Een brief aan de Kerkeraden Uit de Gemeenten Zeeft „DE SLUIKER" Dat deze komen zou, was me bekend. Een collega vertelde me weken geleden al, dat hij benaderd was, om zijn hand tekening te zetten onder een schrijven aan alle kerkeraden van onze kerken, waarin het besluit van de Generale Sy node inzake de Wereldraad van kerken zou worden bestreden. Hij had negatief gereageerd. Het geschrift met een toe lichting op het Synodebesluit was im mers toen nog niet eens uit. En dan toch al vast een brief aan de kerkeraden opstellen Hij voelde er niet voor. (Voor een samenvatting, zie Trouw van 6 februari.) De brief is nu gekomen Er zijn 28 ondertekenaars bij elkaar verzameld. Enige jaren geleden spraken we van de 64 verontrusten Nu is het bij 28 geble ven. Opvallend, dat verschillende na men van de vorige maal ontbreken. Er is geen hoogleraar bij. Maar Prof. Dijk en Prof. Zuidema hebben al op andere wijze van hun verontrusting blijk gege ven. Wel zijn er bij de ondertekenaars en kele Synodeleden. Ze zijn bij de besluit vorming tegenwoordig geweest. Ze we ten met hoeveel ernst en diepgang de Synode zich op deze zaak bezonnen heeft. En hoe zwak de bezwaren ter Synode werden geformuleerd. Hoe de Synode met een flinke meerderheid haar besluit kon nemen. Een besluit, dat dus naar de oude kerkorde ,,voor vast en bondig" is te houden. Tenzij dat het bewezen worde te strijden met Gods Woord en de Kerkorde. Maar dat is in dit geval niet bewezen. Het bevreemdt me, dat ook Synodeleden onder ge noemde brief hun handtekening plaat sten. Al ben je het niet met een genomen beslissing eens, dan lijkt me het niet de weg om dat toch nog weer op deze wijze het verzet voort te zetten. Vooral niet, omdat men zelf bij de besluitvor ming betrokken was. Mij althans doet dit niet prettig aan. Trouwens heel deze groepsvorming ligt me niet. Handtekeningen verzame len is vaak een dubieus werk. Dat heeft de practijk me wel geleerd. De in het begin genoemde collega had gelijk, dat hij niet meedeed. Het zou immers ook een eenvoudige zaak zijn vele ondertekenaars te vinden voor een schrijven aan kerkeraden om met grote ernst en klem de poistieve kant van het Synodebesluit te accentu eren. Maar ook daaraan zou ik niet hebben meegedaan. Mensen en kerkeraden die zich wil len laten voorlichten kunnen stof ge noeg vinden, pro en ook contra. Indivi dueel hebben velen zich laten horen. Maar aan een pressure group", aan groepsvorming heb ik geen behoefte. Daar hebben we nog nooit veel heil van gezien. Dan heb ik nog meer respect voor de eenzame pogingen van Dr. Masselink, die geen handtekeningen verzamelde, maar die zich persoonlijk tot de kerke raden wendde. Als een laatst appèl. Hij meent, dat vijf „Schildercitaten" achter gehouden zijn en zo de Synode op een dwaalspoor is gebracht inzake de ver oordeling van de schorsing van Prof. Schilder (1952). Ik kan hem daarin niet volgen, ik meen, dat de ook door Dr. Masselink genoemde zinsnede van Prof. Schilder alles beslist. (,,Men had mij voor de uitsprake geplaatst en daarte gen zei ik en zeg ik neen.") Doch daarover gaat het me hier niet. Ik waar deer het, dat hij geen groep om zich heen heeft gevormd, maar het alleen waagt Over de inhoud van de 28-brief zal ik hier niet veel zeggen. Veel nieuws komen we niet tegen. Soms herinnert hij me sterk aan het boekje van Prof. Zuidema, dat nu al wel grondig weer legd is, eerst door Ds. van Teylingen in Trouw, toen door Ds. Lammens in een recensie in Jong Gereformeerd, en ook, op een magistrale wijze, door Prof. Herman Ridderbos in het Gereformeerd Weekblad. Leest u deze beoordelingen maar eens, en het wordt u duidelijk, hoe ongegrond de verwijten van Prof. Zui dema in veel opzichten zijn. Met de zaak zelf van de 28-brief zal ik mij dus hier niet uitvoerig bezighou den. Het SynodegeschriftGemeen schap der heiligen" is nu verschenen en dit gaat grondig op de materie rond de Wereldraad in. Toen ondertekenaars voor de brief werden gezocht, was dit geschrift nog niet uit. Blijkbaar was het weer