„DE SLUIKER" en toch met de nodige ernst af gevaardigden voor de komende gene rale synode worden gekozen. Meteen zij vermeld, dat ten slotte het resultaat werd, dat naar de synode werden afgevaardigd: als primi predikanten: di H. Scholing en S. van Wouwe; als secundi predikanten: di W. Kats en A. Verschoor, met ds. A. J. Verbeek als tertius; als primi ouderlingen: de brs Ch. de Bruin, Middelburg en H. de Jonge, Hoek, met als secundi ouderlingen: de brs P. Ton te Souburg en L. Tissink te Bergen op Zoom en als tertius: br. C. J. van Strien, Anna Jacobapolder; als primus diaken br. J. W. Capelle, Zierikzee; als secundus br. R. Rogge band van Tholen en als tertius br. J. A. Filius van Kamperland. Het rapport aan de generale synode te Middelburg 1965 betreffende inter communie behelst kennelijk stof voor brede en diepgaande besprekingen. Deze worden echter ingedamd door de praeses. Vastgesteld werd, dat nu reeds in de voorlopige bespreking, on weersproken ingrijpende bezwaren tegen belangrijke delen van het rapport naar voren zijn gebracht. Verder werd vastgelegd, dat we, gezien het feit, dat vanwege de korte tijd sinds de verschijning van het rap port, het nog niet op de kerkelijke ver gaderingen kon worden doorgespro ken, als particuliere synode geen uitspraak namens de kerken van ons rapport kunnen doen. Dat de gevolgen van dit rapport zeer diep ingrijpend zullen blijken. En daarom ook bij de behandeling grote zorgvuldigheid ver eist wordt. Daarom kunnen we momenteel niet meer doen, dan de afgevaardigden naar de generale synode op te dragen de nu reeds geuite bezwaren wel ter harte te nemen, en mee te dragen ter generale bespreking. Naar aanleiding van een voorstel van de classis Goes besluit de particu liere synode in verband met het pro bleem der ontwikkelingslanden en de levensstijl binnen onze kerken, de gene rale synode te verzoeken deputaten te benoemen met de opdracht de vragen, die hier liggen, in studie te nemen en zo mogelijk de kerken via een herder lijk schrijven van voorlichting te die nen; en omdat tegelijk is gebleken, dat het probleem van de ontwikkelingslanden niet is op te lossen via partikuliexe hulpakties, maar dat hier effektieve politieke maatregelen nodig zijn om de nood struktureel en fundamenteel te bestrijden, de generale synode te verzoeken zich er over uit te spreken of het in dit geval ook niet roeping der kerk is in zonderheid de Christelijke partijen aan hun bijzondere verantwoordelijkheid in dezen te herinneren. Op een gegeven moment besluit de synode opdracht te geven, dat alle (primi) deputaten een exemplaar van de acta der particuliere synode ont vangen. „SABBAT EN ZONDAG" In „Hervormd Nederland" d.d. 13 maart j.l. schreef Ds. A. J. Visser onder de titel „Sabbat en Zondag" over de bezinning op de Zondagsvie ring door de eeuwen heen. De lezing van dit artikel boeide mij niet zo zuinig. Ds. Visser weet het even geestig als geestelijk te zeggen, waarvan nu alleen maar dit éne voorbeeld: „Ik heb Ieren inzien dat een christelijke sabbatschen der een even onbestaanbaar iets is als een doofstomme pianostemmer." Wat de scribent dan verder vrij uit voerig laat zien, komt, kort samenge vat, op het volgende neer: „In het Nieuwe Testament wordt over de Zondag weinig gesproken." Ds. V. noemde 1 Korinthe 16:2 en Handelingen 20 7. Ook noemde hij daarbij vooral Openbaring 1:10, waar de Zondag niet „Sabbat" genoemd wordt, maar zeer terecht: „de dag des Heren". Christenen zijn geen „Sabbatisten" maar „Zondagskinderen". Maar goed, Ds. V. gaat verder: „De joodse Sabbat is voltooid verleden tijd Paulus be strijdt de judaïsten de joodse cere moniële wet behoort tot een tijdperk, dat met de komst van Christus radicaal tot een einde is gebracht dat er in Christus een „nieuwe schepping" ge komen is, geldt voor de sabbat even zeer als voor de besnijdenis en de spijs wetten reeds kort na het jaar 100 blijkt de Zondag gebruikt