eeuwée
3£erkbocle
gegronde KLACHT 7
De vrouw in het Ambt
19e JAARGANG No. 46
18 JUNI 1965
„Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom,. Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, St. Laurens
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg
Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Op merkwaardige wijze kunnen som
mige dingen in eenmaal samentreffen
en dan vaak geheel onafhankelijk van
elkaar. Zo „trof me dezer dagen in een
tweetal veel gelezen bladen ongeveer
ter zelf der tijd eenzelfde klacht van
lezers aan.
'k Wijs eerst op het ouderlingenblad
van Mei j.l. Op de laatste bladzijde
schrijft prof. Nauta ,,over contact met
onze lezers" onder meer het volgende:
,,Het schijnt dat sommige lezers de voor
stelling hebben, dat de redacteuren
zoveel mogelijk alleen aan het woord
willen zijn", hetgeen de redacteur dan
tegenspreekt om daarna een andere
correspondent te beantwoorden en
d.i. dan de klacht waar ik op wilde ko
men: ,,Een enkele (lezer) heeft moeite
met het lezen van de artikelen in ons
blad. Het kost vaak grote inspanning.
Het komt mij voor, dat aan een be
zwaar van dien aard niet te veel aan
dacht moet worden geschonken. Ik heb
reeds eerder er op gewezen, dat ons
blad als een vakblad moét worden be
schouwd en dat het lezen van een der
gelijk blad nu eenmaal altijd een be
paalde inspanning vergt van de lezers.
Men mag niet verwachten, dat het in
een verloren ogenblik, bij wijze van
spreken, kan worden doorgelezen. Men
zal er iets voor over moeten hebben om
de stof zich eigen te maken. De zaak
moet het ons waard zijn, die inspanning
zich te getroosten.
Natuurlijk mogen de lezers van ons,
die de artikelen schrijven, verlangen, dat
wij het niet moeilijker maken dan nodig
is. Wij zullen duidelijk onze gedachten
moeten uitdrukken, in een verstaanbare
taal, en met vermij ding van vreemde
woorden." Tot zover prof. Nauta die
dus reeds een antwoord geeft op de
geuite klacht; en naar ik meen erg dui
delijk schrijft.
Ik sprak van twee klachten. Inder
daad vindt men in het Geref. Week
blad van 28 mei j.l. een soortgelijke
klacht blijkens hetgeen prof. Ridderbos
daar zegt: Er zijn lezers, die zich er bij
mij over beklagen, dat het Geref. Week
blad... steeds .moeilijker" en onlees
baarder wordt. Ik heb er gevoel voor en
maan mijn medewerkers steeds weer de
eenvoudigheid zoveel mogelijk te be
trachten. Maar wat aan de gang is is
toch evenmin een zaak van theologen
alleen als de strijd over het modernisme
in de vorige eeuw. De hoogleraar ver
wijst dan naar een gevoerde discussie
in het (Herv.) Groninger Kerkblad aan
welke vele inzenders deelnamen.
Nu is het niet mijn bedoeling over het
Ouderlingenblad noch over het Geref.
Weekblad te schrijven. Het is me meer
om de geuite klacht en het gerechtvaar
digd zijn in het algemeen als zou wat
ons kerkpubliek voorgezet wordt te hoog
liggen, zodat men er niet bij kan.
Ik dacht dat men hier voorzichtig
moet zijn, en bovenal billijk in zijn oor
deel. Er kan ook iets in zulk een klacht
zijn van de vos die klaagde dat de drui
ven toch te zuur waren, omdat hij er
niet bij kon. Er zijn vraagstukken die
niet zo gemakkelijk tot de meest een
voudige proporties zijn terug te bren
gen.
Bovendien bezit niet iedere schrijver
of spreker de gave om het eenvoudig te
zeggen, ofschoon het streven er naar
wel aanwezig dient te zijn. Aan geleerd-
doenerij heeft geen mens iets. Uiteraard
zit er een zekere verleiding in; het staat!
Het staat ook voor de krant naam te
hebben. ,,Ja, maar d.i. ook een hoog
staand blad; en die spreker, die predi
kant is ook iets bijzonders. Niet ieder
een heeft er wat aan". Dit wordt dan
soms een kwestie van hoogmoed. Maar
ik denk dat de klagers dit niet bedoelen.
