelings
gebied Rwanda was wel heel erg groot.
Ik kijk mijn ogen uit. Het is allemaal
zo totaal anders dan je gewoon bent
geweest. Het tempo van werken, de
steriliteit, het hospitaal: je wordt er ge
woon stil van... En verder: onvoorstel
baar groot is de onwetendheid van de
mensen..."
Wat Blora betreft, een terrein waar de
Zuiderzending bij is betrokken, leest u
een verslag van zr van Vliet, die vele
brieven schrijft.
Zij. constateert, dat de R.K.-missie in
staat is scholen te bouwen en dan voor
al voor voortgezet onderwijs, daar
waar alleen maar een christelijke lagere
school is. Het gevolg is, dat vele leer
lingen uit de kring van onze Kerken
terecht komen bij het r.k. onderwijs.
Dan pleit zij vooral voor Indonesië:
„Naast alle nieuwe z.-terreinen, die u
hebt, laat toch Indonesia niet los". Nu,
dit gebeurt heus niet; mejuffrouw drs
Miedema ging weer colleges geven in
Salatiga. Zr Brouwer is in Wai Kabu-
bak werkzaam. Zij en dr Onvlee wer
den na enige jaren van afwezigheid
hartelijk verwelkomd bij hun komst op
Sumba.
Laat ik ten slotte vermelden dat ook
bij de arbeid onder Iisraël enkele vrou
wen zijn betrokken, maar dat moet u
nu echt zelf maar eens lezen in het
boekje waar ik mijn gegevens aan ont
leende.
Ik deed dit niet om de lezing uwerzijds
overbodig te maken, doch ik nam die
moeite om tot lezing aan te sporen.
Naar ik hoop vinden onze lezers een
dergelijk artikel in onze kerkbode ook
wel eens aardig.
Brouwershaven
B. Wentsel
Het woord „leek" klinkt ons erg
Rooms-Katholiek in de oren. We ken
nen immers de oude tegenstelling
clerus-leken. De clerus is dan de gees
telijkheid, die de kerk bestuurt, en die
in zekere zin over het heil „beschikt".
De leken zijn de gewone gelovigen,
soms wel enigszins met de bijbetekenis:
„de schare, die de wet niet kent"
Het woord leek heeft dus een denigre
rende klank gekregen. Toch zat deze,
wat de oorspronkelijke betekenis van
het woord betreft, er niet in. Immers
het komt van laïks: tot het volk
laos), behorend, en in christelijke zin
wordt het dus: lid van het volk Gods l
Maar dat is een erenaam We zouden
deze allen met vreugde moeten willen
dragen.
Maarzoals het vaker gaat, de be
titeling leek kreeg in de loop der jaren
een andere gevoelswaarde. Er kwam
de gedachte bij, dat deze leek zich wel
stil zou houden, hij kwam op non-actief
te staan. Zoals iemand het eens juist
typeerde: Het actieve dienst- en zen
dingsvolk werd kudde-achtig kerkvolk,
dat de leiding van de geestelijkheid
maar had te accepteren.
De Reformatie stond op een geheel an
der standpunt. Principieël werd de
muur tussen leken en geestelijken af
gebroken, al was de praktijk nog wel
eens zo, dat de oude gedachtengang
werd gevolgd. Het kerkvolk kon de-
theologen niet altijd bijhouden, zodat
iets van de lekengedachte bleef voort
bestaan.
In onze tijd is er een kentering op te
merken en daarvoor wilde ik ditmaal
eens uw aandacht vragen. We hebben
de laatste weken nogal eens over het
ambt geschreven, en men zou de indruk
kunnen krijgen, dat daarmee alles staat
of valt.
Mijn correspondent, die ik in een vorig
artikel citeerde, wees er ook op, dat
men zonder ambtsdrager te zijn .man
nen en vrouwen) ook mooi werk kan
doen.
Daar ben ik het van harte mee eens. En.
dit is een gedachte die tegenwoordig
ook meer accent krijgt. Men heeft zelfs
al gesproken van „de kernontdekking
van de leek"
Zo spreekt men in de Rooms-Katho-
lieke, kerk al geruime tijd over het
„lekenapostolaat". Men heeft gezien
dat niet alleen de geestelijken een taak
hebben in de kerk, wat betreft de op
bouw ervan en de werfkracht naar
buiten. Ook anderen kunnen soms op
bijzondere wijze een roeping in kerk
en wereld vervullen. Op het laatste
concilie te Rome waren dan nu ook
leken toegelaten, mannen èn vrouwen.
Zoiets zou jaren geleden ondenkbaar
zijn geweest.
Trouwens, één dezer dagen konden we
het bericht lezen, dat de Rooms-Katho-
lieke orde van de paters Augustijnen
binnenkort beginnen met als volwaar
dig lid van de orde ook aan te nemen
jongemannen, die geen priester zijn.
Het aantal „roepingen" tot priester in
de R.-katholieke kerk loopt terug. Nu
kunnen op dit punt leken eveneens
naar voren komen. „Leken in opmars".
Ook buiten de Rooms-katholieke kerk
komt men hetzelfde verschijnsel tegen.
