eeuwóe ^Cerkbode ZlriüécWe GELUIDEN Mijn Ouderling r Ogencontróle J r c:Yïleditatie 19e JAARGANG No. 29 5 FEBRUARI 1965 „Ik worstel cn ontkom" OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND Redactie Ds. W. H. Gispen, Terneuzen Ds. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg. Correspondentie-adres Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Medewerkers T. A. van Bennekora, Middelburg Dr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo. Abonnementsprijs 3,50 per halfjaar bij vooruitbetaling Advertenties 15 cent per mm. Bij abonnement lager Losse nummers 15 cent Drukkers-Uitgevers Littooij Olthoff Spanjaardstraat 47 Middelburg, tel. 24 38 Giro no. 4 22 80 -*\ M En toen de Here haar zag Lucas 713. Wanneer hebben wij U hongerig gezien Mattheiis 25 37. De duitse theoloog Thielicke heeft eens gezegd het eerste gebod van de naastenliefde is ogencontróle. Dat is een diep woord en zuiver bijbels. Het zit dus vast op onze ogen Dat we die onder controle hebben, zodat ze zien waar ons begrip nodig is en onze hulp. En let nu op onze Heiland daar bij de stadspoort van Naïn. Hoe had Hij Zijn ogen onder controle Ja, dat is toch wel wonderlijk Hij die gewikkeld is in een gigantische strijd om de ganse schepping, om alle tijden en alle ruimten te onder werpen aan Zijn Vader, Hij die leeft in de wijdste horizon, is hier geheel oog voor één anoniem mens, dat snikkende vrouwtje achter de baar van haar enige zoon. Hij kijkt niet warig over haar heen naar eeuwige gewesten en eeuwige tijden, nee, Hij heeft Zijn ogen onder controle en neemt het beeld van die treurende weduwe in Zich op. Op dat uur had de goede Herder maar één schaap ,,De Here" heet Hij,in de tekst. Dat is: de Verhoogde, de Verheer lijkte. Hij heeft ook vandaag Zijn ogen onder controle. Onder al die miljoenen vat Hij ook u in het oog. U bent vandaag voor Hem dat ene schaap. Wat zegt u Dat niemand zich. werkelijk voor u interesseert Dat niemand u serieus neemt Nu, één is er die Zijn ogen onder controle heeft, en u ziet, en zich voor u intens interesseert en u volkomen serieus neemt, en dat is de verhoogde Heer. Zo totaal is Hij op u betrokken, alsof u de enige mens was aan wie Hij denken en voor wie Hij zorgen moet. Maar er is meer. Hierboven staat nog een tekst. Daar spreekt de goede Herder in Zijn leerproza over de oordeelsdag en de grote scheiding, die dan plaats -zal hebben tussen de schapen en de bokken. En naar welke maatstaf zal het dan gaan Of we gezien hebben Of we onze ogen onder controle gehad hebben Of we ze gezien hebben mensen die hongerig waren, of dorstig, of naakt, of ziek, of in de gevangenis. En of we die gevoed hebben of te drinken gegeven, of gekleed, of bezocht. Dan hebt ge dat Mij gedaan -- zegt Jezus. Houdt uw ogen onder controle Er is er wel één in uw omgeving, die het gezicht van Jezus aanneemt en woordeloos tot u zegtik heb u nodig. Wie ogen heeft om te zien, die zie of Jezus soms hongerig op de stoep staat of als een vreemdeling zwerft in de straat om de hoek. Wie zo zijn ogen onder controle houdt, die heeft de belofte, dat zelfs een beker koud water eenmaal beloond wordt met een koninkrijk. M. DEN BOER. 'k Vind het een verheugend verschijn sel dat in onze kerkelijke pers van meer dan één kant het kritisch gesprek al meer aan de orde komt en dan niet in de trant van toch heb ik gelijk en zo, maar bezonnen. Aanleiding hiertoe is naar mijn ge dachte in meerdere of mindere mate (want er is meer te noemen) de ver schijning van enkele brochures van im portantie. Als daar zijn die van Ds. v. Teylin- gen tussentijdse balans" die van Prof. Dr. Zuidema,,Op de twee sprong" en van Prof. K. Dijk „Koers wijziging in onze kerken Er is meer te noemen, zoals b.v. de altijd lezenswaardige artikelen van Prof. H. N. Ridderbos in het „Gerefor meerd Weekblad". Zie ik het juist, dan zijn we wel wat té lang bezig geweest met te kijken naar het Concilie, waar sommigen veel van verwacht hebben, maar dat ten laatste, voor mijn besef althans, te vergelijken is met de berg die een muis baarde. De Roomse Bazuin is niet mals in zijn oordeel hierover dit zeker niet als het zijn lezers aan het woord laat. Deze lezers in gesprek over de laatste conci lie-week schrijven rondweg, dat de kerk vertrouwen verspeeld heefteen conci lie met „voor geen intrige terugschrik kende ambtenaren". Hetgeen