niet nodig deze officiële toelich ting af te wachten. Nu bevat het Sy node-geschrift (als ik het zo noemen mag natuurlijk bedoel ik de verkla ring in de geest van de Synode) vol doende materiaal om u een inzicht in de problematiek te geven, en het wordt duidelijk, dat de Synode in breder ver band ernst wilde maken met antwoord 55 van de Catechismus (we zijn schul dig onze (Gereformeerde) gaven ten nutte van anderen aan te wenden gewillig, en met vreugde!) Verder zal Ds. Wentsel u wel inlichten, ik wil hem niet weer ,,te vlug af zijn" Mogelijk wordt u overtuigd van de gefundeerdheid van het Synodestand punt. Onlangs vertelde een collega mij nog, dat zijn vader, al weer wat jaren geleden, door Prof. Zuidema van een tegenstander tot een voorstander van aansluiting bij de Wereldraad was be keerd Het kan verkeren. Maar over tuigen blijkt dus, hoewel moeilijk, toch mogelijk te zijn. Mits men de argumen tatie zorgvuldig overweegt. In ons blad van 11 december 1964 heb ik mijn visie reeds gegeven. Ds. Van Mechelen, die na zijn vertrek uit Zeeland blijkbaar als een soort super visor over de Zeeuwse kerken en situa ties wil fungeren in Waarheid en Een heid (zie de nummers van de laatste tijd), gaat op een klein onderdeel er van even in (1 januari 1965). Hij betwijfelt nl. of wij in de Wereld raad ons zelf kunnen blijven. Nu wil ik niet herhalen wat in „Gemeenschap der heiligen" geschreven is. Maar ik wil graag verklaren ook ik wil het Gere formeerd karakter van onze kerken handhaven. Voor mij betekent de oecu mene niet de relativering van alles. Het is het luisteren naar elkaar, het is door geven van wat wij menen van elemen tair belang te zijn, het is, zo mogelijk, ook samen een getuigenis geven in een verwarde wereld, en pogen, op een goe de basis, de weg naar elkaar te vinden. Als iemand over de mogelijkheden daartoe anders denkt, wil ik dat graag respecteren. En ik noteer dankbaar het woord van Prof. Dijk„Ik poneer niet, dat de voorstanders van de Wereldraad alle maal ontrouwe gereformeerde mensen zijn en slappelingen in de geestelijke strijd" (Koerswijziging, pag. 44). Soms krijg je het gevoel, dat sommigen wèl op dit standpunt staan. Ik behoef ech ter alleen maar de namen van Prof. H. N. Ridderbos, Prof. Nauta, Prof. Ber- kouwer te noemen. Nee, die zijn zeker niet bereid het Gereformeerd karakter van onze kerken prijs te geven Laten de kerkeraden en gemeentele den zich rustig bezinnen. Bestudeer vooral de toelichting op het Synode besluit. En voor- en tegenstanders zul len elkaar vast moeten houden in het besef, dat ze tenslotte voor dezelfde Zaak willen staan W. KATS. Nieuwerkerk. 1In het ziekenhuisMocht br. P. Schiet- tekatte thuiskomen, nu moest helaas br. Overbeek (Overbeekde Wit) naar het ziekenhuis. We hopen dat hij her stellen mag, en zijn vrouw Gods onder steuning mag ontvangen. Zo komt in het leven telkens ziekte voor, ouderdom. De gebreken komen. Kortom onze aardse tabelnakel wordt afgebroken. En de vraag ishebt u een nieuw gebouw bij God Daar gaat het om. 2. JeugdTegenover de ouderdom staat de jeugd, de jonge jeugd (meisjes en jongens van 712) is zich aan het voorbereiden tot een openbare jeugd- avond in maart, ('k Kom dan een uur tje eens bijwonen.) Doe je best Op de grotere jeugdver, was het mij echt een genoegen met de dia's te ko men over Israël, en enkele meegebrach te zaken te laten zien Enkele daar van bereiden zich voor tot openbare geloofsbelijdenis. Zo gaat het werk toch door. De Koning der Kerk zegene het. 3. Christelijk onderwijswat waren er toch weinig op de jaarvergadering vrij dag de 29ste januariIn het algemeen reeds, maar van óns wel in het bijzon der. En het is toch zo iets kostelijks, dat onderwijs op zich zelf al. Voorts dat het christelijk onderwijs is, en ver der ook, door samenwerking van alle kerken in ons goede dorp (chr. natio naal). Dat voorrecht moeten we op prijs stellen. We kunnen de voorrech ten ook verbeuren, verspelen. Laat ons een volgende keer in grotere getale de Here danken en bidden. De uitnodigin gen zullen persoonlijk worden uitge reikt. 