te worden voor de samenkomsten der gemeente maar zelfs in de strenge Egyptische kloosters ging omstreeks het jaar 350 na de Zondagsgodsdienstoefening de gewone handenarbeid weer door tot het jaar 800 zijn alle christenen door drongen geweest van de waarheid dat de Zondag een instelling van de Kerk is en geen voortzetting van de Sabbat viering maar de middeleeuwen maakten van de dag des Heren een christelijke sabbat. de Reformatie voelde daar eerst niets voor, maar latei- zijn Luther en Calvijn min of meer overstag gegaan, wat voedsel gaf aan puritanisme en piëtisme met deze foutieve mening dat de Zondag de christelijke Sabbat zou wezen, radicaal te breken, is de eerste voorwaarde voor iedere christelijke bezinning op de Zondagsviering." Tot zover dan Ds. Visser. Hij schiet m.i. in de roos. Maar nu blijft nog de vraag: Hoe moeten (mogen) wij de dag des Heren vieren? Willen wij deze vraag serieus be antwoorden, dan dienen we ervan uit te gaan dat er geen sprake kan zijn van echt „rusten" dan alleen in het geloof, dat „rust" in het volbrachte werk van Christus. De Zondag is de dag van het geloof, dat zich verhéugt in de verlossing, die dus gevièrd" wordt. Waar de God der opstanding ons deze rijke vréugde geeft, mogen we ons in geen geval op de dag van onze op gestane Heer vervélen. Wie van de Zondag een akelige, saaie, eentonige dag maakt, kan in de vreugde van het nieuwe leven niet de len en weet zijn verlossing niet te „viè- ren" Wat „mag" dan op de dag des Heren wél en wat niet? Alles „mag", wat we gebruiken en doen kunnen in verbondenheid met onze levende Heiland. Dit geldt voor alle dagen van de week, ook de éérste. We staan dan in de vrijheid van de christen, die geen losbandigheid is, maar gebondenheid aan Christus en dan lust het ons niet mee te doen aan allerlei onvruchtbare disputen over wat al dan niet „mag". Op het heilig feest van de Zondag willen wij niet „de bloemetjes buiten zetten", maar wel in de kerk plaatsen. Alles te „mogen" is niet alles te „wil len". En wat wil een christen dan? Hij wil duidelijk laten zien dat de Heer op de „dag des Heren" recht heeft op feestelijke heiliging, Hem ge wijd als een heel bijzondere dag. Prof. Miskotte spreekt bepaald niet ten onrechte over de Zondag als „de blanke schaduw der eeuwigheid op de ze donkere, smachtende aarde". Daar wil ik zuinig op zijn! Dus moet in mijn Zondagsviering de stijl van het Loflied zich duidelijk vertonen: de wijdheid van mijn aan bidding, de tucht van de Heilige Geest, zodat ik er niet over peins de dag van mijn levende Heer en Heiland volop te besteden aan mijn recreatie, j De Zondag is niet de dag van re creatie, maar van Recreatie! Die r en R schelen heel wat. Recreatie Herschepping. Onze dankbare liefde tot onze grote Recreator (Herschepper) vraagt niet: Heer, wat wilt U dat ik op Uw dag zal lóten," maar wèl: „Heer, wat wilt U dat ik op Uw dag zal doén!" Zijn antwoord is dan niet twijfel achtig: Mijn dag zij voor Mijn discipel heilige Arbeidsdag! Kent U het oude stadswapen van Purmerend? Het bestond uit een roeiboot met 6 gespierde roeiers, die de 6 werkdagen uitbeeldden. Maar vóór hen zit de man-aan-het- stuur, die de koers, de richting bepaalt: de Zondag! Zonder deze stuurman is alle inspan ning van de 6 roeiers vruchteloos. De Zondagsviering bepaalt de rich ting, waarin ons leven zich moet voortbewegen om de veilige haven te bereiken. De eredienst-van-alle-dag wordt be paald en bestuurd door de eredienst- van-de-dag-der-Herschepping. De Zondag moet de werkweek hei ligen. De Recreatie moet ons leven door trekken, ook onze recreatie. D. R. Uit de meer dan 20 rapporten en de bespreking ervan zij aangestipt: Kerk en Recreatie zal hoe langer hoe meer aandacht vragen. Daarom neemt de synode met blijdschap kennis van de oprichting van o.a. het recreatieschap: Het Veerse Meer. In de huidige situatie springt ook het belang van het maatschappelijk