3£erkbocle DE BRUGFILOSOFEN IN DE BOOT Hervormd-Gereformeerd gesprek HET GEZANG VAN DE ZONDAG ,J OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. Vlaardingerbroek, Ermelo. 19e JAARGANG No. 34 12 MAART 1965 ,,Ik worstel en ontkom" r Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 J Ik denk zo dat dit opschrift zich een beetje raadselachtig bij de lezers aan dient. Men zou kunnen denken aan een nieuw spreekwoord indien al dan is het op Zeeuwse grond geboren. Duide lijker gezegd op de vaart van de Val bij Zierikzee naar Kats of omgekeerd, 't Kan daar op de Koningin Emma in de kajuiten boven of binnen al naar het weer is zo gezellig zijn, zo echt knus toegaan met moeders en kinderen enz. Er wordt wat gegeten of gedronken allebei kan ook. Er is wat heen- en weergeloop van personeel en passagiers en sinds de bruggenbouw bij Kats een aanvang nam een gestaag naar buiten kijken en dan inzonderheid naar de voortgang van de bruggenbouw. 't Is ook de moeite waard en iedereen is vol lof. 'k Heb zo vaak ik de over tocht maakte nog geen critiek op het werk vernomen. Wel heb ik tal van uitingen van waardering opgevangen wat gaat het hard wat schieten ze op. Tot eind februari waren er van de 52 te maken overspanningen reeds 26 ge plaatst, zo las ik in de krant aan welke ik bovengeplaatste zeggen ontleen. Een journalist, die blijkbaar eens was wezen praten met de directie of de een of an dere hoge functionaris en dientgevolge over data en cijfers beschikte, maakte de bootreis van Kats mee. Hij hoorde toen in de kajuit van al lerlei beweren, dat met zijn inlichtingen heel niet klopte. Echter deed dit weinig of liever gezegd in 't geheel niets af of toe aan de voortgang van het werk. De bruggenbouwers hoorden het niet eenszij arbeidden rustig verder. Kwaad kon het gesprek van het pu bliek, hetwelk de journalist zo typerend als brugfilosofen aanduidde, in 't geheel niet. Integendeel bleek er de grote be langstelling voor het werk uit men be sefte er belang bij te hebben. Men vormde immers de massa, die de toe komstige auto- en busreizigers zou le veren. Dat de bruggenbouwers beter op de hoogte waren dan zij, deed er niet toe. Men wist het dat dezen iets bezig wa ren te maken dat te vertrouwen zou zijn. Die bouwers zouden ook zelf van de brug gebruik maken in later tijd'. Bij niemand kwam de vraag op of de brug wel te berijden zou zijn of hij het wel zou houden bij zwaar verkeer, of bij stormweer. Neen. de brugfilosofen in de boot waren vol vertrouwen. Over deze eenvoudige dingen naden kende kwam ik er vanzelf toe om deze wederzijdse verhouding van bruggen bouwers en brugfilosofen toe te passen op allerlei verhoudingen in het mense lijk leven en bedrijf. Vaak past men hier het spreekwoord op tóe, dat de beste stuurlui aan de wal staan. Zij weten het beter dan de schip per aan boord. Ze verbeelden zich dit tenminste, ofschoon ze volstrekt niet op de hoogte van de vaart zijn. Dan is er de verhouding van veel haken en ogen; van schouder ophalen en onbillijke cri tiek die soms zover gaat dat de brug genbouwers bij de voortgang van hun werk zoveel tegenstand krijgen, dat het werk er door belemmerd en vertraagd wordt, 't Lijkt er meermalen op, alsof iedereen van alles verstand heeft, en over alle problemen kan meespreken, hetwelk uiteraard geenszins het geval is noch ook zijn kan. In het onderhavige geval van de bruggenbouw missen de brugfilosofen in de boot het technisch inzicht om de bouw te beoordelen. En toch is er vertrouwen aanwezig. Mij dunkt dat dit op allerlei terrein zo het geval is. Ook wat het kerkelijke leven betreft. Als we aan het Schrift woord ,,Och, dat al Gods volk profe ten waren", denken, wil dit zeker niet als wens en bede uiten dat alle gelovige kerkleden in staat zouden moeten zijn om een dogmatiek te schrijven of een geloofsbelijdenis naar de eis des tijds op te stellen. Ik dacht dat dit nu ook van toepas sing moet geacht worden op enkele be langrijke zaken die in ons kerkelijk le ven aan de orde zijn. 