Het R.K. Decreet over het Oecumenisme Mijn Ouderling „DE SLUIKER" ontstaan. Trouwens er speelde in beide gevallen op de achtergrond nog wel meer mee. Kreeg de Hervormde kerk in de zaak-Prof. Smits ook niet al gauw met een ordekwestie te maken Trouwens, al zouden wij het fout ge daan hebben, dat ontheft de Hervorm de Kerk niet van de plicht het goed te doen. Misbruik (stel dat dit in het spel was, ik zie het zo nog niet) heft het goede gebruik nog niet op. En er ligt hier een Schriftuurlijke roeping. In het Herderlijk Schrijven aangaande de be lijdenis en haar handhaving wordt dit van Hervormde zijde ook wel toegege ven. Maar, en dat is ons grote bezwaar, in de practijk kan er toch erg veel op door in de Hervormde kerk. Er zijn ver schillende modaliteitenhoewel sommi gen tegenwoordig toegeven, dat weer van richtingen moet worden gesproken. Wij noemen hier dan al gauw .,de vrijzinnigen". Dit wordt ons wel eens kwalijk genomen. .Jullie spreken onge nuanceerd over deze mensen. Maar er zijn verschuivingen naar rechts. Praat maar eens met ze Doch onlangs werd in Hervormde kring ook toegegeven, dat men de Ge reformeerden met dit rechts en links geen rad voor de ogen moet draaien. De vrijzinnigen willen zelf ook zö niet opgesplitst worden. Welnu, dan wordt onze vraag weer klemmenderMag men die 15 vrijzinnigen alle als legi tiem Hervormd blijven aanvaarden En integreren, zoals vaak gebeurd Gelijk berechtigd Terwijl we toch weten, dat verschillenden van hen de hoofdwaar heden en heils/efterc van het Schriftuur lijk geloof ontkennen of negeren Ik zou er voorbeelden genoeg van kunnen geven. Is men het kerk-ondermijnende werk van de vrijzinnigheid vergeten Kijk bijvoorbeeld eens rond in sommige de len van Friesland, Drenthe en Noord- Holland Dit probleem wordt naar mijn mening in Hervormde kring toch onder schat. En onze bezwaren worden toch te zeer op één lijn gesteld met hun vra gen aan ons. Maar de onze zijn van een andere orde, menen wij. Nu kan men zeggen Stil maar, wacht maar, de vrijzinnigheid sterft van zelf uit. Is immers duidelijk op retour Maar is dat de stijl van de kerk Een Hervormde collega zei onlangs eerlijk ,,Ik ben dominee in een zieke kerk". Nu moeten we daar begrip voor hebben. En ik zou niet graag beweren, dat bij ons alles zo gezond is. Maar men mag toch niet toestaan, dat aan een zieke vergif (anders dan medicijn!) wordt toegediend En al is het wat scherp gezegd, zo zien we toch zeker in sommige opzichten de situatie. Pau- lus kon soms ook scherp zijn (Gal. 1:8). Ik noem een ander voorbeeld We hebben de discussies gevolgd rondom Ds. B. van Ginkel. Ik kan daar in dit verband niet diep op ingaan. In een humoristisch artikel heeft Prof. van Nif- trik toch wel ernstige dingen gezegd. B.v. ,,Dan is Jezus Christus voor mij de Heiland, omdat ik dat in Hem zie en dan is dat voor mij waar. Maar voor anderen is Hij maar een doodgewoon mensDan moet ik zeggen, dat hier In Katholiek Archief" van 26 febr. en 5 maart is de Latijnse en de Neder landse tekst verschenen van het de creet over het Oecumenisme. Het lijkt ons niet overbodig hierbij enkele kant tekeningen te maken. Het decreet begint met te zeggen dat .,het herstel van de eenheid een van de voornaamste doelstellingen van de twee de heilige en algemene Vaticaanse Kerkvergadering is". Het stelt echter reeds in het eerste hoofdstuk vast dat tot de (r.) katholie ke principen de waarheid behoort dat de Paus, als opvolger van Petrus, naar de „wil van Jezus Christus, het volk van Christus onder de werking van de Heilige Geest zal laten groeien" naar die eenheid. 