In kringen van de Wereldraad was
men vanaf de oprichting overtuigd, dat
het gewone kerklid een belangrijke rol
moet spelen. Van Amsterdam loopt
via Evanston een lijn naar New-Delhi,
steeds meer honoreert men het op
treden en meedenken van de „leken".
In het mei-nummer van Wending staat
een verslag van de Britse Conferentie
over Geloof en Kerkorde, in 1964 te
Nottingham gehouden. Daarin komen
we ook al weer tegen: „Aan het begin
van de conferentie had een aantal
mensen kritiek uitgesproken op het feit,
dat niet voldoende top-theologen wa
ren gekomen. Wel, er was een groot
aantal leken te Nottingham aanwezig,
en het schijnt wel, dat de Heilige Geest
van oordeel was dat het tijd was ook
door hen te spreken." Leken in op
mars
Het is dus wellicht juist, dat men van
de her-ontdekking van de leek sprak.
Natuurlijk is het waar, dat dit voor
Reformatorische Christenen een van
zelfsprekende zaak moet zijn. En er is
onder ons ook nog al eens gesproken
'over het „ambt der gelovigen". Geluk
kig maar Vanuit die visie op het al
gemene ambt zijn ook allerlei activi
teiten voortgekomen, waarvoor we
zeer dankbaar zijn. Voo>ral in onze Ge
reformeerde kring is op het ambt der
gelovigen vaak de nadruk gelegd. Zon-
door
J. C. Hanegraaff
De opzet van het „Gezang van de
zondag" is geweest te voorkomen, dat
sommige gezangen vanwege de onbe
kendheid van de melodie nimmer aan
de orde zouden komen, en ook om de
moeilijkheden, ontstaan door wijzigin
gen in van ouds vertrouwde melodieën,
te helpen overwinnen. Aanbevolen
werd om vooral gebruik te maken van
bestaande kerk- en andere koren en
zo nodig speciaal voor dit doel zang
groepen in het leven te roepen. Uiter
aard zal het in de zomermaanden niet
eenvoudig zijn deze groepen aan de
diensten te doen meewerken vanwege
de vakanties. Derhalve zal er voor de
zondagen in juli, augustus en septem
ber telkens een gezang worden voor
gesteld, dat algemeen bekend is en
waarvan de melodie geen enkele wij
ziging onderging. Het zal wel blijken,
dat er omtrent de uitvoeringswijze van
deze gezangen toch wel iets op te
merken valt. De hulp van zanggroepen
kan echter gemist worden; men kan
volstaan met een goede leiding vanaf
de orgelbank en enige toegewijde aan
dacht van de gemeente.
Zondag 4 juli: gezang 97
In de eerste en tweede regel zien wij
telkens tot driemaal toe een ritme dat
bestaat uit een kwartnoot met punt,
een achtste noot en een kwartnoot. Ten
onrechte heeft men over het algemeen
de neiging dit gepunteerde ritme slechts
tweemaal te zingen en dan de derde
maal drie noten van een tel te zingen.
Deze verkeerde gewoonte wordt in de
handgewerkt doordat er telkens deze
derde maal twee noten op één letter
greep moeten worden gezongen. Men
wenne zich echter aan deze uitvoering:
Wilt heden nu treden voor go-hod,
den Here,
Hem bovenal loven van ha-harte zeer,
waarbij de vetgedrukte lettergrepen
kort zijn.
der het bijzondere ambt te degraderen
is er een belangrijke plaats voor het
gewone gemeentelid ingeruimd.
Toch kunnen we niet zeggen, dat we
er helemaal mee klaar gekomen zijn.
We hebben het naar buiten zeker niet
voldoende duidelijk gemaakt. Want
het is toch wel typerend, dat de be
kende Dr. H. Kraemer zijn boek over
de plaats en roeping van het gewone
gemeentelid de titel meegaf: Het ver
geten ambt in de kerk In dit werk
probeert hij een theologische fundering
te geven, en wie zich enige moeite wil
getroosten en dit boek lezen, zal er
zeker door verrijkt worden. En dat
niet alleen: hij zal zien dat de verant
woordelijkheid sterk wordt beklem
toond van ieder kerklid. „In beginsel
moet men nooit een beroep doen op het
gemeentelid, of hij zo Vriendelijk en
welwillend wil zijn, de kerk te helpen
(men denkt er immers niet over zö tot
de ambtsdragers of de geestelijkheid te
spreken?) men doet dit eenvoudig op
grond van wat hij als gemeentelid is,
op grond van de aard en de roeping
van de kerk van Christus, het volk van
God, dat in de wereld wordt gezonden
om te getuigen en te dienen." (pag.
160).
Wilt u een wat eenvoudiger boek over
het onderwerp dat ons bezig houdt, dan
beveel ik u aan Alledaagse geloven
(gedachten over het leken apostolaat).
U merkt, dat de zaak steeds meer aan
dacht krijgt in onze tijd, ook als gevolg
van de vernieuwing van de Bijbelse en
theologische studie.
Ik meen, dat deze aangelegenheid van
bijzondere betekenis is en blijft. We
hebben weer het Pinksterfeest gevierd.
De Heilige Geest is uitgestort op alle
vlees. Op mannen en vrouwen, jon
geren en ouderen, dienstknechten en