'k Wou hier nu maar liever niet zien dat iedereen doet alsof hij van al deze dingen verstand heeft, ook dominees en professoren niet. Wat er wel moet zijn is vertrou wen in de bruggenbouwers. Of dan de brugfilosofen niets mogen zeggen O ja, best en graag zelfs, mits ze maar van het vertrouwen uitgaan. En de bruggenbouwers Ja, die moeten elkaar dan niet in de haren zitten op een ma nier dat de brugfilosofen zeggen dat zij, die bouwers, het blijkbaar zelf niet weten, want dat zou dan een groot kwaad zijn onder de zon. In mijn vorige artikel heb ik getracht een overzicht te geven van het Her vormde geschrift, dat onlangs onder bovengenoemde titel i; i verschenen. Vanzelfsprekend he eft de inhoud er van onze bijzondere b .elangstelling. Als je eigen naam won It genoemd, dan spits je je oren Welnu onze naam wordt hier in een he paald verband ge noemd, wij hebben en dus r eker mee te maken Wat nu te denken van datgene, wat in het Hervormd sclirijven naar voren wordt gebracht Om te beginne n kunnen we onze dank uitspreken v oor het feit, dat zo veel documentatie >mat eriaal is toege voegd (blz. 2255). Dit beslaat dus Dan vervallen we in wat men noemt een vertrouwenscrisis. Als voorbeeld van een dergelijke gevaarlijke situatie moge ik verwijzen naar hetgeen in Bloe- mendaal zich heeft voorgedaan. De classis Haarlem spreekt van ,,een we derzijdse vertrouwenscrisis in de inter menselijke verhoudingen". Ik laat dit verder daar en wil alleen maar aange ven dat waakzaamheid geboden is ook in verband met de vele dingen die in ons kerkelijk leven van vandaag aan de orde zijn. Sympathiek zijn me dan de brugfilosofen die met grote belangstel ling van de zaken kennis nemen, maar in groot vertrouwen op de bruggen bouwers. De mensen in de boot kunnen niet alles volledig volgen, maar weten te goed dat de zaken in goede handen zijn. Concreet gezegd zou het zeker niet juist zijn om b.v. een vergadering als onze synode met wantrouwen tegen te treden en te bejegenen als een ver gadering van mensen aan wie niet bo ven alles de zaak des Heren van Ko ninkrijk en Kerk ter harte gaat, als U begrijpt wat ik bedoel. Brouwershaven B. WENTSEL. wel een heel groot deel van het ge schrift, maar dit is mijns inziens geen bezwaar. Allereerst vindt men in chronologi sche volgorde hier een weergave van samensprekingen en brieven op Syno daal niveau van 1952—1961. Het is prettig om dit alles geordend bijeen te hebben. Maar vervolgens is dit materiaal van betekenis om dat hier ook rechtstreeks Gereformeerde stemmen klinken (brie ven van onze Synodes b.v.) en in een ander gedeelte een Gereformeerd hoog leraar (Prof. Nauta) mede voor de in houd van een verslag verantwoordelijk is. Dit verhoogt de objectiviteit, die an- Zondag 14 maartGezang 33. Deze melodie is een z.g. contrafact. Dat wil zeggen op deze melodie zong men oorspronkelijk een wereldlijke tekst, namelijk ,,Mein G'müt ist mir verwirret von einer Jungfrau zart". La ter werd er een geestelijke tekst op ge dicht. Dit gebeurde in de reformatietijd herhaaldelijk. In het nieuwe gezangen- boek is de melodie in de oorspronkelijke notatie opgenomen, wat hoofdzakelijk neerkomt op herstel van het ritme. Me lodisch is er één wijziging op de eer ste lettergreep van doornenkroon" zingen wij nu a, vroeger f. ders in een geschrift als dit gemakkelijk zou kunnen verdwijnen. Men spreekt immers al gauw alleen vanuit eigen standpunt. Wat de eigenlijke gedachtengang van het schrijven zelf betreft, ik dacht, dat we kunnen zeggen, dat geprobeerd is de verschillende standpunten duide lijk weer te geven. De toon is mild, nergens wordt op een onaangename wijze critiek op onze kerken uitgeoefend. Datgene, wat de beide kerken samen bindt, wordt opzettelijk voorop gezet, en dit is zeker niet zonder betekenis. In het verleden is dat wel eens anders geweest, dan was nog al eens van een zekere geïrriteerdheid sprake .Jullie menen het altijd beter te weten dan wij In dit schrijven vindt men daar van geen spoor. Integendeel, ik meen dat men zeer bewust getracht heeft ons zoveel moge lijk recht te doen. En als er critiek moest worden geformuleerd, ging dat in soepele vorm ,,Ook nu kunnen er over en weer vragen gesteld worden" (pag. 12). ,,Naar beide zijden liggen waarheidselementen" (pag. 