eeuwóe 3£erkbocle De man met de harmonika Mijn Ouderling Medearbeiders van God J 19e JAARGANG No. 30 12 FEBRUARI 1965 OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie: Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven; Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers T. A. van Bennekora, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen ,ik worstel Dr. P* C. Kraan, Vlissingen Ds. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg cn ontkom" Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 VJ Men zou bij het lezen van bovenge- plaatst opschrift denken kunnen aan een boek van Jan Eekhout, dat onder deze titel verscheen. Ik zou dan al dadelijk hem of haar die er aan dacht willen vragen hetgeen hier volgen gaat niet door de inhoud van dat boek te laten beïnvloeden, om dat het geheel onafhankelijk er van werd geschreven. Neen, niet aan deze man met de har monica wil ik gedacht hebben dan lie ver aan die andere man van wien het zendingsblad onzer kerken onlangs een foto opnam, namelijk de bekende domi- né uit Soa-Paulo, Schalkwijk. We kre gen deze te zien zoals hij al muziek- makende op zijn eenvoudig instrument in de straten en op de pleinen van de grote stad zich laat horen. Hij ook is blijkbaar groot voorstander van een zingende en muzicerende kerk die op allerlei manier het Evangelie bij de men sen aangenaam probeert te maken. Nu is zeer bepaald, als ik het zo eens zeggen mag, een harmonica geen .ge wijd" instrument. Men spreekt wel van een kerkorgel, van een kerkkoor, van een kerkconcert, maar van een kerkhar- monica heb ik tot op heden toe nog niet gehoord. Toch is een harmonica, hetzij een mond- of een trekharmonica bij een bepaald publiek wel in trek. En hoe meer publiek ds. Schalkwijk met dit in strument trekt des te aangenamer zal hem dit zijn. Intussen heb ik toch niet louter om zijnentwil dit opschrift hier boven ge plaatst en niet uitsluitend aan ds. Schalkwijk gedacht, al heeft de foto uit het jaar 1964 me wel gediend om de herinnering aan een harmonica of liever een ,,de man met de harmonica" uit vroeger jaren bij me te verlevendigen, 'k Heb ,,de man met de harmonica" na melijk in mijn jeugdjaren in Amsterdam leren kennen dan niet op straat, maar in zijn woning. Het was naar ik dacht wel zulk een interessant geval, dat ik het best verder mag vertellen. 't Was in de jaren omstreeks 1900 dat er in enkele Amsterdamse kringen nog een zekere nabloei was van het vroegere gezelschapsleven. De oude Bijltjesbuurt, zoals de eilan den, Kattenburg, Oostenburg en Wit- tenburg, die men nu bezig is af te bre ken, oudtijds heette, telde nog veel een voudige kerkelijk meelevende mensen. In de Czaar Peterstraat en de Kraaijen- hofstraat b.v. vonden ze elkaar dikwijls op één trap in de z.g. poortwoningen die veel gelijkenis vertoonden met de te genwoordige betonnen flats, eveneens, met zes buren. Het geviel daar soms ergens wel zo dat van deze zes het merendeel tot de Gereformeerde kerk behoorde. Was voor de Hervormden de Oosterkerk de plaats van samen komst, voor de Gereformeerden was het de grote Funenkerk, die men trouw tweemaal per zondag bezocht. Het waren meest eenvoudige lieden die op de Marinewerf en bij Van der Made en een enkele scheepswerf hun werk hadden, 't Waren mensen als de vader van ,,Koentje van Kattenburg" om het zo eens te zeggen. Rustige men sen in de week, maar vooral des zon dags die men tot het einde toe als dag des Heren vierde, want na kerktijd een boterham eten kwam men in gezelschap bijeen om over de gehoorde preken na te praten en voorts stichting te zoeken in het vertellen van elkanders ervarin gen op stoffelijk en geestelijk gebied. Op zulk een zondagavond nu ontmoet te ik op een dergelijke samenkomst van wat ouderwetse vrome mensen ,,de man met de harmonica", 't Was de broeder ten wiens huize men gewoonlijk samen kwam. Hij sprak over zich zelf als over Jan maat ik ben maar Janmaat zei hij maar de broeders en zusters van het gezelschap hadden hem toch wel hoog staan in geestelijk opzicht. En blijkbaar verkeken ze zich toen al niet op hem, want hij werd later ouderling in de Fu nenkerk, en met ere. Hem bedoel ik, als ik spreek over ,,de man met de harmonica". Wat toch was het geval De wonin gen daar waren maar klein van inhoud; twee kamers met bedsteden en een klein keukentje dat