eeuwóe LITURGIE en Passietijd Gaven van genezing ZIEKTE, ZONDE en DUIVEL 19e JAARGANG No. 32 26 FEBRUARI 1965 „Ik worstel en ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND RedactieDs. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 Zondag 28 februari is dit jaar de eerste van de zeven lijdenszondagen, die we in ons protestantse kerkelijk jaar kennen. Nu staan, liturgisch gezien, de lijdens zondagen niet op zichzelf. Ze behoren tot de oudste kring, die de Christelijke kerk heeft gekend, namelijk de Paas- kring. Pasen was immers het oudste feest in de Christelijke gemeente. Ik hoop daar op nog eens terug te komen. Maar we weten dus dat het feest van de Opstan ding van Christus centraal was en is. De lijdenstijd gaat aan Pasen vooraf. V/ij spreken tegenwoordig ook wel van pass/etijd. Het woord passie is al oud, komt van een latijns woord. Men sprak vroeger wel van de passio magna, het grote lijden. Een zeer oude traditie spreekt van beata passio, dat is heil brengend lijden. Het heil in Christus staat dus voorop, en wel in zijn vreugde brengend karakter. Passie en Pasen zijn nauw aan elkaar verbonden. De weken voor Pasen zijn dus voor bereidingstijd. Sinds de eerste eeuwen kende men de goede week"van Palm zondag tot Pasen. Voorafgaande aan de Palmzondag kwam men tot een vasten tijd in de Rooms-Katholieke kerk van 40 dagen (40 is een bijbels getal, b.v. Jezus in de woestijn), en men begon dan met Aswoensdag (zesde eeuw). Men heeft in de R.K. kerk nu 4 zondagen van de Vasten (dit jaar 7, 14. 2128 maart). Daarna volgt de eerste passiezondag (4 april) en de tweede (11 april): Palmzondag. De drie zondagen vooraf gaande aan Aswoensdag (waarop de Rooms-Katholieken een as-teken ont vangen. symbool van boete) hebben in de R.K. kerk het karakter van voor vasten gekregen (met latijnse namen, 14 febr.: Septuagesima, 21 febr.: Sexa gesima, 28 febr.: Quinquagesima). Na druk valt dus in de gehele periode van vasten of boete en berouw, met als litur gische kleur dus paars. De Reformatie brak met de nadruk op het vasten. De prediking werd een cen traal moment in de eredienst, en in de lijdenstijd werd dus in deze verkondi ging uitvoerig stil gestaan bij de passio magna, het grote lijden van onze Hei land. In 1579 besloot men tot lijdens- prediking (Dordrecht), soms ook met diensten in de week. De laatste kwamen later te vervallen en de praktijk van 7 lijdenszondagen werd algemeen. Ook in onze tijd houdt men zich over het algemeen aan deze liturgische tijd. In de diensten worden de lijdens liederen gezongen. In de gezangen doen oude koralen dienst. In de bundel met 119 gezangen staan er tien, die speciaal op het lijden betrekking hebben. Er zijn enkele geheel nieuwe liederen bij; ook zijn er oude bekende, maar bij enkele is de toonzetting gewijzigd. Goed opletten dus Men heeft getracht de melodieën weer in hun oorspronkelijke vorm op te nemen. Er is één berijming van het bekende hoofdstuk Jesaja 53 bij (Gezang 31). Dat is een winstpunt: zo kan de ge meente de (berijmde) Schrifttekst zin gen (zodra ze de melodie kent Ook de psalmen zullen in deze passie- tijd niet vergeten worden. O.a. Psalm 22 en 89 (tweede gedeelte) worden gaarne gezongen. De lijdensprediking zal niet los mogen staan van de reeds door Christus be haalde overwinning. Sterven en opstan ding zullen in nauw verband met elkaar moeten staan. Ook Oud-Testamentisch materiaal is in de lijdenstijd beschikbaar als stof voor de verkondiging. En daar naast Paulinisch commentaar in de brieven Zo zal in de lijdenstijd al iets van de vreugde stralen aangaande Christus' triumf. De laatste vastenzondag heet bij de Rooms-Katholieken: Laetare, dat is: verheug u Ook hier klinkt al even het gejuich over de Paasvreugde, die in Christus verankerd ligt. Deze zal in de prediking en in het lied van de Passietijd dus ook een plaats mogen hebben De dood van Christus is doorgang tot het Leven. Zijn verzoenend sterven is het rustpunt voor ons hart. In de lijdenstijd mag de liturgie- vierende gemeente dit alles weer bij zonder doorleven. En dan kan toch het danklied op klinken: Duizend-, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer W. KATS. A ^Dleditatie De HERE, die rechtvaardig is, heeft door gehouwen de touwen der goddelozen. Psalm 129 vs. 4. De Here gaat rechte wegen met zijn volk, ook al schijnen ons vaak zijn wegen duister en vragen we telkens weer waarom toch Voor Israël was die weg ook erg moeilijk daar in Egypte bij de tichel ovens. Niet om eigen ongerechtigheden was Israël in Egypte gekomen. Hon ger en dorst hadden Jacob en zijn zonen naar het land van Cham ge dreven. 