eeuwóe
^Cerhbode
Schofterige MENSEN in een VIEZE stad
f LITURGIE ^1
HET GEZANG VAN DE ZONDAG
r
19e JAARGANG No. 35
19 MAART 1965
„Ik worstel
en ontkom"
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg
Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
■Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
-J
Deze dagen las ik een zinnetje, dat
me erg aansprak, 'k Las het in het
Amsterdams kerkblad" en het ging
over de kwesties van vandaag. Laat ik
het afschrijven een dezer dagen zei
me iemand, dat hij het kerkblad met be
langstelling placht te lezen, maar dat
hij weinig waardering had voor het ge
schrijf over het voor en tegen van aan
sluiting bij de Wereldraad van Kerken.
Deze „iemand" gevoelde zich blijkbaar
niet bij het geval betrokken. De redac
teur van genoemd kerkblad, dr. Kunst,
merkt dan op deze ongeïnteresseerd
heid is wel te verstaan. Hij zet dan op
duidelijke wijze uiteen waarom hem dit
zo voorkomt. Ik zal hem hierin niet vol
gen, ofschoon ik er net zo over denk
over deze ongeïnteresseerdheid name
lijk.
Er wordt vaak door de kerkbladre
dacties over allerlei geschreven waarin
het grote kerkpubliek maar matig of
soms geheel niet belangstelt. De uitge
vers leggen echter hun uitgaven op de
redactie-tafel en ja dan leest men deze,
denkt er over na en klimt in de machine
en een artikel wordt geboren. U be
grijpt wel hoe dit gaat. Het gevolg is
wel dat een enkele belangstelling toont,
maar om nu te zeggen dat ons kerk
gaand publiek dat toch elke zondag nog
bij duizenden opgaat naar Gods huis
zo vurig van geest de een of andere
kant uitkijkt, neen, dat geloof ik niet.
Maar, zoals gezegd, wilde ik het daar
niet over hebben.
Ik ben met Amsterdam begonnen van
wege het opschrift hier boven. Want al
heeft men misschien bij het lezen daar
van gedacht aan de een of andere stad
en aan mensen uit het Oosten waar het
immers bar vuil kan zijn, dan moet ik
dit helaas tegenspreken. Het gaat over
Amsterdam, de hoofdstad van ons dier
baar vaderland. Het lijkt wat cru, wat
hard gezegd, dunkt me.
Wie zegt nu zo iets Wel, u hebt
het kunnen lezen hoe een dominé uit
Australië ons deze vriendelijkheid heeft
bewezen. Amsterdam is erg vies gewor
den en hier zijn ze in de winkels schof
terig geworden. Nu, zo iets zal je ge
zegd worden In Australië wordt je
overal keurig en beleefd geholpen, zei
ds. Jonker die vijf jaar geleden uit Am
sterdam-Zuid naar Australië vertrok,
en nu hier met vacantie verblijft, en in
zulk een gribus is terecht gekomen.
Nu ben ik eens gaan nadenken over
deze recensie van Amsterdam.
Ik heb er de Bijbel eens bij nageke
ken en vroeg me af hoe het met de
daarin genoemde steden stond. Dat
Amsterdam vies is en de mensen schof
terig wil ik, moet ik helaas wel geloven
en is geen wonder als je aan de litera
tuur denkt die ze in Nederland schrij
ven en uitgeven en die gretig wordt af
genomen. Ik noem maar geen namen,
want daar steekt weer een beetje re
clame in. Maar wat te denken van de
stad van Kaïn, die hij Henoch noemde
naar zijn zoon En wat te denken van
die eerste wereld van vóór de zond
vloed, die de Here helemaal niet aan
stond Wat te denken van die gewel
digen uit de voortijd, mannen van naam?
De Here zag dat de boosheid des men
sen groot was op de aarde en al wat
de overleggingen van zijn hart voort
brachten ten allen tijde slechts boos
was. Ik dacht zo, dat dit ook een stel
schofterige mensen zal zijn geweest, die
allicht ook met schuttingswoorden lite
ratuur bedreven. En wat moeten we ons
van Sodom en Gomorra na de vloed
voorstellen Mij dunkt, dat het altijd
wel weer hetzelfde beeld is dat onze
wereld vertoont. Als men Pompeï be
zoekt, ziet men ook die schuttingtaai
trouwens, waar niet 't Is geen mooi
woord dat schofterig, maar moet men
het in deze lijdensweken ook niet ge
bruiken van Kajafas en Annas en Pila-
tus enz. Natuurlijk weet ik wel dat de
Farizeën keurig van uiterlijk waren.
