eeuwóe 3£erkbocle HET OORLOGSVRAAGSTUK f1 ",f,wN Gaven van genezing DE KERKEN en de Synade 19e JAARGANG No. 40 30 APRIL 1965 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen ik worstel Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg en ontkom" Drs. Vlaarchngerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 j Volgens het „voorwoord" (waarom toch niet gezegd: woord vooraf?) van een boekje dat als toelichting op de uitspraken van de generale synode van de Gereformeerde Kerken van Assen 1957/58 en van Gereformeerde Oecu menische Synode van Potchefstroom 1958, bij Kok verscheen, zijn de uit spraken van deze Synoden te weinig bekend geworden. Daarom heeft de laatst gehouden ge nerale synode aan ds S. J. Popma te Amsterdam, die lid was van het depu- taatschap, dat indertijd aan de synode van Assen over genoemd vraagstuk rapport uitbracht, verzocht een toelich ting te schrijven. Ds Popma heeft ge hoorzaam aan dit verzoek voldaan en ik moet zeggen op duidelijke wijze. ,,Hoe dit boekje is geschreven? vraagt ds Popma. ,,Er was een opdracht van de generale synode van de Gerefor meerde Kerken. Dan kun je moeilijk anders doen dan gehoorzamen." Dat het hem niet gemakkelijk viel alle aspecten die hierbij aan de orde komen te bespreken, is hem niet euvel te dui den. Hij schrijft dan ook ,,Er zijn nogal wat aspecten, waar de kerk geen ver standig woord over zeggen kan. Som mige, enkele aspecten is voorlopig ge noeg. Hoe ik gewerkt heb? Min of meer als een schooljongen en dan voor een kring van gemeenteleden, jongens die in de knoop zaten omdat ze straks als militair in dienst moeten; meisjes die emotioneel leven; vaders, moeders; ouderlingen, die op de leer gingen zit ten." De volledige teksten van de besluiten van genoemde synoden heeft hij in dit boekje opgenomen. Nu is het merk waardige dunkt me dit, dat er aan de ene kant blijkbaar belangstelling is en anderzijds deze gemist wordt. Of velen soms denken dat we oorlogsdreigingen toch niet in de hand hebben, dat mits dien alle theorie „grau" is? Misschien is dit wel het geval en is hieruit de té geringe belangstelling te verklaren. Wat ook bevreemdt is het feit dat de kerk hier meer naar voren treedt dan de politieke partijen. In Antirevolutio naire staatkunde van september 1959 schreef Prof. Wurth hier reeds over: Wij betreuren het, dat van politieke zijde bij ons weten nooit op deze be- We hebben weer een synode jaar. Vroeger was het om de drie jaar; nu is het om de twee jaar, dat de generale synode van onze kerken bijeenkomt. Als ik schrijf, dat dit jaar de synode weer bijeen zal komen, betekent dit voor verreweg de meeste van onze le zers geen schokkend nieuws. Een sy node of geen synode, men blijft er wel gezond bij. De verslagen van de zittingen zullen waarschijnlijk maar door weinigen ge lezen worden. Af en toe is er soms iets dat even de aandacht heeft. Dat was vroeger anders, ook onder ons. Toen was de synode een gebeur tenis. Ze duurde maar een paar weken. Elk meelevend gereformeerde volgde de verslagen in de krant. Menig oudere weet nog nauwkeurig te zeggen, waarom het ging op de synode van Amsterdam van 1892 (vereniging van de kerken A. en B.), 1896. Mid delburg (de zending ging van het ge nootschappelijke over naar kerkelijke zending). 1905, Utrecht (de leerbeslui- sluiten van de synode van Assen is in gegaan. Het zal toch ook voor de anti revolutionaire politiek van belang kun nen zijn, welk standpunt de Gerefor meerde Kerken op dit punt hebben gemeend te moeten innemen. Welnu, men kan uit dit geschriftje van ds Popma aan de weet komen welk standpunt dit is. Ds Popma behandelt achtereenvolgens: het spreken van de Kerk; christendom en oorlog; Bijbelse gegevens; de bijzondere problematiek van de moderne oorlog; de taak van de kerk ter bestrijding van de oorlog; en pastorale notities. De klare toelichting die ds Popma geeft blijft wel voor zijn rekening, maar sluit in strekking geheel bij de geval len beslissingen aan. 