Zij zullen wel van de soort zijn die zich
moeite geeft en inspanning, zoals prof.
Nauta aanbeveelt.
Ik wilde vooral dit uit zijn woorden
onderstrepen, dat men de vele vraag
stukken van belang zoals ze nu bij ons
aan de orde zijn niet met de franse slag,
niet in een verloren ogenblik kan ver
werken. Men moet er heus echt voor
gaan zitten, er een paar grijpstuivers en
vaak meer voor over hebben om een
boek, een brochure over enig onder
werp aan te schaffen.
Of de geuite klacht gegrond is? Och,
dat is moeilijk in zijn algemeenheid te
beantwoorden, omdat sommige vraag
stukken nu niet bepaald een zo maar
voor de hand liggende oplossing bieden.
Met het z.g. zwart-wit schema komt
men niet klaar. Als voorbeeld wijs ik
op de discussies rond de wereldraad.
Als de één zegt om Christus' wil niet
en de ander, om Zijnentwil wel, wordt
ik daar bang van, omdat het dan gaat
lijken alsof de ene partij vóór Christus
en de andere voor de anti-christ kiest.
Welnu, als het zo staat tussen Geref.
christenen, hooggeleerden en eenvoudi-
Nadat ik in mijn eerste artikel enkele
gronden heb trachten te schetsen ten
aanzien van de plaats van de vrouw in
de dienst van de kerk, kwam vervol
gens het deputatenrapport onder onze
aandacht, wat betreft het onderzoeken
naar de Schriftuurlijke lijnen en de con
clusies daaruit.
Nu bevat het rapport verder nog
enig interessant materiaal aangaande
de stand van zaken in andere kerken,
en het is de moeite waard om U daar
van iets door te geven.
Allereerst krijgt een dochterkerk van
onze Gereformeerde kerken aandacht:
de Christelijke Kerk op Soembavoort
gekomen uit onze Gereformeerde Zen
ding (van de provincies Groningen,
Drente en Overijsel). In 1962 is daar
de vrouw toegelaten tot het diaconaat.
De vraag of vrouwen ook ouderlingen
mogen zijn is daar niet aan de orde
geweest. Maar men zag aanwijzingen
in de Schrift in de richting van het
diakenambt voor de vrouw, tot heil van
de gemeente. De diaconale opdracht is
wel speciaal in overeenstemming met
de genadegaven, die de Heer aan vrou
wen heeft verleend. Deze kerk acht het
doelmatig, dat, als men overgaat tot het
benoemen van vrouwelijke diakenen,
het er steeds tenminste twee moeten
zijn. Een psychologisch zeer wijze be
slissing, lijkt me. Voor de leeftijd wordt
een algemene richtlijn gegeven, nl. 40
jaar en ouder (variatie op: Het leven
begint bij 40?!).
Onze grote zusterkerk, de Nederlands
Hervormde Kerk is vanaf 1941 al met
het onderhavige vraagstuk bezig. Meer
derheids- en minderheidsrapporten wis
selden elkaar daar af. Geen wonder,
gezien de verschillende modaliteiten.
Velen waren van oordeel, dat de vrouw
tot alle ambten zonder meer moest wor
den toegelaten. Maar op de Synode in
1957 werd éen voorstel in die geest met
26 tegen 25 stemmen verworpen. Aan
vaard werd daarna de toelating tot het
diaken- en ouderlingenambt, met de mo
gelijkheid van dispensatie voor het pre
dikambt in bepaalde gevallen en voor
bepaalde werkzaamheden. In 1958 werd
deze regeling definitief gemaakt. In
kringen van de Gereformeerde Bond zijn
ernstige bezwaren gerezen tegen deze
beslissing. Het is al voorgekomen, dat
een Bondspredikant een huwelijk niet
wilde bevestigen omdat een vrouwelijke
ouderling aanwezig was! Sneu voor het
bruidspaar, dat er de dupe van werd!
Aan voorafgaande communicatie" had
gen, dan meen ik dat er iets scheef zit.
