Onze Ouderlingen
Uit de Gemeenten
Officiële Berichten
G. A. M. LAERN0ES neemt afscheid
„DE SLUIKER"
II
Ja, het is te begrijpen, dat er heel
wat los kwam uit de vier discussie
groepen. Daar zou je ook wel vier mid
dagen over kunnen spreken. Deze eer
moet je aan de discussieleiders gevers,
dat ze niet nog eens weer brede beto
gen gingen opzetten. Ze hadden ook
pas gegeten. Misschien dat dit de kort
heid en de beknoptheid bevorderd
heeft. Wie het eerst de beurt kreeg,
kan het meeste zeggen. Dit was de pas
tor uit het Over-Jordaanse, Ds Hooger-
werf van Schoondijke. Hij heeft van
zijn primaat geen misbruik gemaakt.
Ook de anderen konden nog heel wat
zeggen.
Hier enkele kern-opmerkingen. ,,De
huis-bezoeken moeten door-dacht wor
den afgelegd." ,,De ouderling heeft een
spreek-opdracht, maar ook een luister
opdracht." ,,De Kerkeraad moet het
niet als z'n taak achten om het werk
van de Commissie van Beheer nog eens
over te doen." Erg concreet door Ds.
Hoogerwerf zo geponeerd ,,De Ker
keraad moet van lekkende dakgoten
geen agendum-punt maken". Er zijn
over de Commissies van Beheer zeer
veel waarderende woorden gezegd op
deze conferentie. Als elke C.v.B. ook
zo mild denkt en spreekt over de ker
keraad, kan er een kostelijke samenwer
king zijn tussen deze twee instanties.
Neen, we zijn op deze conferentie
niet uit de problemen gekomen. We
zijn er meer en meer in gekomen. Maar
we hebben gehoord, dat de kerk door
de problemen nooit overrompeld wordt.
Ook niet in een „Veranderend getij".
Elke conferentie roept om een volgen
de. We willen elkaar horen en helpen.
Bar eigenwijs is elke ambtsdrager, die
meent, dat hij het wel kan en dat hij
het wel weet. Dat is niet anders dan
amtelijke zelfmoord.
Nog hiervan acte, dat we nu Br.
v. d. Schoot uit Terneuzen achter de
bestuurstafel mogen verwachten.
En niet minder acte hiervan, dat van
de grote kerken maar zeer weinig
ouderlingen op deze conferentie waren.
Zijn ze er bovenuit gegroeid En om
de dominee's op je vingers te tellen,
hadden ze geen twee handen nodig.
G. S. O.
Nieuwerkerk.
1. De volgende viering van het Heiiig
Avondmaal zal D.V. plaats hebben op
zondag 18 juli a.s. Is er wel eens de
gedachte bij u Here, zal ik dan de
volgende keer er zijn Hoe staat het
in 1 Cor. 11? maar ieder beproeve
zichzelf en ete dan van het brood
2. Flakkee ligt nu zo dicht bij er zal
D.V. een enkele ruiling plaats hebben,
wat de middagdienst betreft, eerst met
Ds. J. Noordhof (den Bommel) op 9
mei, en later met Ds. A. Meeder (Oolt-
gensplaat) op 30 mei.
3. Chr. opleiding voor kleuterleidsters te
Middelharnis. Hiervoor werd per cir
culaire onze aandacht gevraagd en ik
geef dit door aan belanghebbenden. In
lichtingen bij het Hoofd tel. (0 1870)
22 09 of 26 71. Er is ook een contact
avond, 25 juni a.s. in Middelharnis. U
kunt ook eerst even bij mij aanlopen,
als het iets voor u mocht zijn
4. Jaarboekje Geref. Kerken7 deden
al opgave. Wie wil er ook nog één
hebben Prijs 4,50. Wie meeleeft met
het kerkewerk, snuffelt er telkens in.
5. Een hartelijke groet aan zieken, ouden,
en eenzamen, in Nieuwerkerk, ook in
Oosterland, Bruinisse.
J. H. B.
Op 31 mei legt de heer G. M. A. Laer-
noes te Utrecht zijn functie neer als direc
teur van het Algemeen Bureau van de
Gereformeerde Kerken in Nederland. Op
die dag wordt hij 70 jaar. Het afscheid
van de heer Laernoes, een der bekendste
figuren in het gereformeerde kerkelijke le
ven van ons land, vindt plaats tijdens een
Vele jonge mensen staan in deze weken
voor een examen. Voor de meesten is dit
een tijd van uiterste inspanning. Wij wil
len voor hen bidden. Ook om leiding bij
de keuze voor de toekomst. Wij vergeten
daarbij de examinatoren niet.
receptie op 31 mei 's middags van vier tot
zes uur in Esplanada te Utrecht.