Handen wassen voor elke maaltijd was
er wel bij, maar schoften waren het toch
wel, of niet soms Ze hebben de Heer
der heerlijkheid aan het kruis geslagen
en gedood. Ze wilden er vieze leugens
voor gebruiken, valse getuigen oproe
pen, maar dat lukte niet.
Zo doende ben ik dit woord van ds.
Jonker ontdekkend gaan vinden. Zijn
we niet allen schofterige mensen, die
in vieze steden en dorpen wonen En
wie zal ons schoon wassen Welke
reinigingsdienst zal dit doen
Als we deze reiniging zoeken komen
we toch weer in een stad terecht. Ook
een vieze stad met schofterige mensen
een stad, die weliswaar schone gebou
wen kent en het schoon Jeruzalem heet,
maar waar het bloed aan de muren
kleeft, het bloed van Gods profeten dat
om wraak roept, het bloed van Abel tot
dat van Zacharia, de zoon van Berech-
ja, zoals Jezus zegt. We komen in de
stad die profeten doodt en stenigt de
genen die tot haar gezonden worden,
de stad die ook de Zoon uitwerpt en
buiten de poort doodt. Is ook daar dus
geen reinigingsrite Gode zij dank wel,
want daar heeft de Redder der wereld
het schone woord gesproken toen Hij
de daad der reiniging als noodzakelijk
aanwees, zeggende Indien Ik u niet
was, hebt gij geen deel aan Mij.
Wie gebaad heeft, behoeft zich al
leen (de voeten) te laten wassen, want
hij is geheel rein. Zo staat het in Jo
hannes 13 1—20 ten vervolge waarop
Johannes dan in zijn Openbaring 21:8
beschrijft de schofterige mensen die
buiten het nu schone Jeruzalem blijven:
Maar de lafhartigen. de ongelovigen,
de verfoeilijken, de moordenaars, de
hoereerders, de tovenaars, de afgoden
dienaars en alle leugenaars hun deel is
in de poel, die brandt van vuur en zwa
vel dit is de tweede dood.
D.i. met andere woorden gezegd de
vuilnisbelt der gehele wereld, waar zij
terecht komen die de reiniging door
het bloed der kruises missen.
Brouwershaven B. WENTSEL.
v. SCHULDBELIJDENIS EN J
GENADEVERKONDIGING
In de laatste tijd „wandelt" door de
pers een artikel van dr. Buskes. 't Be
gon zijn weg in Hervormd Amsterdam,
werd overgenomen door In de Waag
schaal, besproken in het Gereformeerd
Weekblad door Prof. Herman Ridder
bos, en kwam ook (in verkorte vorm)
terecht in de kolommen van Trouw
(met de foto's van Buskes en Ridder
bos er bij Wellicht hebben nog meer
bladen er aandacht aan geschonken.
De zaak interesseert mij ook. En ho
pelijk u eveneens, want we hebben alle
maal met de inrichting van de eredienst
te maken. Over een onderdeel er van
gaat namelijk het artikel van dr. Buskes.
Als emeritus-predikant is dr. Buskes
nu zo nu en dan weer „gewoon kerk
ganger". En nu heeft hij ontdekt, dat
schuldbelijdenis en genadeverkondiging
vaste bestanddelen van de liturgie zijn
geworden.
Wel wat vreemd, dat deze zaak nu
pas speciale aandacht van hem krijgt.
Kende hij dan het Hervormde Dienst
boek niet, dat al jaren geleden uitkwam
met verschillende „orden van dienst".
Luisterde hij nooit eens naar radiokerk
diensten, zag hij geen televisiediensten,
waarbij naar een verantwoorde liturgie
werd gestreefd Was alle liturgische
bezinning aan hem voorbij gegaan, tot
dat hij weer „gewoon kerkganger"
werd Maar goed, in ieder geval komt
hij nu met bezwaren.