was hoopje al. De ach terkamer was de plaats van samenkomst voor de ouderen, terwijl de opgroeiende jeugd de voorkamer in beslag nam. Men separeerde zich welbewust van el- kaar, hetgeen ik wel wat vreemd vond. Aangezien ik blijkbaar door de jeugd nog niet voor vol werd aangezien en nog onder moeders oog moest blijven, kreeg ik een stoel in de achterkamer bij de ouderen een kind in de knoei dus. Van hetgeen er verhandelt werd drong vrijwel niets tot me door. Er werd gebeden, gelezen en gezongen. Het hoofdartikel van ds. Sikkels lijf blad (was het niet Hollands Kerkblad?) werd voorgelezen en besproken. Er was wel eens verschil van mening over als ik me wel herinner. Onderwijl zat ik dan net zoals je in de kerk de gaslichten bewonderde en naar de mensen omkeek, dit ook in deze kamer te doen, maar je was er vlug op uitgekeken. Aan de muur hing het bekende mahoniehouten boekenrek, waarop een veelgebruikte omgekrulde Bijbel zonder band en zwart van ouder dom lag, benevens een Catechismusver klaring van ds. Enting in twee groene delen. Voorts stond er achter de rug van de huisvader, die in een ouderwetse hoge stoel zat, een linnenkast die me vooral interesseerde, omdat daarboven op de harmonica stond. Onderweg naar huis vroeg ik mijn moeder waarom dat ding daar stond Deze vraag bezorgde me een vermaning om vooral niet naar dit instrument te vragen een vermaning, die me vreemd voorkwam. Het eigenaardige was nu, dat op een volgende bijeenkomst broe der Janmaat, zoals ik hem maar zal noe men, zelf over de harmonica begon. A i J. TH. HEEMSKERK. (Er was, zo begreep ik later, rugge spraak geweest tussen de families.) Br. Janmaat vertelde toen dat deze harmo nica de voortdurende herinnering aan zijn bekering was. Hij moest bij de aan schouwing er van telkens weer denken aan het heerlijke feit, dat de Here hem in het hart gegrepen had, hem had ge arresteerd. In zijn vroegere woonplaats, een ma rine-stadje, was hij de trekker die des zaterdagsavonds de jongelui daar onder muzikaal geleide mee naar de kroeg lokte. Hij met de harmonica vóórop veel jongens en meiden er achteraan en zo naar binnen naar de werkplaats van de duivel waar gedronken en gedanst werd. Zo gebeurde het steevast elke XXIX Het is wel een grootse allure, als je voor een referaat op een mannenvereni- ging zo'n geheimzinnige titel neemt. Dan sta je eigenlijk op je tenen. Dat kunnen toch alleen maar redenaars van professie zich veroorloven. Toen pro fessor Schilder nog predikant was in Ambt-Vollenhove kreeg de gemeente een winter-lezing van hem Debat bij de koeien. Iedere boer in de gemeente ging toen z'n geheugen opscherpen „Is dominee wel eens bij mij in de stal geweest en wat heb ik toen gezegd". Het viel mee, of het viel misschien te gen. De rede ging over Nietzsche. En de reactie van de meesten was we moeten die rede nog wel eens twee keer weer horen om er ook maar iets van te begrijpen. Dat zal niemand van „Het gehark te paadje" gezegd hebben. Dat was maar een simpel betoog over het huis bezoek. Nu werd in mijn eerste gemeente het huisbezoek niet simpel genomen. Er werd in grote spanning geluisterd naar de afkondiging op de preekstoel, of men er misschien ook bij was. Het gebeurde, dat men zonder die officiële afkondi ging geen huisbezoek accepteerde. Toen er eens een bezoek moest uitvallen, vroeg ik aan een alleen-wonende rente nier of we bij hem mochten komen. Neen, hij wilde „geen onderhands ge doe", het huisbezoek bij hem moest af gekondigd worden. Dan kon de werk ster het huis een goede beurt geven en zou hij zelf de tuin wat opknappen. De titel is nu doorzichtig. Die broe der wilde de huisbezoekers ontvangen in een keurig-opgeruimd huis en over een geharkt pad. Huis en tuin zouden laten zien, dat het jaarlijkse bezoek wel bijzondere aandacht moest hebben. En ook de keuken ging in de activiteit de len. Je kreeg heel wat voorgezet aan „spijs en drank". De grote taak voor mijn ouderling en mij om ons werk te houden boven het peil van een huis-, tuin- en keuken- bezoek. Naar de pittige opmerking van een oude zuster„Huisbezoek moet ziels-bezoek zijn". G. S. O. zaterdag weer tot op eenmaal de Here hem te sterk werd. Hij stopte met spe len. „Ik weet nog precies de boom aan te wijzen waar het gebeurde", aldus zijn zeggen. „Sindsdien gebruik ik de harmonica niet meer", voegde hij