'n Andere vaststelling die we in dit decreet doen is dat er in gezegd wordt dat „omvangrijke gemeenschappen zich hebben afgescheiden van de volle ge meenschap der (r.) katholieke kerk en dit soms niet zonder schuld aan beide zijden. Maar degenen, aldus het de creet, die nu in zulke gemeenschappen worden geboren en er het geloof in Christus in zich opnemen, de zonde van de afscheiding niet kan toerekenen." Om met deze twee punten te begin nen (er volgen er nog meer), wil ik vooreerst opmerken, dat men het prin ciep van het primaatschap als 'n axioma vooropzet. Het mag dan 'n r.k. axioma zijn, als men werkelijk de eenheid wil zal men ook bereid moeten zijn dit axio ma aan het evangelie te onderwerpen. Doet men dit niet, dan kan men het streven naar eenheid, wel als 'n vrome wens zien, maar dan is de vraag, wat men nu eigenlijk bedoeld, niet uitgeslo ten. Omdat we straks hier nog, naar aanleiding van iets anders nog op terug kom, wil ik deze kanttekening alvast als afgehandeld beschouwen. De tweede kanttekening geldt dan de vaststelling dat degenen, die nu in zulke gemeenschappen leven geen schuld meer hebben aan de zonde van de afscheiding. In de eerste plaats wordt ook hier er weer de nadruk op gelegd, dat de r.k. kerk de volle waar heid bezit (ze heet de volle gemeen schap). M.a.w. wordt hier dus gezegd, dat de andere kerken niet volledig kerk zijn. Hier ligt dus weer in opgesloten, dat Rome onder oecumene terugkeer verstaat, omdat zij de ene ware kerk is. het Evangelie wordt aangetastDe waarheid is alleen maar waar in de existentiële relatie. En dat bestrijd ik." Accoord Maar wat zegt, wat doet de Christus- belijdende Volkskerk Het zijn voor ons grote, principiële vragen. Ik weet, dat de Hervormde kerk met nog een probleem zit. Dat van de Ge reformeerde Bond 15 Ook in deze modaliteit is soms het blijde Evan gelie verdwenen ondanks theoretische orthodoxie. In mijn eerste gemeente hoorde ik vanuit die kring nogal eens Gereformeerd is niet bekeerd. (Men bedoelde niet zichzelf, maar ons Ook Wat het woordje nu betreft wordt er dus van ons gevraagd dat wij de ganse geschiedenis zouden laten vallen door Luther en Calvijn b.v. niet langer grote hervormers te noemen, maar gewoon weg „scheurmakers". Als dat niet zo is vragen we ons af wat dat woordje „nunc" (nu) in de Latijnse tekst doet. Natuurlijk is de zaak enigszins verzacht door de woorden dat de schuld soms aan beide zijden lag, maar in ieder ge val, laat de schuld zo nu en dan ook bij Rome gelegen hebben, dit doet niets af aan het feit dat wij volgens Rome de volle gemeenschap hebben verlaten. Ook wordt hier in het midden gelaten „hoe" de r.k. kerk hen ziet die nu over gaan. Ligt hier misschien een van de redenen waarom het rapport over de godsdienstvrijheid op 'n verrassende manier van de tafel werd weggevaagd Wij weten immers allemaal hoe het er b.v. in Spanje toegaat. Wat er ook van zij, ook hier stellen we vast, welke een heid Rome voor alles bedoeld. Het decreet gaat ook verder in op de doop van niet rooms-katholieken. Het zegt er van dat ze geldig gedoopt zijn en dat ze zo worden ingelijfd in Chris tus. De vraag mag hier wel gesteld, waarom