't Is Farao geweest, die Jozef niet gekend had, die de hand aan het volk des Heren sloeg. Gruwelijke ondankbaarheid voor wat het aan Israël te danken had. Niet Israëls zonden brachten hier het leed. Psalm 129 staat in het teken van ellende, die niet verdiend was. Dat kan dus ook gebeuren in uw leven. Ellende, die niet als een oordeel, als straf op de zonde gezien mag worden, maar als een beproeving van de Here om ons te louteren en dichter bij Hem te brengen. Zoals Israël voor de tempel van Salomo de stenen pasklaar maakte aan de groeve, waaruit ze gehouwen waren, opdat ze straks in alle stilte er werd geen hamer of beitel gehoord samengevoegd konden wor den tot het Huis, waarin de Here wilde wonen, zo doet de Here ook met zijn volk als het geknecht en geslagen wordt in Egypte. Wil de onderdrukker het volk des Heren uitmergelen, de Here wil hen juist in die weg begerig maken naar bevrijding en verlossing. Hij roept zijn zoon uit Egypte om zijn groot verlossingsplan met mens en wereld te verwezenlijken. Hij verbreekt de touwen der goddelozen. Juist om ons te ontbinden is Hij gebonden. Gods ploegschaar heeft Hem verbrijzeld. De straf is op Hem geweest en door zijn striemen is ons genezing geworden. Zijn bloed reinigt van alle zonden. Laat de grote Ploeger ook bij u zijn werk mogen doen. Hij is niet on rechtvaardig. Hij speelt met zijn kinderen niet. Hij plaagt en bedroeft niet van harte. Ik ben uw Heelmeester en daarom maak Ik soms diepe wonden. De aarde moet opengescheurd om het zaad te ontvangen, opdat er vruchten komen. Hij wil ons begerig maken naar bevrijding en naar de Bevrijder. Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht. v. d. VEEN. II In verband met de ziekte wordt dik wijls de vraag gesteld, of we die nu moeten zien als een straf op de zonde. In 't algemeen is dat zeker het geval. Zeer bekend is de uitdrukking: Waren er geen zonden, dan waren er geen wonden". We kunnen de ziekte be schouwen als één van de wonden, die door de zonde in het menselijk leven geslagen zijn. De Bijbel wijst ook op dit verband. In 1 Cor. 11 schrijft Paulus over mis bruiken, die hij ten aanzien van de avondmaalsviering in deze gemeente ge constateerd had. Er waren gemeente leden die bij het eten en drinken ,,het lichaam niet onderscheidden", en zich daardoor ,,een oordeel aten en dronken" (vs. 29). Dan vervolgt de apostel: Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen" (vs. 30). De Corinthiërs moesten ziek ten en sterfgevallen zien als oordelen van God, die als directe straffen voor hun onheiligheid over hen gekomen waren. We zien hier echter onmiddellijk, welk karakter zulke straffen hebben. Paulus schrijft: ,,Maar onder het oor deel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden" (vs. 32). De Here wil, dat zij tot bekering komen, opdat zij door Zijn genade vrijgesproken zul len worden. Wanneer wij over ziekten spreken in verband met Gods straffende hand, zul len we vooral op dat karakter van het lijden de nadruk moeten leggen. Waarbij onmiddellijk moet worden opgemerkt, dat we, in geval van ziekte, niet voortdurend moeten vragen in ver band met wélke zonde(n) in ons leven die ziekte staat. Het kan natuurlijk ge beuren, dat zo'n verband direct duidelijk is, of dat wij, voor onszelf, dat verband leggen. Afgezien van de vraag, of wij dan een juiste conclusie trekken, kan het nadenken over zulke dingen zegenrijk zijn. Maar anderzijds komt het (en mis schien wel meestal) voor, dat zulk een verband niet te vinden is. Daarom is het van zo groot belang, dat we ons realiseren, dat in iedere ziekte God met ons bezig is, en dat Zijn bedoelingen altijd vol liefde zijn. Hij wil ons onze afhankelijkheid van Hem doen voelen, ons nauwer aan Hem verbinden en meer mét Hem doen leven. Misschien ook wil Hij ons leren, om van dit aardse leven afstand te doen, en wil Hij .ons voor bereiden op de heerlijkheid, die ons ~wacht. In dit verband is Spreuken 3:12 (door de schrijver van de brief aan de Hebreeën geciteerd in hfdst. 