Tranen in.Bij&et Uit de Gemeenten j. v. „DE SLUIKER" Nicuwcrkerk. 1. Het moge door Gods gunst onze zieken goed gaan, waarbij we nu ook nog moeten noemen Jan Overbeeke en br. P. Schiettekatte. Dat gaat maar door. Iemand zei de ziekenhuizen behoeven geen oproep te plaatsen. Zie tegenover dat alles ook dit vooral, dat de Here ook kunde heeft gegeven en middelen, en ik denk, dat Christus ook de bedden langs gaat. Hij is de Geneesheer. Ook hen die thuis zijn, bevelen we Hem aan. 2. Op 31 januari heb ik een classisbeurt. Op vrijdag 5 februari half 8 kerke- raad. Alles D.V. 3. Donderdag 21 januari 1.1. hadden we een goede gemeente-avond. De finan ciën zijn besproken er werd niet veel gevraagd. Daarna zijn de dia's vertoond over Palestina. J. H. B. Oosterland, Tot ziens de 31ste op dc kansel, brs en zrs 1 Zr. StoutenBraam mocht weer naar huis gaan, hetgeen tot blijdschap stemt. Een groet aan zieken en ouden, thuis of elders. J. H. B. Bruinisse. Daar woensdag 27 januari 's avonds classis was, kon er geen catechisatie zijn. Dus 3 februari verwacht ik de catechisan ten weer, allen. Ik groet de zieken en ouden. J. H. B. het in onze ogen wat vreemde) geloofs daad. Ze legden het kind om zo te zeg gen in de armen van God. Voordat we ons nu verder met het vondelingetje in de Nijl bezig houden moet ik wel even meedelen, wie die an dere vondeling geweest is. U vindt haar ('t was een meisje) in Ezechiël 16:5: ,,Geen oog zag met ontferming op u neer, maar gij werdt weggeworpen op het veld, omdat men geen waarde hechtte aan uw leven toen gij geboren waart". Het gaat hier overIsraël. De uitverkiezing van Israël door de Heere wordt hier voorgesteld als het meenemen en. aannemen van een von deling door een bewogen voorbijgan ger. We hebben hier dus niet in letter lijke zin met een vondeling te doen, maar met beeldspraak. Op z'n hoogst kunnen we er uit opmaken dat deze be handeling van kindertjes toch wel een enkele keer voorkwam, althans in de tijd van Ezechiël. Het kind van Ezechiël 16 lag in het veld (vs 5), ergens aan de kant van de weg (vs 6); Mozes daarentegen in (een kistje in) de rivier. Dat lijkt ons nogal een vreemde plaats voor een vondeling. Ik weet niet precies, wat de ouders van Mozes daartoe bewogen heeft. Moge lijk de overweging, dat de Nijl druk bevaren werd en dat er ook nogal wat badgasten op die plaats kwamen er zaten daar blijkbaar geen krokdillen zodat de kans dat iemand het kind vin den en zich er over ontfermen zou, daar. het groots was. Mogelijk ook de ge dachte de rivier stroomt, ze zal het kind meenemen en brengen waar God het hebben wil. Hoe dit zij, vast staat dat Mozes niet de eerste is geweest die op deze wijze te vondeling gelegd is - en met zo'n verrassende afloop nog wel. Luistert u maar eens naar een man die, vele eeuwen vóór Mozes, het volgende verteltt. ,,Mijn moeder was een prieste res, mijn vader ken ik nietde familie van mijn vader woont in het gebergte. Mijn moeder de priesteres ontving mij, zij bracht mij in het geheim ter wereld. Zij legde mij in een biezen mandje, zij sloot mijn deur met pek. Zij plaatste mij in de rivier, die niet over mij steeg. De rivier hief mij op en voerde mij tot Akki, de waterputter. Akki de water putter haalde mij op toen hij met zijn emmer water putte. Akki de waterput ter nam mij tot zijn zoon aan en bracht mij groot. Akki de waterputter stelde mij als zijn tuinman aan." De vondeling die hier spreekt heeft wel bijzonder veel geluk gehad, want hij heeft kans gezien de machtige koning van een groot rijk te worden. Het is de bekende koning Sargon van Akkad (in Babylonië). Zijn verhaal doet ons denken aan Mozes ook daar een rivier, een mandje of kist je, afgedicht met pek (zij het dan dat het mandje van Mozes niet van biezen maar, typisch Egyptisch, van papyrus was), ook hij bracht het van vondeling tot leider van een volk. Toch kan er tussen deze beide verhalen geen ver band bestaan. Daarvoor is de afstand tussen Sargon en Mozes veel te groot. In