nog steeds gewezen protestan ten „onder voorwaarde" herdoopt wor den. Nu weet ik wel dat iedere r.k. the oloog zal beweren dat men in zo'n ge val het zekere voor het onzekere moet nemen en dat door de voorwaardelijke stelling (indien ge niet gedoopt zijt...) het sacrament nooit tweemaal wordt toegediend, maar dat is de vraag niet, de vraag is of men ja dan neen de protestantse doop aux serieux neemt. Verder wordt in dit decreet ook nog, zij het op 'n zijdelingse manier, gezegd dat de protestant eigenlijk behouden wordt door dat hij deel heeft, gedeelte lijk althans, aan de r.k. kerk. „Toch is", aldus het decreet, „de verdeeldheid van de christenen voor de Kerk een beletsel om de volheid van de katholiciteit, die haar eigen is, te verwerkelijken in die zonen en dochters, die haar door het doopsel toebehoren, maar van haar vol ledige gemeenschap gescheiden zijn." We willen hiermee de bespreking van hoofdstuk één van dit decreet be ëindigen. In 'n volgend artikel wil ik dan hoofdstuk twee even onder de lou pe nemen. M. V. J. DE CRAENE. hierover en mét deze mensen is het ge sprek niet eenvoudig. Ultra-rechts is ook zeer exclusivistisch. Problemen genoeg Dus het gesprek maar afbreken Nee, ik zou gaarne het gesprek (of het beraad, een woord waaraan het Rapport over de Intercom munie de voorkeur geeft) voortzetten. Maar dan de kernvragen niet relati veren. Dat is naar mijn mening in het schrijven van de Hervormde Synode wel enigermate gebeurd. Van verenigen is nog geen sprake. Ik zou onze kerken in dit stadium nog niet graag uitleveren aan een Richtin- genkerk, waar helaas nog ijzer en leem te samen getolereerd wordt, ook in ambten en kerkvergaderingen. En waar in sommige plaatsen een hevige strijd onder elkaar wordt gevoerd. Wij van onze kant zullen moeten blij ven vragen in het gesprek om daden van eenvoudige, Schriftuurlijke gehoor zaamheid ten aanzien van de grenzen van de kerk. Het is mogelijk, dat men plaatselijk elkaar ontmoet, leert kennen en waar deren, en soms komt tot verantwoorde gemeenschappelijke activiteiten, mits voldaan is aan de voorwaarden van onze Synode, in het geschrift Verdeeld heid en gemeenschap toegelicht. Want we moeten elkaar blijven zoe ken. „Wij kunnen ons eenvoudig niet veroorloven de gescheidenheid langer te laten voortduren dan strikt noodza kelijk is" (pag. 21). Van harte mee eens Moge in gehoorzaamheid aan het Woord de weg gebaand worden naar meer eenheid. W. KATS. XXXI In de 105e Jaargang van De Bazuin heeft Ds. Boerkoel een serie instructie ve artikelen geschreven over het bijzon dere ambt in de kerk. Neen De Ba zuin is nu niet meer. Alles wisselt op de aarde, en die wisseling gaat ook niet langs de lectuurbak heen. Waar is De Wachter, waar is De Heraut, waar is Pniël gebleven Wie echter wat spaart, die heeft wat. Al brengt elke week ons nieuwe leesstof in de hanger of bak. neen, in onze handen (want de bandjes moeten er af), toch behouden oude jaargangen hun waarde en kun je er soms heel wat uit opdiepen. Och, we lenen toch eigenlijk altijd van elkaar. Heeft Professor H. Bavinck niet eens gezegd „Een mens leeft van weinig gedachten Wat je als origineel wilt etaleren, heeft een ander soms precies zo al gezegd. Ik ga nu lenen van Ds. Boerkoel. Een postume onderscheiding nog voor De Bazuin. Het citaat is wat lang. Maar ik heb door de korte stukjes van de laatste weken