Dan weten de mensen het niet meer,
dan komen ze er niet uit omdat ze er
nog niet in zijn gekomen. Dan komt
ook die klacht omtrent onduidelijkheid
en al te grote moeilijkheid op. Prof.
Nauta schrijft dat er niet te veel aan
dacht aan moet worden geschonken.
Goed en best: niet te veel, maar toch
wel aandacht dunkt me. Altijd dient
gewaakt te worden voor de trotse hou
ding van enkelen die het weten zouden
en de rest... nu ja dat is de schare die
de wet niet weet. Ook zijn er zaken die
men vandaag niet en morgen wel door
heeft. Bovendien kan een mens niet
alles weten; niet alles begrijpen en vol
gen.
De apostel Petrus vond in de brieven
van zijn ambtsbroeder Paulus ook een
en ander wel wat zwaar om te verstaan,
zoals hij zonder zich er voor te schamen
zelf schrijft. Zou het zo erg zijn om ook
van enkele tegenwoordige vraagstukken
dit te beamen? Maar dan niet uit opper
vlakkigheid, doch omdat men zich ook
wel eens kan vertillen aan wat te zwaar
is en boven zijn intellectuele en geeste
lijke kracht gaat.
Brouwershaven B. WENTSEL
het helaas ontbroken. Er zijn nu in de
Hervormde kerk al verschillende vrou
welijke ouderlingen en diakenen, en en
kele vrouwelijke predikanten. (De eer
ste was mej. I. C. Jansen te Oosthui
zen)
Kerken in Nederland, die (nog) geen
vrouwen in het ambt kennen, zijn de
Christelijk Gereformeerde kerken, de
Vrijgemaakte kerken en allerlei (oud-)
Gereformeerde gemeenten. Ook de
Rooms- en Oud-katholieke kerken ken
nen geen gelijkstelling van man en
vrouw in" het ambt (al heeft enige tijd
geleden in een R.K. kerk in Brabant een
vrouw op de kansel gestaan en ge
preekt!).
Geen principiële bezwaren daaren
tegen kennen de Doopsgezinde Broeder
schap, de Lutherse kerk, de Remon
strantse Broederschap en het Leger des
Heils.
Bij de Baptisten is wel gelijkstelling
in principe, in de praktijk wordt de
vrouw het diakenambt gegeven (spe
ciaal voor verzorging van vrouwen).
Wat de kerken in het buitenland be
treft, ook hier is een zeer verschillende
praktijk aanwezig, waarover het rapport
slechts summier kan zijn. Verschillende
landen passeren de revue: Duitsland
(elke landskerk eigen visie), Skandi-
inavië (sinds enige tijd toelating van de
vrouw), Zwitserland (in enkele kan
tons), Schotland (alleen in de United
Free Church), Engeland (in een Pres
byteriaanse kerk sinds kort de eerste
vrouw bevestigd), enz. In enkele kerken
van Indonesië zijn vrouwelijke predi
kanten.
Een ander overzicht aan het rapport
geeft het volgende: In Rooms-Katho-
lieke kerken: geen vrouwen in het ambt.
Van de bij de Wereldraad aangesloten
kerken is 38 voor de vrouw in het
ambt (sommige onder beperking), 61
tegen, van enkele landen is het stand
punt niet duidelijk. De Orthodoxe,
Anglicaanse en Oud-katholieke kerken
hebben geen vrouwen in het ambt; in
Lutherse en Hervormde (of Presbyte
riaanse) kerken is veel verschil van op
vatting. Ook de Methodisten kennen
een genuanceerde praktijk.
Onze Gereformeerde kerken hebben
evangelistes, maatschappelijke werk
sters, jeugdleidsters, predikants-assis-
tentes, zendingszusters e.d.