4. Ik wil eindigen met een hartelijke groet aan zieken, ouden, en eenzamen, zowel in Nieuwerkerk, als in de consulent plaats Oosterland en Bruinisse. J. H. B. PREDIKING Het „treft" mij dat er in de laatste weken in onze kerkelijke bladen weer heel wat geschreven wordt over de preek en de prediking. Ook in dit gepreek over de preken zingt ieder vogeltje zoals het gebekt is. Prof. Mr. 1. A. Diepenhorst vindt het wel zeer terecht„een moeilijk werk" en hij waarschuwt in het Centraal Weekblad d.d. 23 januari j.l. onze pre dikheren tegen ouderwetse woordkeuze, slordig taalgebruik, nodeloze wijdlopig heid, gebrek aan samenhang, het for ceren van onzuivere tegenstellingen en hij concludeert dat „de doorsnee ge meenteméér dan iets anders troost nodig heeft". Dit is mij uit het hart gegrepen, even als de professorale vermaning dat de preek „niet mag'ónder gaan in wat op vallend toneelspel en het niet geheel gelukkige pathos". Er is reden voor deze vermaning, want Prof. Dr. K. Dijk schrijft in zijn pas-verschenen boekje „Koerswijziging in onze kerken onder meer op pag. 45/46 „Ik heb van vele ouderen n jongeren de klacht gehoord, dat in menige moderne preek de boodschap van zonde en genade, van verlossing en oordeel, van waarschuwing en persoonlijke ver troosting te weinig tot haar recht komt en dat veel te zwak de hoor ders gesteld worden voor deze le vensvraag of ze ieder voor zich deel hebben aan de borggerechtig- heid van Christus". Ja, dit „treft" mij en moge het al mijn oudere en jongere collega's zo treffen, dat zij het met mij ter harte nemen, want Ds. W. Reeskamp schrijft in de Groninger Kerkbode d.d. 23 januari j.l. ook al weer geheel naar mijn hart „In het hart van ons kerkelijk leven staat de prediking als een primair levensbelang voor de kerk". Maar deze scribent waarschuwt ook al weer zeer terecht o.a. tegen „No zem-Nederlands op de preekstoel"Wel ziet hij en wie zal dat betwisten „de noodzaak om de boodschap in ge woon. eenvoudig, begrijpelijke taal te brengen". Dit laatste herinnert mij aan het sterfbed van mijn onvergetelijke zwa ger, wijlen Ds. G. Kruyswijk. Het is al 42 jaar geleden. Ik was candidaat in de theologie. De stervende nam afscheid van mij met de volgende woorden, die ik mij door alle jaren heen nog letterlijk her inner „Je gaat nu straks de pastorie in... zorg er voor.dat je altijd i n eenvoud en oprechtheid het evangelie van Jezus Christus brengt... dan... hebben... de men sen... er altijd wat aan!" FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 54) Het is niet zo eenvoudig geweest, deze lange brief te schrijven. Heilman zweet er van. Maar eindelijk slaakt hij een zucht van verlichting klaar De dokter heeft gezegd, dat hij de volgende dag zou schrijven. Maar natuurlijk doet hij het ook die avond. Zijn brief, gericht tot de Maire van Sluis, luidt als volgt: „Achtbare, Eerentfeste, Vrome, Discrete Heer en, zo ik hoop, Goede Vriend Dewijl ik van mijn tegenwoordigen koetsier, Jacob Heilman, alias Frits Zijier, meer dan eens vernomen heb, dat Ued., niettegenstaande gij Maire van Sluis zijt, toch genoeg van het echte Hollandse bloed in Ueds aderen hebt overgehouden, om het Fransche schrikbewind, waar Ued. dit zonder Ued. te veel bloot te geven, doen kunt, den voet dwars te zetten, om geen sterker uitdrukking te gebruiken, en genoemden Jacob Heilman nog aan Ued. geparenteerd is, tenminste door zijn vrouw. Zoo is het dat ik geheel ten faveure van genoemde, mijn koetsier, tot Ued. kom, met de vriendelijke, maar dringende vraag, Ued. wel te willen belasten met het in alle discrete bezorgen, of door een vertrouwd persoon doen bezorgen, van inliggende brief aan zijne echtgenote, Hanna Verwolde, Ued.'s lijfelijke nicht, als ik wel ver staan heb. En tevens Ued. minzaam verzoekende, het schrijven zijner vrouw, wanneer zij daartoe overging, wat wel te veronderstellen is, in Ued.'s antwoord op dezen in te sluiten. Ik heb bovengenoemden persoon nu al verscheidene maanden