recht op wat meer ruimte dan gewoonlijk. En Ds. Boerkoel zal U niet vervelen. Aan hem nu het woord. Ik heb zo'n vermoeden, dat het Bazuin artikel nog in tweeën wordt geknipt. Dit laat ik aan de economie van de Uit gever over. Ds. Boerkoel schrijft en wij lezen. LUST EN LIEFDE TOT HET AMBT De huivering om de hand in wespen nesten te steken, de bescheidenheid, die de vooraanzitting niet bemint, en de vrees, dat men de vereiste gaven mist, zijn nu niet bepaald prikkels tot het haken naar het ambt van opziener. In tegendeel. ze worden nog al eens als een schild opgeheven, waartegen de pijl van de roeping afketst. Maar ook als een gekozene zich de benoeming laat welgevallen, gaat de bereidverkla ring gewoonlijk gepaard met velerhande reserves, die niet de indruk wekken, dat FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 58) ,,Of ik dat wil? Natuurlijk, dokter, 'k Weet alleen niet, hoe. Maar, misschien weet u „Span dan dadelijk je sjees in, dan rijden wij, zo hard je klepper kan lopen, naar Goes. M'n Jans is voor zo'n snelle rit niet meer in staat. Maar we gaan binnendoor. Misschien zijn we er dan eerder dan die marechaussees, 't Is trouwens beter, dat ze ons niet zien. En ik zie hen het liefst niet, want ik sta er niet voor in wat er anders gebeuren zou, als wij ze achterop reden. Ik geloof, dat ik in staat was de kerels neer te. schieten. Maar dat is natuurlijk onzin. Met geweld komen we er niet. Een paar goed gerande Zeeuwen zullen vermoedelijk beter helpen. We zullen zien." In een oogwenk staat de sjees gereed en als zij op het punt van wegrijden zijn, komt de molenaarsvrouw nog met de pijjekker van haar man aanlopen. „Doe hem aan. Freek, 't Is Koud. Je zult hem nodig hebben." In de vroege namiddag arriveren zij in Goes, waar de dokter Wenberg stallen laat in „De vergulde gans" op de markt. Daar komt hij geregeld, als hij in Goes is en de hospes kent hij uitstekend. „Ik maak mij sterk, dat de marechaussees met Zijier nog niet eens in Goes zijn. Dat zou prachtig wezen." Het is een kleinigheid van de waard te weten te komen, welke stalhouderij gewoonlijk voor het gouvernement rijdt en de naam van de koetsier te weten te komen. En laat dat nu Jan Hekman zijn, die uit het dorp afkomstig is en die de dokter dus van kindsbeen kentHij heeft hem zelfs wel als patiënt gehad, in een heel ernstig geval. „Het kan niet beter, zegt hij tot de molenaar. „Jan Hek man, je kent hem wel. Dat is ook een kerel met moed in zijn lijf, als ik me niet vergis. Ik ga hem opzoeken. Zoek jij je vertier nu maar. Men moet ons niet samen zien." In de stalhouderij is Jan Hekman bezig 'n rijtuig in ge reedheid te brengen, als de dokter hem opzoekt. „Hé, dokter Stellaard", zegt hij verbaasd. ,,U komt toch niet vragen of ik U thuis kan brengen Dit zou mij spijten. Want ik ben bezet." „Dat weet ik. Je moet een gevangene naar het Sloe brengen, nietwaar „Ja, dokter. Maar hoe weet U dat De man is ten hoogste verwonderd. Hij begrijpt er niets van. Nog geen kwartier geleden is men het wezen zeggen en wel onder de diepste geheimhouding. Aan de zaak moet zeker geen openbaarheid worden gegeven met het oog op het volk, dat men ook hier gaat vrezen. Maarhoe ter wereld kan de dokter het dan weten Dr. Stellaart trekt de koetsier wat verder de stal in en fluistert„Kijk eens, Hekman, ik ken je en jij kent mij. Je bent een kerel met moed en