Hij verwijst naar een besluit van
de nationale Synode van Middelburg
(1581) om geen aparte genadeverkon
diging in de kerkdienst op te nemen.
Deze „geschiedt genoegzaam in de
preek" en daarom vond men het „on
nodig een eigen aparte vorm daartoe
in te voeren"".
Dr. Buskes voelt er ook niets voor.
Met onder meer het zelfde argument.
„Een aparte schuldbelijdenis en gena
deverkondiging zijn mij veel te gesti
leerdIn het gebed en de preek
valt de gestileerdheid weg en worden
ze uit hun isolement verlost. Ze func
tioneren dan in de totaliteit van ons
bidden en preekenIk vraag mij
trouwens af, wat er voor de preek over
blijft, als ze geen genadeverkondiging
meer isDe preek kan toch niet
dunnetjes over doen wat al gedaan
werd
Ook tegen „de zo zwaar geladen en
zo abstracte woorden" gaat zijn be
zwaar. Ze doen hem niets. „Grote
woorden, die vaak niet meer dan lege
hulzen zijn." De vaste formuleringen
doen hem zelfs denken aan heiligen
beelden in de roomse kerk. „Je ziet ze
op het laatst niet meer." „Ik zit er on
bewogen bij en onder." Het moet dus
anders, schuldbelijdenis en genadever
kondiging moeten functioneren in het
gebed en de preek."
Tot zover, in hoofdlijnen, de opposi
tie van dr. Buskes. We merken, dat
deze scribent die wel „Hoera voor het
leven" riep. dit hoera niet kent voor
nieuwere vormen van liturgie.
Er zullen mensen zijn, die op andere
punten niet gauw „Hoera voor Buskes"
zouden roepen, maar die toch wel wat
voelen voor zijn redenering. Zelfs Prof.
Ridderbos, aan wie de activiteiten van
zijn collega Prof. Bakker op liturgisch
terrein wel niet zullen ontgaan (ook in
het Gereformeerd Weekblad), betuigt
instemming „Mij is het ongeveer uit het
hart gegrepen". Hij maakt wel enkele
restricties, erkent met „weinig liturgisch
besef begiftigd te zijn", maar geeft dan
toch ook zijn bezwaren door. „Het gaat
alles zo gezwind in zijn werk, dat nie
mand de tijd heeft het enigszins mee te
maken." Dus toch hoera voor Buskes
Vandaar samen in de krant
Wat van dit alles te zeggen Ik hoor
de releveerde redeneringen wel eens
meer. We doen goed er aandachtig naar
te luisteren. Een gewaarschuwd liturg
geldt voor twee We moeten zeker op
passen voor een oppervlakkig formalis
me en niet menen, dat alles met een
goede liturgie voor elkaar is. Als woor
den „lege hulzen" zijn, hebben we er
inderdaad niet veel aan.
Toch geloof ik, dat er tegen de ge-
dachtengang van dr. Buskes wel het
een en ander is in te brengen. Er komen
verschillende misverstanden in naar vo
ren.
Allereerst noem ik zijn verwijzen naar
een besluit van een synode ,al was die
dan te Middelburg!) in 1581. Dat is
niet zo'n sterk argument. Vast staat
immers wel dat al spoedig na de Refor
matie de liturgie niet is uitgebouwd,
maar verschraald.
We doen in dit verband beter met
naar Calvijn te luisteren, 'n Onverdacht
getuige, die van formalisme en opper
vlakkigheid niets hebben moest. Doch
hij voelde wel voor de schuldbelijdenis
aan het begin van de dienst. Ik citeer
uit de Institutie (boek III, 4, 11; editie
Sizoo deel II, pag. 120) „Daar wij in
alle heilige samenkomsten ons stellen
voor het aangezicht Gods en der enge
len, welk ander begin zal dan onze
handeling hebben, dan de erkenning on
zer onwaardigheid Maar, zult ge zeg
gen, dit geschiedt in elk gebedIk'
erken datmaar indien gij overweegt
hoe groot onze zorgeloosheid, of slape
righeid, of onverschilligheid is, zult ge
me toestemmen, dat het eeil heilzame
instelling zou zijn, indien het Christen
volk door een plechtig gebruik om te
belijden geoefend werd tot verootmoe
diging". Even later: „Wij zien dat deze
gewoonte in welgeaarde kerken met
vrucht waargenomen wordt, dat op
Zondag 21 maartGezang 34.