tijd als we Sargon omstreeks 2300 voor Christus plaats en Mozes b.v. 1300 voor Chr. (wat overigens onzeker is de dateringen van Mozes door de ge leerden variëren van 1500 tot 1200 voor Chr.) bedraagt de tijdsaf stand 1000 jaar. En in plaats Sar gon groeide op in Babylonië, Mozes in Egypte. Geen verband dus. Op z'n hoogst een aanwijzing dat men in het oude Oosten het water niet zo'n vreem de plaats vond voor vondelingen als wij tegenwoordig. Nehemia, de wenende schenker aan het Perzische hof. ..Zodra ik deze woorden hoorde zette ik mij neder, weende en bedreef rouw, dagen lang." Nehemia 1 4. Uit zijn gedenkschriften, die in het boek op zijn naam gesteld, gedeeltelijk bewaard zijn, vernemen we, dat deze hoge ambtenaar aan het hof in de burcht Susan (zie ook Esther 4 l—'4) zijn tranen niet terug kon houden toen hij van zijn broer Hanani in het jaar 445 vóór Christus bericht ontving be treffende de treurige toestand in zijn vaderland. Schenker zijnde aan het hof van Artaxerxes, de eerste, Longimanus, bemerkte deze dat zijn schenker treurig gestemd was, hetgeen men zeker niet tonen mocht in het bijzijn van de ko ning. Nehemia ziet somberhij heeft zichneergezet wenend, rouwbedrij- vend, dagen lang". Hij vast en bidthij die nooit nog treurig was geweest in 's konings tegen woordigheid en dit gebeurt de man, wiens naam is wie de Here troost. Waarom staat uw gezicht zo somber, hoewel gij niet ziek zijt Dit kan niet anders als hartzeer zijn"zegt de Vorst van Perzië als scherp en wijs opmerker 't Loopt wonderwel met Nehemia af, want er volgt na de gegeven uiteenzet ting omtrent het waarom zijner droef heid, een benoeming tot landvoogd te Jeruzalem. Nehemia s tranen en gebed, zijn dagenlange rouw zijn door God op gemerkt, zijn schuldbelijdenis werd aan genomen, er werd vergiffenis geschon ken. Nehemia vindt ontferming bij ko ning Arthasastha, omdat hij ontferming vindt bij God, die de harten der konin gen neigt als waterbeken tot hetgeen Hij wil. Wie de gedenkschriften van deze landvoogd leest, wordt getroffen door de krachtige aanpak van zijn zo moeilijke taak als de herbouw van Jeru- zalems muren. We schrijven dan zijn tranen niet toe aan enige zwakheid veeleer aan sterke bewogenheid over de smaad, die 's Heren naam door de vijanden des Heren werd aangedaan in de hoon van de heidenen. Hij erkent in alles de hand des Heren ,,daar de goede hand van mijn God over mij was". Hij had ook gebeden tot de God des hemels. En God heeft zijn gebed verhoord zijn volk de vrijheid geschonken, al bleef er verbondenheid met Perzië, doch de erkenning is er Die onze boeien slaakt, het is de Heer. Die voor de vrijheid waakt, het is de Heer. Door Zijn verlossing zijn wij vrijgemaakt. Ons heil is in de naam van God de Heer, Die God, die aard' en hemel heeft gemaakt. Brouwershaven B. WENTSEL. Wij bidden deze week bijzonder voor allen, die werkzaam zijn bij het gevangenis wezen en de psychopaten-zorg. Achter de muren van deze inrichtingen is een zee van leed, verdriet en teleurstel ling. Het werken met deze (vaak nog jon ge) mensen is erg moeilijk. Daarvoor is veel tact nodig. Laten wij deze stille werkers niet ver geten. Accoord-Collega A. B. C. Hofland. De Haagse dominee, die zijn ambts bediening jaren geleden in Oostkapelle begon en die zich nog jaarlijks op het hem zo geliefd Walcheren vertoont, schrijft in het Kerkblad van de residen tie iets over „Avondmaal". Wat mij speciaal trof en waarmede ik ten volle instem is onder meer het volgende „Een Avondmaalsviering zonder Woord bediening gaat in tegen de gewoonte van de oud-christelijke kerk en werkt in de hand, dat vele jongeren, die nog geen belijdenis gedaan hebben, deze diensten verzuimen. Wat denkt U van een Avondmaalsviering te Corinthe in Pau- lus' dagen Zouden jonge mensen van b.v. 16 jaar daaraan niet deelgenomen hebben Zou het Avondmaal toen ge vierd zijn zonder opening van het Woord Ging het gepaard met het le zen van lange formulieren Naar mijn gevoel slaat