De heer Laernoes, die geboren werd te
Vlissingen. begon in 1914 als onderwijzer
aan een christelijke lagere school in deze
stad, waar hij tevens enige jaren directeur
van de Boazspaarbank was.
In 1924 vertrok hij naar Indonesië, waar
hij in Semarang hoofd werd van de eerste
hollands-javaanse school en ook in het ge
reformeerd kerkelijk leven een actief aan-
AGENDUM vergadering Classis Middel
burg, te houden op woensdag 19 mei
1965, in het Gereformeerd Jeugdge-
bouw, Singelstraat 15, Middelburg.
Aanvang 7.00 uur namiddag.
1. Opening.
2. Nazien der credentiebrieven.
3. Constituering van de vergadering.
4. Vaststelling Agendum.
5. Notulen.
6. Mededeling gevoerde correspondentie.
7. Ingekomen stukken.
8. Instructies.
9. Rapporten
a. Zending
b. Evangelisatie.
10. Regeling vacaturebeurten.
11. Rondvraag Art. 48 K.O.
12. Persoonlijke rondvraag.
13. Vaststelling volqende verqaderinq.
14. Kort verslag.
15. Sluiting.
Modcramen
Ds. Bosman, Praeses.
Ds. J. Boonstra, Assessor.
Ds. S. van Wouwe, Scriba I.
Ds. G. van Wilgenburg, Scriba II.
Namens de roepende kerk van
Middelburg,
Ds. P. VAN TIL, Praeses h.t.
B. H. LAVOOIJ, Scriba.
deel had, o.a. als scriba van de classis Ba
tavia. In 1936 moest hij door huiselijke
omstandigheden terugkeren naar Neder
land voor korte tijd keerde hij hier in het
onderwijs terug als onderwijzer aan de
christelijke muloschool te Amersfoort.
Zijn verzetswerk gedurende de oorlog,
o.a. als deelnemer van de zgn. kring der
„Apostelen van Calvijn" voor illegale po
litieke voorlichting en steun aan ontslagen
journalisten, bracht hem voor een half jaar
in Duitse gevangenschap. Na de oorlog
zag men de heer Laernoes in Utrecht o.a.
als directeur van de gevangenis in Utrecht
en als administrateur van de politieke re
cherche.
In kerkelijke kring had hij zitting in tal
van deputaatschappen van classicale, pro
vinciale en generale deputaatschappen, o.a.
op financieel gebied en voor buitenlandse
contacten. In 1946, toen besloten werd tot
de instelling van een algemeen kerkelijk
bureau voor de gereformeerde kerken van
ons land, werd de heer Laernoes met de
leiding daarvan belast. In tal van commis
sies en deputaatschappen had hij sinds
dien zitting o.a. voor de emigratie en de
steun aan Hongaarse vluchtelingen. Van
de Stichting Steun Kerkbouw was hij een
der oprichters en tot voor enkele jaren
penningmeester. Ook in verschillende so
ciale organen in de gemeente Utrecht heeft
de heer Laernoes zitting. In 1954 werd hij
onderscheiden met het ridderkruis in de
Orde van Oranje Nassau.
DIAKONIE EN STOPCONTACT.
Aangenomen dat verder alles wat in een
kerkbode deugdzaam en plezierig is, moet
gezegd worden dat de kerkeraadsverslagen
in de meeste gevallen een zwak punt vor
men. Ze munten vaak uit in geheimtaal.
Zo in de trant van een ingekomen brief
gaf aanleiding tot een uitvoerige discussie
en kon daarna afgehandeld worden. We
begrijpen opperbest dat 't niemand aangaat
wat er in die brief stond en van wié hij
was, maar met een dergelijke nietszeggende
Ondernemingsradendag 1965."
Ondergetekende is een zo trouw mo
gelijk lezer van vele weekbladen, o.a.
van de Metaalkoerierhet orgaan
van de Algemene Nederlandse Be-
drijfsbond voor de metaalnijverheid en
de elektrotechnische industrie.
In het nummer van 7 mei j.l. treffen
wij een verslag aan van de d.d. 23 april
j.l. te Utrecht gehouden „Onderne
mingsradendag 1965".
Moet ik onze lezers daarmee nu las
tig vallen in deze Kerkbode
Ja, dat moet ik. omdat ik het niet
laten kan.
En waarom kan ik het niet laten
Omdat de onder ons beroemde „Sou-
vereiniteit in eigen kring" niet uitsluit
dat de levenskring van de Kerk en de
maatschappelijke samenlevingsverban
den wel gemeenschappen zijn, die naast
elkaar liggen, maar die anderzijds wel
degelijk op elkander kunnen inwerken.
Souvereiniteit (in eigen kring) is heel
wat anders dan immuniteit (op eigen
terrein)
Maar goed bovenbedoeld verslag
zou niet alleen in de „Metaalkoerier"
moeten staan, maar in elke Kerkbode.