14). „Legi tieme elementen in eikaars tuchtoefe ning zal men ten volle moeten erken nen" (pag. 16). „Het is wellicht een goede zaak de vragen ook eens om te draaien en na te gaan wat ons bij de ander aantrekt en misschien jaloersheid wekt" (pag. 20). Als men er van uitgaat dat de toon de muziek maakt, dan is het geheel ze ker welluidend Dat neemt niet weg, dat we het toch helaas niet zonder meer in alles met de probleemstelling in dit geschrift eens kunnen zijn. Juist dat „vragen naar beide kanten" schakelt voor mijn gevoel de zaken te veel gelijk. Je zou kunnen concluderen: Met wat geven en nemen moet het alle maal gemakkelijk voor elkaar kunnen komen. Prof. Nauta heeft er in een recensie in Trouw al op gewezen dat zijns in ziens soms de analyse wat aan de op pervlakte blijft. Met deze mening kan ik het geheel eens zijn. Toen ik het geschrift las moest ik bij de aan elkaar gestelde vragen nog al eens denken Zijn deze van gelijk ge halte Natuurlijk wordt wel uiteengezet, dat de Hervormden de volkskerk voorstaan, en dat de Gereformeerden vragen of zij zich „wel bewust zijn, dat het kerk- zijn toch vooral gestalte krijgt in het rechte belijden van de Naam des He ren". Inderdaad Maar deze zaak had nu volgens mij veel meer aandacht moeten hebben. Want dit is voor ons de kwes tie. Men kan weten, dat het serieus ne men van de grenzen van de kerk voor ons een zeer principiëel punt is, in ge hoorzaamheid aan het Woord. Men kan zeggen Wat hebben de Gereformeerden er van terecht gebracht (Geelkerken, Schilder, pag. 6)1 Maar het is in ieder geval duidelijk, dat onze kerken geprobeerd hebben ook hier naar Schrift en Belijdenis te handelen. En als men zich volgens belofte aan Sy nodebesluiten had geconformeerd, had den er geen scheuringen behoeven te ^ÏTleditatie ,,Here, zijn het weinigendie behouden worden Lucas 1323. Dit is een vraag, die de kerk altijd op de lippen heeft gelegen. Nog altijd hebben we moeite om haar voor ons te houden. Waardoor is deze anonieme vragensteller uit het evangelie van Lucas bij ons zo populair geworden Is het, omdat wij zoals Prof. Bavinck eens opmerkt, altijd weer de neiging hebben konkrete beslissingen te ontlopen via algemene beschouwingen Intussen geeft Lucas geen psychologie van deze man. Hij blijft tenslotte „maar iemand" voor ons. Ook al heeft mijnheer N.N. het de kerk alle eeuwen door geducht lastig gemaakt met zijn volslagen vrijblijvende kri tiek. Belangrijk is bij Lucas het verbond. De vraag is een vrij late reaktie op twee overbekende gelijkenissen van de Heer die van het mosterdzaad en die van het zuurdeeg. Beide beelden de haast geruisloze groei van het Koninkrijk van God uit. Dat rijk gaat in onze wereld zijn eigen gang. Het geheim van die groei is aan onze waarneming onttrokken. Het enige, wat wij er van we ten is, dat het Koninkrijk van God juist daarom zo groot wordt, omdat het zo klein is begonnen. Eenmaal zullen de vogels voor hun nesten de takken van de mosterd boom opzoeken. Dan zal het deeg voorgoed en voldoende doorzuurd blijken. Het is duidelijk, dat in dit verband de vraag „Here, zijn het weinigen, die behouden worden eigenlijk een onmogelijke is. Het gaat juist om het vele en om het geheel, om Oost en om West (vs 29). Om een rijk. dat met de wereld samen wil vallen. Toch zien we het dwaze, overbodige' en zinloze van deze vraag mis schien nog scherper in als we letten op dat wat volgt. Jezus is op weg naar Jeruzalem. Dat betekent bij Lucas tegelijk, dat Zijn lijdensweg nu definitief begonnen is. Hij kan nu niet meer terug. Hij wil het trouwens ook niet. En terwijl zo het kruis elke dag dichter bij komt, vraagt iemand uit de schare „Zijn het er weinigen, die behouden worden 1" Hebt U eigenlijk niet voor niets geleefd en zult U nu ook voor bijna niemand sterven Dat is toch wel de grootste belediging, die wij Jezus kunnen aandoen. Hij gaat naar het Kruis en wij roepen Hem achterna „Het is toch niet de moeite waard". „Here, zijn het weinigen, die behouden worden 1" Een vraag, die U zeker in de lijdensweken niet mag stellen. H. EIKELBOOM. ii

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1