Ds. Hofland hier een spijker op de kop. Hij schiet een pijl af, die raak-in-de-roos is. Men kan nu wel beweren dat de le zing van het formulier op zichzelf een indrukwekkende prediking is en dat de formule, waarmee brood en wijn wor den uitgereikt, een samengedrongen evangelie mag worden genoemd, maar dan zou ik daartegen toch willen op merken dat het begrip „Woordbedie ning" persé een andere inhoud heeft. Ook valt het moeilijk te loochenen, dat de lengte zelfs van het z.g.n. „verkort" Avondmaalsformulier en de gewenning daaraan nu niet zo bar „indrukwek kend" zijn. Ik had het voorrecht in december het H.A. te mogen bedienen te M. en in januari te G. Beide malen hield ik vooraf een kor te preek van 5 a 10 minuten. Van ver schillende zijden werd mij daar adhae- sie mee betuigd en het zou mij niets verwonderen wanneer elke gemeente een Avondmaalsviering met Woordbe diening op prijs zou stellen. Het kan ook inderdaad een middel zijn om de jeugd naar de Avondmaals diensten te trekken. Trap ik nu een open deur in? Kwam Ds. Hofland met oud nieuws? Ik hoop het, maar dan zal de practijk in al onze Kerken dit moeten bewijzen. Zo lang wij echter niet over veel kortere formulieren kunnen beschikken, zal er op dit bewijs wel een zware wijs gaan. Maar dan nu nog als klap op de vuurpijl een strikt theologische op merking, n.l. deze De reformatie heeft steeds wel zeer terecht Woord en Sac rament nauw aan elkander verbonden in tegenstelling met de Rooms-Katho- lieke kerk, waarin op elk moment de uitreiking van het Sacrament kan plaats hebben zonder dat het Woord gepre dikt wordt en zelfs zonder dat de ge meente bijeen gekomen is. Dan ben ik met collega A. B. C. H. toch maar liever volbloed ge-reformeerd. FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn. 52) „Zie je, dokter, ik kan het niet langer uithouden. Ik heb toch zo'n verlangen naar mijn vrouw en kinderen, dat ik er over denk, ze in het geheim te gaan bezoeken, na tuurlijk als u het goed vindt. Ik zal dan proberen, een geschikt persoon te vinden, die mij vervangt. Of anders zou ik mijn vrouw willen berichten en vragen, om bericht terug te zenden. Zonder iets te weten, wordt het leven mij te zwaar. Ik moet iets te weten komen, hoe dan ook." „Ho roept de dokter opeens. Jans staat stokstijf. De dokter buigt zich halverwege buiten de sjees en kijkt in het rond, speciaal naar de bomen aan de kant van de weg. Dan bestudeert hij de leidsels. „Wat is er, dokter vraagt Heilman, die er niets van begrijpt. „Toch geen onraad?" „Welnee, man. Ik onderzoek alleen maar, of er niet een boom is, die tot galg dienen kan en of de leidsels sterk genoeg zijn, om er een strop van te maken. Ik ga namelijk begrijpen, dat je beslist aan zo'n ding hangen wilt, en het komt mij voor, dat je dan geen kosten be hoeft te maken en naar de overkant van de Schelde gaan. Ik zie, dat er hier ook gelegenheid voor is. Zo'n gaffel van een boom en een stuk touw van de leidsels zouden je prachtig te pas komen. A la, vort, Jans Het paard hervat aanstonds zijn sukkeldrafje. „Begrijp je nou niet", gaat dokter Stellaard met stem verheffing voort, „dat je onmogelijk je vrouw kunt be zoeken, zonder dat iemand het te weten komt, of je moest, zoals vroeger gebeurde, naar men zegt, als een heks op een bezemsteel door de lucht kunnen rijden misschien heb je het in die kunst ver gebrachtin dat geval heb ik niets gezegd." „Op een bezemsteel en door de lucht nu juist niet", glimlacht de koetsier, „maar 's nachts reizen wel en ik zou wel zorgen, dat niemand in Cadzand wist, dat ik er was." „Wel zo. alsof die goeie ziel van je vrouw het niet van schrik zou besterven, als je daar in een nacht plotseling voor haar stond. Op z'n minst kreeg zij een beroerte en dan moest noodzakelijk de dokter en een half dozijn buren er aan te pas komen en dan denkt zo iemand, dat zo'n avontuur stilletjes zou aflopen Man, waar zit je ver stand Als je binnen drie dagen je uit haar armen zou kunnen losscheuren, zou me dat erg