Daarom ontleen ik er voor onze
Zeeuwse het volgende aan
Er waren 2 sprekers, n.l. bedrijfsaal-
moezenier F. J. J. Janssen en industrie
predikant Ds. A. Terlouw.
Beiden refereerden over hun werk.
De pater wees op zijn bedrijfsapos-
tolaat" als een poging tot ontmoeting,
dus tot een „trefpunt" van de Kerk en
de wereld van het grootbedrijf. Hij ac
centueerde in zijn voordracht m.i. zeer
terecht dat de Kerk echter geen bemoei
al wil zijn in de industrie, maar wel be
reid is wensen en concrete verlangens
van de mens in diens arbeid te verne
men.
Ds. Terlouw constateerde een ver
vreemding tussen de Boodschap van de
Kerk en de wereld van de industrie.
Daarom is het zo bizonder toe te jui
chen dat ,,de Stichting Evangelie en
Industrie" een brugfunctie vervult, op
dat het kerkelijk leven meer op de wer
kelijkheid raakt afgestemd.
Volgens deze collega Terlouw zijn er
wel werkgevers, die aan de industrie-
predikant vragen: „Waar bemoeien jul
lie je mee
Hulde mag ik daarom wel even bren
gen aan de werkgevers van grote on
dernemingen en bedrijven te Middel
burg en Vlissingen, voor wie deze me
dedeling van Ds. Terlouw zeer bepaald
niet geldt, wat ik persoonlijk met de
bedrijfsaalmoeziener, pater de Bakker,
volop bij ervaring heb.
Intussen ontstond er op de „Onder
nemingsradendag 1965" een levendige
discussie, waaruit bleek dat tal van dis
cussianten wel van hun waardering ge
tuigden, maar anderzijds er niet altijd
op gerust waren dat het werk van
„Evangelie en Industrie" zou gaan
dienst doen als berusting predikende
zoethouderij en zieltjeswinnarij"
Gelukkig hebben beide referenten te
Utrecht daarop duidelijk geantwoord
dat het uitsluitend gaat om dienst aan
de mens in het bedrijf".
Tot zo ver dan dit verslag.
Het geeft mij aanleiding tot een drin
gend verzoek aan alle lezers van dit
„Trefpunt" om met grote ernst te wil
len staan achter de plannen van Zee-
land's protestantse kerken betreffende
de zeer gewenste oprichting van een
regionale, provinciale Stichting Evan
gelie en Industrie", die, wanneer ze er
éénmaal is, alsdan ten spoedigste kan
overgaan tot het aanstellen van min
stens één full-time industriepredikant.
Moge dit alles straks een rijpe vrucht
worden van de interkerkelijke samen
werking, die niet alleen op het terrein
van de recreatie, maar ook op dat van
de industrie even voorbeeldig als effec
tief genoemd mag worden.
D. R.
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
66)
„Wat 'n type wat 'n type lacht de burgemeester.
En zijn zoon zegt: „Als die er niet geweest was
Natuurlijk vindt de dokter een gelukkig viertal. Alleen
het jongetje doet nog wat onwennig in het bijzijn van zijn
„nieuwe" vader.
„En daar is nu dokter Stellaard, Hanna roept Zijier,
„de man, aan wie ik, naast God, mijn leven te danken
heb."
Hanna springt vol vreugde op envliegt in ver
voering de dokter om de hals.
„Tut, tut", zegt de dokter, „je zou iemand op zijn oude
dag nog in de war brengen. Zo, zo, Jaap, is dat nu je
vrouwtje. Nu, je bent een weergaas knappe briefschrijf
ster, juffrouw Heilman, dat moet ik zeggen. En dat zijn
de kindertjes God zegene ze. Maar -het zal tijd van
verrtrekken worden."
En wég is de dokter. In den gang wordt een hevig snui
ten gehoord en een kramphoest. Etellaard heeft zeker op
het water kou gevat
Intussen gaat het gezelschap zich gereed maken, om te
vertrekken de dokter in het rijtuig van de burgemees
ter de Zijiers, in het andere rijtuig, dat naar Cadzand
zal rijden.
„Je kunt er vast op rekenen, dat ik je over een paar
dagen kom opzoeken, hoor Jaap zegt de dokter. „Ten
minste als ik je onnozele dorpje vinden kan."
„Ik reken er op, beste dokter. Voor het vinden zal
mijn oom wel zorgen."
In het dorp heerst vreugde. Het is algemeen bekend,
dat Zijier op de terugweg is en alle inwoners leven met
het herenigde gezin mede. Eerlijk gezegd, de echtelieden
waren die avond het liefst alleen geweest, maar je kunt
de bezoekers toch niet wegjagen
In het burgemeestershuis van Sluis heerst tot laat in de
avond gulle vrolijkheid.