werk al meer naar voren. Het Curatorium van de Theologische Hogeschool te Kampen werd verblijd door de inschrijving van 52 nieuwe studenten en een legaat van 90.000,— voor het Studiefonds. Voorts zijn maatregelen getroffen om de studieduur te bekorten. De Zuiderzending staat nog voor vele onzekerheden. Ten gevolge van de komende decentralisatie mag ver wacht, dat aan ons ressort, in combi natie met de zendende kerk van Rot terdam, zal worden opgedragen de zen- dingsarbeid in Rwanda. Omdat nu reeds enige jaren achter een geen beroep op de Kas tot onder linge steun aan Diaconieën van de Ge reformeerde Kerken in Zeeland werd gedaan, besloot de synode: deze kas op te heffen, met dank voor het verrichte werk; en het restant dezer kas te doen overhevelen naar de kas van deputaten maatschappelijk werk in de provincie, tot vorming van een fonds, waaruit het maatschappelijk werk en eventueel andere sociale ak- tiviteiten in de provincie enige steun c.q. voorschot kunnen ontvangen. Br. Brouwer, de provinciale Quaes tor, ziet zich genoopt, na vele jaren trouwe dienst, zich terug te trekken. Hem wordt dank gebracht voor zo veel nauwgezette arbeid, en Gods zegen en troost toegewenst. Voor Deputaten steunverlening aan hulpbehoevende studenten wordt voor dit synodejaar gevraagd twee koliekten te houden, waarvan één te houden en op te zenden vóór 31 december 1965. De synode draagt deputaten ad ar tikel 48 op ook het hunne te doen, op dat weldra de kerk van Aardenburg een predikant kan beroepen voor evan gelisatie en gemeentewerk ter plaatse. Voor het Provinciale Evangelisatie werk vraagt de synode in 1966 twee koliekten. In de sterk veranderende omstandigheden spreekt steeds meer de behoefte aan een bevoegde kracht om provinciaal het evangelisatiewerk en de jeugdzorg te stimuleren en te bege leiden. Er is uitzicht op een gunstige regeling dezer aangelegenheid. Deputaten voor de arbeid Gerefor meerde Kerken onder schippers (AGKOS) pogen onze schipperspredi- kant, Ds. Hoogkamer, ook in Gent te doen werken, daar deze stad voor veel schippers einddoel is. De heffing voor de kerken wordt weer vastgesteld op 0,20 per ziel. Deputaten voor Kerk en Deltaplan krijgen een vernieuwde opdracht, n.l. de struktuurveranderingen, die als ge volg van het Deltaplan reeds bezig zijn zich te voltrekken of te verwachten zijn, tijdig te onderkennen, te volgen en zich rekenschap te geven van de ge volgen voor de kerken in Zeeland, en FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 61) „Gelukt, Wenberg, gelukt, jongen", roept de dokter zo luid, dat de klepper er van schrikt. „De Franse vlegels kunnen op hun duim fluiten. De vogel is gevlogen, ha, ha Straks vaart schipper Moerman naar Rotterdam. Daar is de arme kerel absoluut veilig. Laten ze hem daar vandaan halen, als ze durven Jongen, ik ben in staat, om een extra dankgebed naar de hemel op te zenden. Maar je moeder verstaat die kunst beter. Zeg, dat zij er aan denkt." Op die uitlating antwoordt Wenberg, die de dokter even goed kent, als zijn moeder, niet. Alleen vraagt hij „Zou Jan Hekman er geen spul mee kunnen krijgen „Als hij het verstandig heeft aangelegd, en dat neem ik wel van hem aan, maakt niemand hem wat", meent de dokter. Koetsier Jan Hekman doet vanzelf, of hij heel ongerust is over het gebeurde. Nauwelijks is zijn patroon die mor gen wakker, of hij stelt hem er van in kennis, vragend, wat hij nu toch doen moet, ja, hij kan er natuurlijk niets aan doen, maar jaje weet, hoe de politie is „Onmiddellijk naar het parket", gelast de verontruste stalhouder, „en precies vertellen, wat er gebeurd is." Dat gebeurt. Met klem van redenen betuigt Hekman zijn onschuld, maar de betrokken ambtenaar neemt dat niet zonder meer. In afwachting van een nader onderzoek wordt Jan Hek man in voorlopige hechtenis gezet. Maar het wordt weldra duidelijk, dat daarvoor geen termen aanwezig zijn. De waard van „Het Zwaantje" verklaard, dat