De melodie van dit gezang is althans
wat de melodische gang betreft zeer
bekend. Vooral ook door de aangrij
pende wijze waarop Bach deze melodie,
gezongen door jongenskoor, invlecht in
het openingskoor van de Matthaus-
passion: „O Lamm Gottes, unschuldig".
Ook hier werd het oorspronkelijke ritme
in ere hersteld. De laatste regel is tame
lijk moeilijk, tenminste wanneer men al
leen op een orgel kan voorspelen. Voor
gezongen zal het ieder spoedig duide
lijk zijn wat de bedoeling is. In de regel
„Gij hebt de schuld gedragen" staan
boven de lettergreep „dra" drie noten.
De laatste van deze drie moet een halve
noot zijn, dus open, met een stok. Een
aanwinst, dit gezang
iedere dag des Heren de dienaar een
formulier van belijdenis uitspreekt,
waarin hij allen schuldig stelt en de
Here om vergiffenis bidt". Aldus Cal
vijn.
Ook de genadeverkondiging vindt
men in zijn liturgie terug. Na de schuld
belijdenis komt een troostwoord uit de
Schrift en de Absolutie Aan allen, die
aldus berouw hebben en Jezus Christus
zoeken tot hun heil verkondig ik de ver
geving in de naam van de Vader, de
Zoon en de Heilige Geest, Amen.
(Straatsburgse edities.) Ook Calvijn
ondervond al tegenstand op dit punt,
maar wil de beide, schuldbelijdenis en
absolutie, als zeer nuttig, handhaven.
„Wanneer de gehele kerk als het ware
voor Gods rechterstoel staat, zichzelf
schuldig erkentdan is het geen
•geringe troost daar aanwezig te hebben
een afgezant van Christusen van
hem te horen, dat haar vergeving aan
gekondigd wordt." (Institutie III, 4,
14.)
U begrijpt: ik houd het liever op Cal
vijn, en niet op Middelburg (van 1581
dan en Buskes. Diep ernstige woor
den heeft Calvijn aan deze zaak gewijd.
Geen formalisme. Maar sleutelmacht
En die vaste formuleringen dan
Calvijn schrijft ergens: „Met betrekking
tot een vaste gebedsvormkeur ik
hogelijk goed, dat er een vaste vorm is,
van welke de dienaren niet mogen af
wijken 1. om de onbekwaamheid en
eenvoud van sommigen te hulp te ko
men. 2. Opdat de eenstemmigheid en
saamhorigheid der kerken onderling aan
het licht treden. 3. Omdat lichtzinnig
heid van hen die nieuwigheden nastre
ven verhinderd moeten worden".
Trouwens als vaste formuleringen
verkeerd zijn lege hulzen waarom
bidden we nog Het onze Vader Be
lijden we telkens de 12 Artikelen (of
Nicea)? Luisteren we naar de 10 gebo
den Dan moet er heel wat afgeschaft
worden Zo ver zal niemand willen
gaan Waarom dan niet met Calvijn
enige waardering voor vaste vormen
Natuurlijk is er het gevaar van routine
(Ridderbos), maar dreigt dit niet elk
moment van de liturgie Ook zelfs
woorden in de preek kunnen tot lege
hulzen voor ons worden. Men moet dus
een andere instelling proberen te heb
ben tegenover de onderdelen van de
liturgie. Elk ogenblik is er één van gro
te ernstdan gaat het niet „gezwind",
maar worden de oude woorden telkens
opnieuw „geladen". Dan zal men ook
„present" roepen bij dit appèl, in de
goede zin van het woord. Want het zal
innerlijk weerklank vinden. Zie het be
toog van Calvijn.
Buskes ziet de liturgie te chronolo
gisch. Wat eens gezegd is, hoeft niet
herhaald („niet dunnetjes overdoen in
de preek"). Dat is een verkeerde ziens
wijze. Dan zou na de groetGenade
en Vrede zij ual niet meer van de
genade gesproken behoeven te worden.
Dan zou na de wet later niet meer tot
een leven van dankbaarheid behoeven
te worden opgeroepen. Dan zou ons
zingen drastisch verminderd kunnen
worden. Eén keer een loflied, klaar. Op