„Te drommel, kerel", zegt de dokter, „deze wijn is de
slechtste niet en de tabak is te lekker, om niet aan een
smokkelpartijtje te denken. Op uw gezondheid, heer bur
gemeester, en die van de Prins van Oranje, onze souve-
reine Vorst en op alle beproefde Hollandse harten en het
goede vaderland en op Jaap Heilman en op wie je maar
wilt, behalve de Fransen."
„Almeè zo, dokter", is het bescheid. „En op onze voort
durende vriendschap."
De toestand van het land en tal van andere dingen
worden besproken waarna neef Jacob en diens vrouw het
gezelschap komen vermeerderen.
En dan is dokter Stellaard weer de voortvarende.
„En nu, welk vooruitzicht bestaat er voor de arme ke
rel, om op eerlijke wijze zijn brood te verdienen
Het blijkt, dat daarover in de familiekring al gesproken
is, maar dat het een moeilijke vraag is, of liever, dat de
oplossing moeilijk is. De een zegt dit, een ander dat, maar
niets wordt ter tafel gebracht, dat de dokter bevredigt.
„Kijk eens, in vertrouwen wil ik wel meedelen, dat ik
inderdaad een aardig versterf van mijn vader heb gehad.
En dan is een tante zo dwaas geweest, haar gehele bezit
aan mij te vermaken. Beide legaten had ik niet nodig.
Mijn praktijk brengt meer dan genoeg op. Ik heb kind
noch kraai in de wereld, 'k Wist niet, wat met het geld
te doen en heb het maar rente op rente laten oplopen..."
In Sluis weet men niet, dat de dokter het nu niet nauw
met de waarheid neemt hij heeft menig arme op het dorp
geholpen en ook eerlijke lieden, die in zaken waren ach
teruitgegaan
„Maar nu weet ik wat ik er mee doen moet. Ik kan
jullie neef er mee helpen, dan heb ik er tenminste plezier
van. Die ongelukkige tobberd, om een kleinigheid door de
Fransen van zijn bestaan beroofd, moet geholpen worden.
Hij is het waard. Het is een ferme kerel, tot alle goede
dingen bekwaam en eerlijk en trouw als goud. Ik heb hem
gehoord over zijn boerderij en land, door de Fransen hem
ontnomen. Bestaan die gebouwen nog en hoeveel land is
er bij
„Ja", antwoordde de burgemeester, „de gebouwen be
staan nog, maar 't is een halve ruine. Mijn zoon zou er
nog wel wat van kunnen maken. De landerijen zijn door
de staat verkocht. Ons nieuwe bewind zal de rechtmatige
eigenaar wel willen helpen, maar het land moet terugge
kocht. Zullen wij er morgen eens heenrijden Dan kun
nen we met eigen ogen zien, hoe de boel er uitziet. Zo
ten naasten bij zal mijn zoon dan wel kunnen zeggen, wat
het herstel kosten zal. Intussen dank ik u er hartelijk voor,
dat u mijn neef helpen wil. Wij zaten met het geval ver
legen."
„Maar man, daar is geen dank voor nodig. Ik heb im
mers al gezegd, dat het mij een eer en een genot zal zijn,
dat arme gezin te helpen. Vergeet bovendien niet, dat ik
grote verplichtingen aan uw neef heb."
„Zo", glimlacht de burgemeester. „Dat doet mij waarlijk
genoegen. Ik wist dat niet. Zouden wij mogen weten,
welke heldendaden hij ten uwen voordele heeft verricht
of is dat een onbescheiden vraag
„Heldendaden verricht. Dat nu juist niet. Maar men
kan op een andere wijze wel iemand aan zich verplichten.
Hij heeft mij trouw en eerlijk gediend, was best voor mijn
paard, als het ware een tweede vader. Kortom" want
de oude dokter zit vast„ik houd van de kerel en dat
zou natuurlijk niet zo zijn, als ik geen verplichting aan
hem had. Morgen gaan wij zijn bakermat in ogenschouw
nemen."
Het resultaat van het onderzoek valt geducht mee. Ja
cob Verwolde ziet wel kans tegen niet al te hoge kosten
„Overduin" te herstellen.
„Dat wordt weer een goede boerderij", zegt hij monter.
„Mooi", merkt dokter Stellaard op. „U kunt naar be
vind van zaken handelen, burgemeester. Ik heb al lang
naar vast goed verlangd. Maar wij praten er nog niet met
uw neef over. Het mocht eens tegenvallen."
De daarop volgende dag wordt Cadzand bezocht, waar
men enkele uren doorbrengt in het herenigde gezin van
Frits Zij Ier.
Het gelaat van de dokter glimt van genoegen, dat hij
de banneling in zijn gezin ontmoet, zo vrij als een vogel
in de lucht.
(Slot volgt)