't Valt niet te ont kennen dat we bij dit vraagstuk met een van de zwaarste vraagstukken voor de christenen van deze tijd te doen hebben. De ontzetting van een eventuele nieuwe oorlog kan nauwe lijks goed beseft worden. En de vraag voor velen is nu of 'in onze tijd mis schien de grens voor gehoorzaamheid aan de overheid bereikt is? Er zijn immers dingen die wel strijden tegen Gods Woord. En het bekende of liever beruchte: bevel is bevel, klinkt ons nog immer als goddeloos in de oren. Het geweten kan in de klem ko men. Aan de ene kant is er de over tuiging, dat de overheid bij oorlogsvoe ring gehoorzaamd moet worden. Daar wil men volle ernst mee maken. Maar het hanteren van de zwaardmacht in een moderne oorlog, is dat geoorloofd? Moeten we nü zeggen: Gode meer te willen gehoorzamen dan de mensen? Deze en dergelijke vragen komen in dit boekje ter Sprake. Zou ik er meer van vertellen dan kwam dit wel neer op een al maar aanhalen van hetgeen de schrijver zegt en d.i. de bedoeling niet; weshalve we de lezing van het min of meer officieuse geschriftje aan bevelen. Het zal verhelderend werken, ofschoon een oplossing en beantwoording van alle aspecten die verontrusten, neen dat geeft het niet. Dat kan ook niet. Dat kan ook een synode niet, of moet ik zeggen: nog niet? B. Wentsel, Brouwershaven. ten over doop en verbond). In latere jaren treden nog op de voorgrond 1920, Leeuwarden (afzetting Ds. Netelen bos) en 1926, Assen (de kwestie Dr. Geelkerken). Van de synodes gedu rende de oorlog en daarna, die voor een groot deel betrekking hadden op de leergeschillen, waarbij de naam van Prof. Schilder vermaard is, zit bij ve len nog tamelijk vers in het geheugen. Als ik mij niet vergis, leeft in de tegen woordige tijd het kerkvolk veel en veel minder mee dan dit vroeger het geval was. Kort maar hevig vergaderde de synode. Men wist waarom het ging. De synode was een soort helder schij nend hemellichaam, die opzien baarde maar spoedig verdween. Dat is nu an ders. De synode komt om de twee jaar bijeen en blijft zij het met tussen pozen wel meer dan een jaar ver gaderen. Vele van de zittingen zijn ge heim, al worden de besluiten, zover dit mogelijk is, later wel in de openbaar heid gebracht. En de betrekkelijk wei nige afgevaardigen van vroeger zijn vermeerderd en omringd door een stoet van belanghebbenden op het gebied van zending en evangelisatie en zo veel andere belangrijke zaken. En de synode, een meerdere vergade ring, die zich bezig te houden heeft met al hetgeen de kerken zelf niet af kunnen en de kerken in het algemeen aangaan, werkt en slooft in de com missies en de zittingen, dat eigenlijk heel de kerk verbaasd moest staan. Dit is helaas niet het geval. Mijn indruk is, dat er maar weinigen zijn, die echt meeleven. Niemand krijgt het in de zin eens een vergadering van de synode bij te wo nen. Vele zittingen, zijn trouwens ook niet openbaar. De verflauwing van de belangstelling wordt nu nog bovendien in de hand gewerkt door het feit, dat de vergaderingen niet meer, zoals vroe ger in een gebouw van één onzer ker ken in een bepaalde provincie-ho^ rd- stad gehouden wordt en als het v. re dus temidden van ons volk, maar in een conferentie-oord, namelijk in Lun- teren. Dit laatste heeft natuurlijk vele voor delen. Een kerkgebouw leent zich ook moeilijk voor vergaderingen. De kwes tie van logies is nu gemakkelijker op gelost etc., maar de synode wordt iets aparts, komt hoe langer hoe meer op zichzelf te staan en de kerken kunnen nog kennis nemen van de gang van zaken zover de synode daarvan in de pers iets ,,vrij geeft". En dit laatste betreft zaken van ver schillende importantie. Veel werd „sy nodaal" wat wij vroeger zo niet ken den. De synode doet ook dikwijls iets bevreemdends. Wij herinneren ons, dat de synode in bepaalde omstandigheden de „pil" geoorloofd achtte, dat het lid maatschap van de P.v.d.A. voor onze leden niet geheel en al verwerpelijk is etc. Het even helder schijnend licht van de kerkmeteoor, die vroeger een korte tijd de hemel van het kerkvolk verlichtte is overgegaan in een ontsteking van vele lichten en lichtjes, waarbij wij on ze voeten kunnen richten. Maar de een legt de leiding naast zich neer en gaat zijn eigen gang, een ander sputtert even, een derde is het er mee eens en meent, dat de synode voorlichting heeft te geven op elk gebied. Niemand kan echter ontkennen, dat de synode zich wel veel moeite getroost om ons volk te leiden door de tegen woordige wereld met haar vele pro blemen. Ik ben alleen maar zo bang, dat de synode te veel hooi op haar vork neemt. Ontevredenheid is er bijvoorbeeld ook over wat ons aan gezangen werd ge geven. Het resultaat is, dat wij tegen woordig bij het zingen vaak moeten denken aan het spelletje: mens, erger je niet. Maar