de Bazuin bij geschrifte van deze lezers aan andere lezers voorscho telt is onvoorstelbaar kras. maar staat m.i. op hoog peil. Onwillekeurig kwam ik er toe het te vergelijken met wat in enkele blaadjes van z.g. vrijgemaakte zijde me onder de ogen kwam. Men is daar in nood, in grote nood, hetgeen ons verdrietig maakt, maar niet verwon dert, want men beluistert er de polemi sche toon in die omstreeks de veertiger jaren onze pers vaak zo onleesbaar en ongenietbaar maakte. Men wordt er onaangenaam door getroffen, wendt er zich bedroefd van af, overtuigd dat het zo niet moet, begrijpend dat velen daar spreken van „geschonden broeder schap". Neen, d.i. een trant van schrijven die kwaad doet en geen goed. De enige die er in onze gereformeerde kring nog wat van heeft, is Prof. Zuidema, zoals Prof. Dr. H. N. Ridderbos in het „Gerefor meerd Weekblad" overtuigend heeft aangetoond. Hij vraagt terecht„waar om toch niet eens wat beter en met vertrouwen elkanders woorden geïnter preteerd Ja, waarom niet Overigens zijn de critische geluiden die ons uit de persmuziek tegenklinken wel gespeend aan elke onheilige harts tocht, zodat we met blijdschap consta teren dat het zo dus toch ook kan. Prof. Waterink, die in het „Centraal Week blad" nog steeds lezenswaardige arti kelen geeft, moge dan bij ontmoeting van een enkele jongere „de griezel" krijgen, zoals hij leukweg zegt, en ik val hem graag bij, over het algemeen genomen is wat men ons voorzet, geen ravengekras, al zingt elke vogeltje ook nu nog zoals het gebekt is, d.w.z. naar zijn eigen aard, maar voor onze gekuis te oren hoorbaar en verdraagbaar, zo anders als soms de radio (helaas ook de N.C.R.V.) ons biedt in uitzendingen die ten onrechte en misleidend het eti ket „muziek" dragen. Ik wijs op de artikelen in het „Gere formeerd Weeklblad" over „verkiezing en verwerping" in welke een discussie aan de gang is tussen G. E. Meuleman en Drs. Arntzen naar aanleiding van een voorafgaand gesprek tussen laatst genoemde en Prof. Berkouwer over diens schrijven inzake de wederkomst en de vraag naar het bestaan van de hel. De toon is hier voorbeeldig en ver kwikkend. 't Geschiedt op een wijze die stellig verder brengt en deugd doet. Zodoende helpt men elkaar, 'k Moest bij deze critische geluiden denken aan hetgeen de jongelingsvereniging me ge leerd heeft over critiek. Laat ik zeggen: aan hetgeen Ds. J. E. Vonkeiiberg ons geleerd heeft met diens onderscheid tussen opbouwende en afbrekende cri tiek. Hij lichtte ons dit toe met hetgeen hij zelf van Dr. A. Kuyper geleerd had naar wie wij jongeren toen graag luis terden. Kuyper had een zijner studen ten opgedragen een gedicht van Da Costa te bespreken, maar de student kwam op college verklaren dat hij niets gevonden had, d.w.z. geen critiek er op had. „Mijnheer", moet toen de Profes sor gezegd hebben, „u weet blijkbaar niet, dat critiek in de eerste plaats be tekent het schone in het gedicht aan te wijzen". Ik noem daar de naam van Ds. Von- kenberg, die ook al een vergeten figuur is, evenals Kuyper voor velen niet be staan heeft, ofschoon Prof. v. Rüler hem nog wel eens noemt, maar Vonken- bérg dan „Jammer, Michel, dat jij die man niet gekend hebt", zei Gab. Smit tegen Michel van der Plas. „Hij was eens de geharnaste leider van de gere formeerde jongelingen." Gab. Smit ver telde hoe Vonkenberg hem leerde na denken over de godsdienst. „Jammer, Michel Gabriël Smit had nog iets over de gereformeerden „Ik benwat bang dat met het wegvallen van het Kuype- riaans, zeg maar Vonkerbergiaans, ac cent binnen de gereformeerde kerken, iets karakteristieks uit ons Nederlandse volksleven zal verdwijnen. Mij dunkt, dat de dichter Gab. Smit in deze niet alleen staat. In elk geval bevindt nie mand minder dan H. H. (Dr. Holtrop) in de kerkbode van Scheveningen zich in zijn gezelschap als deze „Het mani fest van de Rotterdamse jongeren" be spreekt „ik meen, dat het goed is, dat deze knuppel in het hoenderhok is ge worpen. De koersverandering in het gereformeerde jeugdwerk na de oorlog is evident. De „geuzen" van vroeger komen niet meer aan hun trek. Het steile is er uit. Beginselstudie, de inzet van de J.V. onder Vonkenberg tegenover de vereni ging van jongeren uit de vorige eeuw, die meer „evangelisch" gezind waren, wordt vrijwel gemist. En het spreekt boekdelen, dat er wel vele jeugdvereni gingen zijn, maar