Hoe denken onze Gereformeerde
vrouwen zelf? De Bond van Ger. Vrou
wenverenigingen hield een enquete, en
ongeveer 3200 vrouwen gaven hun me-
ZONDAG 20 JUNI: GEZANG 77
Een tekst van pater Brugman, de le
gendarische, die ook dichtte: ,,Ik wil mij
gaan vertroosten". Echter op een totaal
andere melodie, dan die onder ons vrij
bekend mocht heten. Beide melodieën
stammen uit de 15e eeuw. Men zou niet
weten welke melodie de voorkeur te
geven, zij zijn allebei prachtig. De me
lodie, die wij nu gaan leren is niet ge
makkelijk en vordert geduld en vooral
opschorten van een oordeel, dat maar al
te licht achteraf een voorbarig oordeel
zou kunnen blijken te zijn. De regels
drie en vier zijn geheel gelijk aan de
regels één en twee. De mensuurstrepen
suggereren een soepele, niet te klern-
toonrijke voordracht. Misschien is deze
melodie toch wel méér een uiting van
devotie, die bij deze tekst past, dan de
meer bekende.
ning: ruim 70 voor, ruim 21 °/o tegen,
rest geen oordeel.
We wachten nu de meningsvorming
van de Generale Synode van Middel
burg af. Met een lezer van ons blad had
ik dezer dagen een vriendschappelijke
correspondentie. Bij hem is er bezorgd
heid, dat in onze Geref. kerken de trouw
aan de Bijbel op het hellende vlak is ge
raakt, ook op het punt, dat ons in deze
artikelen bezig hield. Ik heb hem reeds
per brief geantwoord, dat ik dit toch
anders zie. Maar misschien zijn er meer
lezers, die het met genoemde brief
schrijver eens zijn. Daarom nog een en
kele opmerking.
Juist zorgvuldige Schriftlezing heeft
deputaten tot hun conclusie geleid. Wie
zich verder in deze materie wil verdie
pen, moet eens lezen wat Dr. N. J.
Hommes al meer dan tien jaar geleden
schreef in zijn boek: De, vrouw in de
Kerk. Onder dezelfde titel is dezer da
gen in de serie Boeken bij de Bijbel een
boek van Dr G. Huls verschenen. We
ontdekken dan, dat het nodig is ernstig
te luisteren naar wat de Schriftgegevens
ons tesamen hebben te zeggen. Dat
hebben deputaten gedaan.
Een gebruiken van tekstmateriaal,los
van het verband, en los van de tijd,
waarin het geschreven werd, is mislei
dend, hoe eenvoudig de conclusies
soms schijnen. Een goed voorbeeld is,
op een ander terrein, nl. dat van de
slavernij: 1 Cor. 7 24: Ieder blijve voor
God in die toestand, waarin hij werd
geroepen. Of 1 Petr. 2:18: Gij, huis
slaven, weest in alle vreze uw meesters
onderdanig. Bij een bepaald Schriftge-
bruik kan men hiermee de slavernij ver
dedigen, en b.v. het strijden van negers
voor gelijke burgerrechten verwerpen.
Slechts weinigen zullen het zo willen
doen. Laten we daarom oppassen, dat
we de kwestie van de vrouw in het
ambt ook niet afdoen met een paar
teksten, zonder naar het geheel van de
Schrift geluisterd te hebben.
Trouwens, de ondertekenaars van het
rapport zijn nu ook niet direct men
sen, die - bekend zijn om hun ontrouw
aan de Schrift. Om enkele te noemen:
Wat heeft Prof. Herman Ridderbos
zich niet diepgaand met het Nieuwe
Testament bezig gehouden (b.v. in: De
komst van het Koninkrijk; Korte ver
klaring op Mattheüs; Kommentaar op
Romeinen enz.). Ds M. Vreugdenhil
van Ruinerwold heeft onder ons niet de
naam, dat hij zo maar met ,,alle wind
van leer" meegaat. Als medewerker van
Waarheid en Eenheid geeft hij daar
wel duidelijk blijk van. En, om nu niet
meer namen te noemen, de eind-rappor
teur van het rapport Dr F. L. Bos, eer
tijds zelfs vrijgemaakt, zal zich zeker
njiet zo maar laten verleiden tot on
schriftuurlijke conclusies.
Laten we dus de kwestie van de
vrouw in het ambt niet al te emotioneel
benaderen, maar ons net als de deputa
ten door de Schrift laten leiden. En dat
is nog weer wat anders dan leven met
een traditionele visie op de Bijbel inzake
een bepaald vraagstuk. We moeten ons
als dat nodig is, door de Schrift willen
III