goed, de synode gaat door kwaad en goed gerucht. En heeft recht op onze achting en meeleven. En zij heeft bovenal recht op ons gebed. Waarbij wij niet willen verhelen, dat er velen, zeer velen zijn in onze kerken, die menen, dat de synode inzake de vragen van oecumene en aansluiting aan de wereldraad van kerken niet al leen koerswijziging te zien geeft, maar dat ze bepaald ook een verkeerde kant uitkoerst. Hetzelfde geldt van de ge propageerde kanselruil onder ons met Hervormden. Er is een zeker gevoel van onbehagen. Belangrijke en invloedrijke leden van onze kerken, en onder hen prae-advi- seurs van de synode zien de eenheid, de uiterlijke eenheid als de eerste eis van Gods Woord en van Jezus' gebod en zij strijden daarvoor. Anderen kunnen dit niet volgen met hun verstand en vooral niet met hun hart en geweten. Is werkelijk de uiter lijke eenheid de hoogste eis? Moeten wij afleiden uit Jezus' gebed: dat zij allen één zijn? Wat wij van harte hopen, is, dat de synode grotevoorzichtigheid betrachte. Velen, meest eenvoudigen, zeer zeker, maar daar zijn ze niet minder om, trouwens ook anderen „gestudeerden", beginnen hun stem te verheffen. Waar moet dit alles naar toe? met de wens uit te spreken, dat wij een Laat ik dit artikeltje mogen besluiten goed synodejaar mogen hebben, waar in de stem van de synode, de gezag hebbende stem, duidelijk doet horen wat de eis voor onze kerken in deze tijd is, maar waarbij het gaat om de eis niet van deze of gene, maar om dé eis naar Gods Woord. En wij hebben zuinig te zijn met het geen God ons toevertrouwde in onze vrije gereformeerde kerken en die Hij zovele jaren gezegend heeft en tot ze gen heeft doen zijn. En niet alleen voor de leden van deze kerken. Ook voor de andere kerken en voor ons volk in het algemeen. H.H (Kerkbode van Scheveningen) IV Geloof en Genezing Dat we ons niet zonder meer, in lijde lijkheid, bij onze ziekten mogen neer leggen, blijkt uit het feit, dat er in de Bijbel sprake is van gaven van gene zing en van genezing op het gebed. We moeten, hoewel er zeker verband bestaat, toch tussen die twee een dui delijk onderscheid maken. In de pinksterbeweging v/ordt dat on derscheid niet altijd in het oog ge houden. Uit verschillende „getuigenis sen" blijkt duidelijk een begripsver warring. Osborn bad voor de zieken (velen hebben dat in den Haag en Groningen gehoord), en daarna ge bood hij de duivelen uit de zieken te gaan,. Over het motief van deze han delswijze hebben we reeds geschreven, en een beoordeling kan hier dus ach terwege blijven. We moeten echter constateren, dat bij Osborn géén spra ke is van een gave van genezing. Dat zou bij andere predikers, die in per soonlijk contact met de zieken komen, en hun de handen opleggen, wél het geval kunnen zijn. (De vraag of zij in derdaad die gave bezitten behoeft in dit verband gesteld noch beantwoord te worden). Het is noodzakelijk, dat we nagaan waar de gave van genezing èn de ge nezing op gebed in de Bijbel voorko men. Daarbij zullen we eerst iets zeg gen over de genezingen, die de Here Jezus tot stand gebracht heeft. We moeten echtervoor één ding waar schuwen. Een schijnbaar „kloppende" redenering zou ons ertoe kunnen bren gen, om óók in de tegenwoordige tijd voor alles een rechtstreekse genezing door de Here Jezus te verwachten. Men gaat immers dikwijls uit van de vermelding, dat de Heer alle zieken genas, die tot Hem gebracht werden (bijv. Luc. 4:40), gecombineerd met de tekst: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid" (Hebr. 13 8). De ervaring leert ech ter, dat niet alle zieken door een recht streeks ingrijpen van de Heer genezen worden. Een verwijzing naar het onge loof of kleingeloof van zulke patiënten gaat zeker niet altijd op, omdat er men sen onder hen zijn, die van harte ge loven, dat God machtig is om hun het herstel te geven. We kunnen bovendien niet zeggen, dat Jezus alle zieken, met wie Hij in aan raking kwam, genezen heeft. We den ken bijv. aan de zieken, die in Bethes- da lagen, van wie alléén de éne, die al zo lang ziek was. op Jezus' machts woord onmiddellijk genezing ontving. Bij dit. alles moeten we vooral niet uit het oog verliezen, dat tijdens Jezus' le ven de zieken bij Hemzelf gebracht konden worden. In onze tijd kunnen ze naar de dienaren van de Heer ge bracht worden. Deze dienaren zullen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1