er aan toe. Kijk, zo is br. Janmaat voor mij in mijn herinnering altijd „de man met de harmonica" gebleven, van een harmoni ca met zwijgende mond. En dit vond ik hoe jong ik dan ook mocht wezen, toch al wel wat vreemd. Ik dacht, hij zou er het gezang mee begeleiden, maar neen hoor, dat was er niet bij. Ouder geworden heb ik wel begrepen dat hier een verkeerd begrip omtrent de verhouding van christendom en cultuur in het spel was. Die harmonica was in het oog dezer mensen een werelds in strument en inplaats van het in de dienst des Heren te gebruiken, werd het op non-actief gesteld inplaats van de Calvinistische daad was de verkeer de mystiek hier de baas. Mij dunkt dat de lezer nu wel zal be grijpen, dat ik met o zoveel genoegen naar die muzicerende ds. Schalkwijk heb gekeken. Deze man met de harmo nica uit Sao-Paulo heeft het toch wel beter begrepen dan broeder Janmaat en zijn gezelschap, want ds. Schalkwijk verstaat Paulus' woord alles is het uwe en gij zijt van Christus. Zie, lezers, dit is nu eens geen hoofdartikel over ker kelijke aangelegenheden en uit de oude doos weliswaar, maar ds. Schalkwijk heeft het toch wel heel actueel voor me gemaakt, dacht ik en dus geef ik het toch maar aan de zetter door. Om u te dienen Brouwershaven B. WENTSEL. ^ITleditatie vriend, ik doe u geen onrecht Matth. 2013. In onze gebruikelijke economie is dit natuurlijk schreeuwend onrecht. Een baas, die aan de werkers van het elfde uur hetzelfde uitbetaalt, als aan de arbeiders, die de hele dag geploeterd hebben, zou bij ons wel gauw uit de droom geholpen worden. Maar in het Koninkrijk Gods schijnt dat anders te liggentot onze grote ergernis. Wij denken aan mensen, die eerst onbeschaamd en ongeremd van het leven genoten hebben, maar op hun oude dag, wanneer ze te zwak zijn geworden om zich nog te amuseren, plotseling godsdienstige neigingen gaan vertonen. En als zulke mensen hetzelfde loon ontvangen, als zij, dié in de hitte des daags gezweet hebben, dan zeggen we „Nee, Jezus van Nazareth, zo bederft U de markt; zo zal er bij niemand meer animo zijn om zich ijverig voor U in te spannen. Dit kweekt zorgeloze en goddeloze mensenKijk, nu vertelt de Heer deze gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard om ons te laten zien, hoe bevrijdend anders het toegaat in zijn Koninkrijk om ons af te helpen van die vreugdloze kramp, waar mee wij zwoegen en sloven voor „het deel dat ons toekomt". Want deze Heer is niet te vergelijken met een gewone baas en deze wijngaard is radicaal anders dan een gewoon bedrijf. Deze Heer zit niet op een koele waranda vanuit een gemakkelijke stoel bevelen uit te delen, maar Hijzelf heeft juist zijn schouders er onder gezet en het Kruis niet geschuwd. Terwijl Hij zich op Golgotha kromde van pijn en dorst, hielden halfdronken soldaten zich onledig met een onbe zorgd dobbelspelletje en spoelden vrij en vol levenslust de wijn door 't keelgat. Menselijk gezien waren zij Hem de baas, maar Hij heeft hen niet benijd, doch voor hun zielen gebeden, want Hij zag hen als verloren, hongerige en angstige mensjes. Zo heeft Hij voor hen en voor ons de hitte des daags geleden, opdat de poort van de wijngaard voor ons open zou gaan en wij betrokken zouden worden in de vreugden van dat andere, nieuwe leven en werken samen met Hem Dat is een onbeschrijfelijk voorrecht, geen verdienste, maar geschenkgenade. Dit leven en wandelen en werken mét Hem draagt het loon eigenlijk al in zich, want het is de „eeuwige Sabbath reeds in dit leven". Nee, comfortabel is die „hitte des daags" natuurlijk niet, maar juist zó leren wij die Heer kennen en zijn zwoegen voor ons. „Vriend, ik doe u geen onrecht", dat doet denken aan wat de vader van de verloren zoon zei tot zijn oudste jongen „Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe". Wat dacht u Zouden die „werkers van het elfde uur" met enig leed vermaak hun goedkoop verdiende loon aan de anderen tonen Nee, zij zullen elk uur betreuren, waarin zij nutteloos rondgeslenterd hebben en nog niet de zin en de vreugde van hun leven gevonden hadden. Zij zullen zingen „Hoe moest ik U zo laat ontdekken Gij, die de allerschoonste zijt, niet eer mijn handen tot U strekken, Gij ware rust en zaligheid Dit draag ik als een diepe pijn, dat Gij zo laat werd mijn"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1