12:6) bij zonder troostvol: ,,Want de HERE be straft wien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader een zoon, aan wien hij welgeval len heeft". Wij zouden tegenwoordig waarschijnlijk het woord .kastijden" ge bruiken. Maar „straffen" is toch ook zinvol. Het laat in dit vers zien, dat God straft juist omdat Hij liefheeft, en dat (om nu toch maar dat andere woord te gebruiken) Zijn liefde een straf tot kastijding maakt; tot een tuchtiging (de weergave van 't woord in Hebr. 12 6), waardoor een mens daar gebracht wordt, waar hij hóórt: in Gods nabij heid. In verband met deze dingen moeten we zeer voorzichtig zijn met de be wering, dat de duivel de hand in onze ziekten zou hebben. We willen niet ontkennen, dat som mige ziekten een daemonisch karakter hebben, en dat de satan daarin ook een bepaalde rol kan spelen. Maar in de eerste plaats is het onmogelijk om nauw keurig aan te geven, welk aandéel hij aan onze ziekten heeft. Verder is de bewering, dat iedere zieke in feite een door de duivel bezetene is, en dat er voor elke ziekte bepaalde daemonen zijn, op geen enkel bijbels ge geven te gronden. En tenslotte zouden de zieken, als die opvatting waar was, uit Gods hand gevallen, en in de macht van de satan terechtgekomen zijn; een jobstijding, die we gelukkig nergens (zelfs niet in 't boek Job) in de Bijbel tegenkomen. We vinden in Gods Woord een andere Jobstijding (in de letterlijke zin van het woord): „Want Hij verwondt en Hij verbindtHij slaat en Zijn handen helen". (Job 5 18). We moeten óók denken aan Gods antwoord, dat Paulus ontving: „Mijn genade is u genoeg; want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwak heid"(2 Cor. 12 9). Hier blijkt enerzijds, dat de satan soms wel iets met de ziekten in deze wereld te maken kan hebben. Want in vs. 7 schrijft Paulus over „een engel des satans, om mij met vuisten te slaan" De meningen over deze zinsnede ver schillen onderling nogal. Sommige uit leggers zijn van mening, dat de duivel de hand gehad heeft in het ontstaan en voortduren van Paulus' ziekte, anderen wijzen op het feit, dat de duivel onze nood kan gebruiken om ons in ver zoeking te brengen. We hoeven hier géén keuze tussen deze verklaringen te doen. In géén van beide gevallen is er sprake van een totale macht van satan over het leven van de apostel. Bij de laatste verklaring is er sprake van een duivels inhaken op het lijden, dat met Gods goedvinden, naar Zijn wijsheid, in ons leven gekomen is. Kiezen we de eerste verklaring, dan kunnen we het geen Paulus overkwam vergelijken met wat er plaatsvond in het leven van Job. Toen al die verschrikkelijke dingen in zijn gezin en met hemzelf gebeurden, had de duivel in eigen persoon daarin de hand. Maar hij kon in geen enkel opzicht verder gaan dan God hem toe stond. Daaruit blijkt, dat we ook bij Job niet kunnen zeggen, dat het lijden en de ziekte satanswerk is, en dat God er niets mee te maken heeft. Tot een dergelijke veronderstelling kunnen we evenmin bij Paulus komen. Hij spreekt in het hierboven geciteerde gedeelte over Gods kracht, en het zou onmogelijk zijn om in verband met een ziekte over Gods kracht te spreken, wanneer die uitsluitend als duivelswerk beschouwd moest worden. Paulus spreekt in dit hoofdstuk bo vendien over een doorn in het vlees", die hem gegeven is. We kunnen moeilijk veronderstellen, dat de duivel hem die doorn in het vlees gegeven heeft, opdat de apostel zich niet te zeer zou verhef fen (2 Cor. 12:7). A.G.K.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1