de twee marechaussees wel zoveel gedron ken hebben, dat normaal wel zes personen er genoeg aan gehad zouden hebben. En volgens de veerschipper waren ze zo dronken ge weest, dat zij geen „mens" meer waren, maar „dingen", die hij en zijn knecht aan de overkant hadden gebracht. Bij het verhoor is de veerschipper de brutaliteit zelf. Vermoedelijk zou hij niet zulk een hoge toon aangeslagen hebben als hij niet geweten had, dat juist die morgen twee Engels kanonneerboten de Oosterschelde waren komen afzakken met het doel, ook uit Zeeland de Fransen te verjagen Als hem gevraagd wordt, waarom hij dan die twee „dingen" overbrengt, dan zegt hij, dat het bevelschrift van het parket aldus luidde. Natuurlijk behoorde daar de gevangene bij, maar die zou wel gek geweest zijn, als hij geen gebruik had ge maakt van de hulpeloze toestand van zijn bewakers Die smeerde 'em natuurlijk. Hoe hij zijn boeien losgekregen had Wist de veerman niets van. Zij hebben hem alleen weg zien vluchten, de dijk naar Borssele op. De vent achterna zitten Nu, daar was geen gelegen heid voor geweest. Bovendienhij en zijn knecht zijn geen marechaussees, wel Het parket had dan maar aan geschikter lui de overbrenging moeten opdragen. De ambtenaar, die het verhoor afnam, was niet best te spreken geweest over het brutale optreden van de veer man. Die kreeg menig schamper antwoord en hem werden zelfs bedreigingen naar het hoofd geslingerd, waarvan de man zich evenwel niets aantrok. Tenslotte moest men erkennen, dat de veerman geen onwaarheid had gesproken, terwijl bovendien aan de dijk de handboeien werden 'gevonden, die de vluchteling had weggeworpen. Het hele verhaal sluit als een bus. Er worden geen termen aanwezig geacht om Jan Hekman langer vast te houden. Een gans piket soldaten zoekt de hele omgeving af, keert de boerderijen onderstboven, maar keert natuurlijk onverrichter zake terug. De geschiedenis is uit. De betrokkene dobbert op de schuit van Moerman over de Zeeuwse stromen, met opgewektheid zijn nieuwe func tie van schippersknecht op zich nemend. Met grote opgewektheid, al gaat hij dan verder van huis af, want schipper Moerman weet hem heel wat te- vertellen heel Holland vrij de Prins van Oranje geland ze kwamen in een Rotterdam zonder Fransen hij zou er zo vrij als een vogel zijn. Onderweg ontmoeten zij Engelse oorlogsschepen en in vervoering roepen schipper en knecht uit„Hoe zee Oranje boven En de schepelingen wuiven en schreeu wen terug. Te Rotterdam wordt alles hem duidelijkalleen op Gorkum, enkele vestingen in Brabant en Zeeland na, is geheel Holland van het Franse juk bevrijd. Vermoedelijk zou er om Zeeland nog wel gevochten worden, want die sleutel zouden de Fransen niet gemakkelijk prijs geven. Schipper Moerman brengt Heilman naar een apotheker, wiens naam en adres op een brief staat, die dokter Stel- laard hem heeft meegegeven. Van die apotheker betrekt de dokter steeds zijn medicamenten. Hier heeft Frits Zijier een „leven als een prins". Het blijkt hem weldra, dat de dokter kost en inwoning voor hem betaalt en last heeft gegeven, dat Heilman geen werk mag zoeken, omdat hij elke dag teruggeroepen kan wor den. Zo stond hij 's morgens op, niet wetend, wat te doen, Het is werkelijk een verademing, als de knecht van de apotheker een week ziek is en, op zijn dringend verzoek, hij diens werk mag overnemen. Voor de rest dwaalt hij door Rotterdam en verneemt talloze bijzonderheden over dé manier, waarop het van de Franse tyran bevrijde land en volk weer wordt opgebouwd. Alleen iets wordt hem maar niet duidellijker wordt hevig gescholden op de Fransen en men gunt hun nu alle mogelijke kwaad, het kan niet te gek zijn, maarin 1795 heeft men diezelfde Fransen juichend ingehaald. Dat verstaat hij niet. Hij zal ongeveer een maand in Rotterdam hebben ver toefd, als schipper Moerman hem een brief brengt (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 2