in mijn dienst en verklaar op mijn woord van eer, dat de kerel alle protectie waard is. Hij bezit niet alleen alle deugden van een goed koetsier, daarvan zou mijn Jans in dit geval mijn merrie begrijpt Ued. dit tot Ued.'s naricht kunnen getuigen. Hij heeft een hart voor dit peerd als zelden iemand, en daarom mag ik hem gaarne lijden maar hij is ook een eerlijk, trouw en door en door braaf man, van wien het godgeklaagd en eeuwig jammer zou zijn geweest, als hij in handen van de Fran sche schurken was gevallen, en waarvoor ieder recht geaard Hollandsch ha*-f te waken heeft, dat het nog ge beuren zou. Ued. weet, dat hij nog een kleinigheid met de Justitie uitstaande heeft. Nu drukt hem wel wat al te zwaar de oorzaak, waarin hij omtrent zijn vrouw en kinderen verkeert. Schoon ik kind of kraai heb, kan ik dat wel begrijpen. Wijl hij bij kris en bij kras zelf aan genoemde, zijne echtgenote, schrij ven wilde, en dit het beste middel zijn zou daarin zal Ued. mij gelijk geven om hem aan de galg te brengen (waaraan ik tussen haakjes, liever den persoon van den kleine korporaal zelf zag bengelen) zijn wij te rade ge gaan dezen meer serieuzen weg te bewandelen, het aan Ued.'s prudentie en bekende sagesse overlatende, deze zaak te zijnen gerieve te entameren en tot een bekwame finesse te brengen. Al hetwelk doende, Ued. zeer in onze estime zal doen winnen. Als ik Ued. nog heb medegedeeld, dat de hoop in mij levendig is en meer levendig wordt dat het onweer, hetwelk aan de Germaansche kimmen blijkt op te zetten, spoedig op de koppen van het Franse vee moge losbar sten, en wij onze voorvaderlijke leuze van „Oranje bo ven" zullen mogen uitgalmen, heb ik de eer te verblijven, na Ued. mijn onderdanigste gebiedenis te hebben gedaan, en met de beste en vroomste wenschen voor Ued.'s geluk. Achtbare, Eerentfeste, Vrome Discrete Ued.'s onderdanige dienaar en goede vriend, STELLAARD, Med. Dr. etc." De volgende morgen overhandigt zijn koetsier hem de brief, die ingesloten moet worden. „Mijn lieve man, je hebt het hele vel vol geschreven. Van insluiten kan geen sprak zijn. Goed, dat die in han den van familie komt." „Ja, dokter, toen ik eenmaal aan de gang was, wist ik van geen ophouden en nog had ik veel te vragen en te zeggen. Het komt er echter niet op aan, al leest mijn famile in Sluis, wat ik geschreven heb. Er staat niets bij zonders in." „Hm", zegt de dokter alleen. Aan de avond van die dag sluit hij de brief voor Hanna in de zijne aan de Maire. Maar de belangstelling in het lot van die beide echt genoten overtreft op dat ogenblik zijn bescheidenheid en hij begint te lezen en leest al verder alles wat Heilman aan zijn vrouw meedeelt. Als hij klaar is, fronsen zich zijn wenkbrauwen, ontglipt een zucht aan zijn lippen, terwijl hij mompelt„Wanneer zal er aan de tyrannie toch eens een einde komen „We rijden samen naar Goes, Jaap. Ik wil de brief zelf bezorgen op de plaats waar die moet zijn. Zeker is zeker." Zo gebeurt het. Op de terugreis vraagt Heilman „Wat denkt u, dok ter, wanneer zou ik bericht terug kunnen hebben „Ja, jongen, dat weet ik zo net niet. De brief gaat na tuurlijk over Middelburg en Vlissingen naar Sluis. Dat duurt wel een dag of tien, zou ik denken. En eer het antwoord dan hier is Ik zou zeggen reken op een maand, alles met elkaar. Is het minder, dan valt het mee." „Een maand Wat duurt dat nog lang HOOFDSTUK XXI. Frits Zijier kan zich niet herinneren, ooit zulk een tijd vol spanning en afwachting te hebben meegemaakt dan de eerstvolgende maand. Met opzet heeft de dokter van een maand gesproken. Hij verwacht eerder antwoord, want te Goes heeft men hem meegedeeld, dat de verzending naar Middelburg reeds de volgende dag zou plaats hebben en volgens de be rekening van de beambte zou het dan geen vijf dagen duren, of de brief was in Sluis. Dan kan het antwoord er ook wel in drie weken zijn. Maar daar weet de dokter niets van. Laat die maar op een maand rekenen, dan valt het altijd mee. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 2