dat slechts enkele ouderen nog lid zijn van de V.J.V." Dr. Holtrop kon wel eens gelijk hebben. Ik dacht ook dat we zo op gang ko men in verband met het gesprek over de gesmade „mannen-broeders"-schap- gemeenschap uit die tijden. In elk geval staat me dit introverse, d.w.z. dit naar binnen kijken wel aan. Zo ook hetgeen Dr. Kunst, de prae- ses van de Gron. Synode schrijft in een nummer van „Amsterdams kerkblad" „De Geref. kerken hielden synode, die dit jaar werd gesloten. In deze kerken is alles in gisting ze maken een her oriënteringsproces door, dat ook ons niet helemaal voorbij gaat". (Dr. Kunst haalt hier Ds. Velema, Christelijk Geref. predikant aan.) Dr. K. merkt dan zelf nog op „Voor ons rijst de vraag of wij in staat zijn om een bijdrage te geven tot zulk een po sitieve ontwikkeling. Dat bereiken we niet met onze organisatie en onze offer- XXVIII wie een goed ouderling wil zijn en blijven, kan een ontzag'lijke steun aan de mannen-vereniging heb ben." Tegen deze conclusie uit XXVII zal niet veel in te brengen zijn. Of nu het presbyteriale element op de diverse verenigingen in stijgende lijn zal zijn, is een andere vraag. Het willen gaat ook niet altijd samen met het kunnen. Er zijn ouderlingen, die elke week hun tijd voor het ambtswerk veroveren moeten, die met de beste wil ter wereld en met alle overleg en bij alle genegen heid toch geen gelegenheid vinden om man-broeder te worden. Langs felle lijnen jaagt het leven. In 't koortsig tempo van de tijd. U weet misschien nog op een jaar vergadering van de mannenvereniging hield ik eens een kort referaat „Het geharkte paadje". Dat was een soort ere-schuld. Op de gewone vergaderin gen kwam ik toen heel zelden. Dan bood de jaarvergadering een prachtige kans om aan de vereniging nog iets meer te geven dan alleen de contribu tie. En was ik dan niet zo'n klate rende spreker, ik was wel een goedkope spreker. Als lid van de vereniging kon ik op geen honorarium rekenen. En meer dan eens heeft een voorzitter het gememoreerd, dat dit wel een lichte kant van mijn referaat was. Alleen dit maar Het gaf te denken, dat de tra ditie plotseling doorbroken werd. Ter wijl ik er over aan het broeden was wat ik op een aanstaande vergadering be handelen zou, kwam de convocatie. Niet ik, maar een ander, een collega van naam, zou nu spreken. Ik heb met aan dacht naar hem geluisterd, maar heb toch later eens gevraagd (wel weken later, je moet veel dingen laten betijen) naar de reden van deze lijn-ombuiging. „Ja, de kas stond er goed voor, we konden wel eens een echte spreker ne men. En U hebt werk genoeg." Je pro beert dan te geloven, dat bezorgdheid voor de eigen pastor wel het diepste motief is geweest om een „echte spre ker" te, inviteren. Of mijn onbewogen heid toen wel echt geweest is Helaas, nog moet„Het geharkte paadje" verschoven worden naar XXIX. Van Ds. Ringnalda en mij ver wacht de Uitgever korte stukjes. Om de gaatjes wat te stoppen. Het kan ook wat meer eigenwijs gezegd worden „In der Beschrankung zeigt sich der Meister". Of dit gelden kan voor I- XXVIII is aan U om te beoordelen. G. S. O. vaardigheid. De grote kracht zal moe ten liggen in ons leven bij het Woord van God en ons vasthouden aan de goede belijdenisen door een dui delijke levenswandel, die van de leven de Heer zijn koers ontvangt". Volkomen mee eens, maar wat de G.J.V. betreft zou men bij de tegen woordige gang van zaken kunnen vra gen of deze nog reden van afzonderlijk bestaan hebben Men versta mij goed, want ik meen stellig van wel, maar het prijsgeven van de bondsidee (wie kent dit woord nog en wie weet van dit be grip nog sinds het verdwijnen van de „geuzen" nivelleert het onderscheid van vroeger toch wel geheel. Zo kunnen we allerlei kritische ge luiden beluisteren, welke op gepaste wijze naar voren gebracht, ons eens weer tot rustige zelfbezinning kunnen brengen. We komen dan weer met bei de voeten op de begane grond te staan. De Parijse mode komt dezer dagen voor de dag met „zwevende vrouwen", waar een mens maar draaierig van wordt al zijn de punthakken ook niet alles. Op beide gaat de vrouw maar wankelende gangen en maakt ze met haar paradepasjes een wonderlijke in druk. Neen, dan houdt ik meer van Mevr. Lever'—Brouwer, die met verba zing vraagt naar de bedoeling van die (vervolg op pag. 2)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 1