karakter en je wilt ook wel een duitje extra verdienen. Luister nu eens even. De man, die weggebracht moet worden, ken ik heel goed. Hij is geen misdadiger. Hij heeft alleen wat op zijn kerfstok op het gebied van de handel, nu begrijp je het verder wel. Dat is heus alles. De vent is verder zo onschuldig als jij en ik. En hij heeft vrouw en kinderen. Als hij over het Sloe is, wordt hij aan de galg gebracht. Denk eens in, dat jij in de plaats van die man was, jij met je vrouw en kinderen Er is alles aan gelegen, dat de gevangene tus sen Goes en het Sloe ontsnapt, hoe dan ook. Dat is mij een stapeltje rijksdaalders waard. Als je helpen wilt, dan zijn hier de Zeeuwen beloof mij op je woord van eer er met niemand over te spreken. Maar bedenk je eerst goed vóór je „neen" zegt. Toen je een jaar of twintig was, Jan Hekman, heb ik het geluk gehad, je van een zware ziekte te kunnen herstellen, je weet het zeker nog wel En ik heb God gedankt, dat ik zo'n flinke kerel van de rand van het graf mocht redden. Dat zou ik weer doen, als deze arme kerel, die mij nu al enkele maanden trouw dient, van de galg werd gered." Jan Hekman heeft rustig staan luisteren alleen heeft hij zich nu en dan achter het oor gekrabd. „Tja, dokter, ik zou u graag helpen. Maar wat u van mij Vraagt is heel, heel gevaarlijk. Dat kan mijn kop kos ten. Ik zie ook niet in, hoe dat voor elkaar te krijgen is. U moet weten dat er twee marechaussee's meegaan, goed gewapend. En die lui zijn wat mans Wat moet ik daar alleen tegen beginnen „Ja, beginnen, dat weet ik allemaal wel. En ik wil jouw kop er ook niet af hebben, 'k Heb er al over nagedacht en weet een middel, dat jij niet de minste last zult hebben. Je bent daar bekend, niet Nu, tussen Arendskerke en het Sloe ligt „Het Zwaantje". Daar tracteer je die lui op warm bier met rum Daar zullen ze geen bezwaar tegen hebben, want al die lui zuipen als tempellieren. Nu, als ze dan wet vrolijk zijn, doe je ongemerkt deze poeders in hun glas. Die zijn geheel onschadelijk. Alleen binnen het half uur slapen de kerels als marmotten en ze zijn niet wakker te krijgen. Dan heb je de handen vrij en kunt naar bevind van zaken handelen. Zelf loop je niet het minste gevaar,-want de verantwoordelijkheid komt voor de ma rechaussees. Je weet trouwens wel, dat we over een paar weken van de Fransen verlost zijn en moet die arme drommel, met de veilige haven in het zicht, nog aan de galg Nu, Jan Hekman, heb je moed tot een edele daad of heb ik mij in je vergist „Nee, dokter. Ik ben je man Als het is, zoals u zegt, dan zal die kerel, als het in mijn macht ligt, niet aan de galg komen. Hier is mijn hand „En hier de mijne. Met de goede Zeeuwen er bij. Als de zaak voor mekaar komt, en daaraan twijfel ik niet, dan schieten er nog wel een paar gouden Napoleons voor je over. Als de ontsnapping gelukt is, zie de man weer mee terug te brengen naar Goes en dan moet hij zich ver voegen bij Schipper Moerman, die hem met zijn schuit naar Rotterdam zal brengen. Hij moet zijn naam opgeven als „Jean Gilbert", vergeet dat niet. En nu, God zegene je Doe je best." „U kunt op mij rekenen, dokter Dokter Stellaard is volkomen gerustgesteldals een ronde Zeeuw een belofte geeft, houdt hij die. Wanneer Heilman in de komende nacht niet als een vrij man rond loopt, ligt dat niet aan Jan Hekman (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 2