meevallen. En in tussen zou het hele dorp, ja, het hele land van Cadzand er van gewagen, dat Frits Zijier, de ter dood veroordeelde sluiker, was terug gekomen. Natuurlijk zei de justitie dan „kip, ik heb je!" Niet, dat ik mij dit zo geweldig zou aantrekken, hoor. Koetsiers zijn er genoeg te krijgen, maar ik ging natuurlijk ook de kast in, want je begrijpt een sluiker, reeds bestemd voor galgenaas, in dienst te hebben, dat betekent iets. En je weetde steler is zo goed als de heler. Dus wil ik maar zeggen als je ons beiden nu ruïneren wilt, kun je niet beter doen. En een brief schrijven aan mej. Heilman, pardon, die kwam zeker niet terecht. Ik bedoel Mej. Zijier, wel, lieve deugd Denk je dan heus, dat je vrouw die brief zou ontvangen Ik zie de officier van justitie zijn bril al opzetten en al de lieve woordjes, die je voor je vrouw bestemd heeft, als zoetekoek opeten Fluks een renbode naar Goes wat marechaussees er op af enkoetsier en dokter, mis schien met zijn huishoudster er bij allen tezamen in het cachot. Alweer: „kip, ik heb je!" Wat blief? Daarom zeg ik als je bij kris en kras toch zelfmoord plegen wil, wel, kies dan de eerste beste boom. Zo'n boom is min stens zo goed als een galg en dan smaak je tenminste nog de voldoening, dat je niemand anders in je ongeluk mee sleept." Heilman luistert met een droef glimlachje naar de vloed van woorden zo vol overdrijving hij kent de dokter een beetje en weet diens opmerkingen op waarde te schatten. „Maar wat dan, dokter, wat dan „Ja, dat kan ik op dit ogenblik nog niet zeggen. Maar daar is het huisje van onze arme typhuslijder. Kom, Jans stap wat aan Je begrijpt het zeker wel, beest, dat ik erg benieuwd ben hoe mijn laatste middel heeft gewerkt De arme jongen zal een harde dobber hebben. En wat moet er dan met die vrouw en die vier bloeden van kin deren Dat is nog heel wat erger geval dan dat van jou, Jaap Alia, vort, peerd Wat mankeert je Vlugger dan gewoonlijk, de leidsels aan Heilman ge vend, springt de dokter uit de sjees en loopt snel het huisje binnen. Zijier blijft in diep gepeins op hem wach ten, zoals gewoonlijk. Eerst na geruime tijd komt dokter Stellaard terug. Met flinke pas en een lach op het gelaat. Heilman weet ge noeg het is in elk geval niet erger met de zieke. „Ziezo, dat is gewonnen", roept de dokter, instappend en de leidsels overnemend. „De crisis is voorbij. Bijna geen koorts. Wel erg zwak, natuurlijk, maar daar zijn middelen voor. Over zes weken zie je hem weer op het veld, zo zeker als 'tweemaal twee vier is. 'k Heb in lang zo'n mooi geval niet gehad. Het is een zegen, man een buitengewone zegen. En jij zegt zo niets, Jaap „Wel, dokter, ik ben even blij als u en zeg uit de grond van mijn hart: Goddank!" „Goddank dat heb ik nu eigenlijk niet gezegd en toch hoort het er wel een beetje bij. Weet je wat :als jij van avond je gebeden opzegt dat doe je immers na je be kering trouw voeg er dan uit mijn naam ook een woordje van dank voor die arme stumperd bij. Ik heb daar zo geen verstand van, weet je." Na enige tijd hij zit steeds te grinniken van genoegen over het probate van zijn laatste geneesmiddel zegt de dokter opeens „Apropos, we zijn nog niet klaar met dat gesprek over je zelfmoord. Of zie jer er van af „De zaak is veel te ernstig, dokter, om op die manier er over te spreken. Vergeet u niet Maar hier valt de dokter in een quasi-hevige hoestbui, altijd een teken, dat hij van front verandert en in een andere toonaard gaat spreken. „Hoor eens jongen" het lijkt, of er een heel ander man aan het woord is, zo vol medegevoel is de stem „ik kan me best begrijpen, dat je hard naar vrouw en kin deren verlangt. Je zou een hart van staal moeten hebben, als je dat niet deedt, en ik ken je genoeg, om te weten, dat je zo'n hart niet hebtIk weet niet, wat het zegt, vrouw en kinderen te hebben, maar, zoals ik zei, ik kan levendig begrijpen, dat je ziel er naar uitgaat. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1965 | | pagina 2