eeuwóe
3£erkbocle
<J5lydóckap
Kerstfeest in Sinears velden
DRAAIBAAR
cTïleditatie
Brieven ui(
19e JAARGANG No. 24
18 DECEMBER 1964
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie Ds. W. H. Gispen, TerneuzenDs. B. Wentsel, Brouwershaven Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
MedewerkersJL A. van Bennekom, MiddelburgDr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, Goes Ds. A. G. Kornet, Vlissingen
,.ik worstel Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, Arnemuiden Ds. D. Ringnalda, Middelburg
en ontkom" Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cc-nt
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Heb ik het mis als ik hier neerschrijf
dat rond het kerstfeest meestal gespro
ken wordt van vrede, vrede op aarde"
naar het schone woord in de engelen-
lang Minder nadruk valt er op het
voorafgaande ,,Ere zij God in de ho
ge", hetgeen in zekere zin begrijpelijk
is om reden de aarde zo dichtbij ons
en de hemel zo ver af schijnt.
Begrijpelijk ook omdat op aarde zo
veel strijd, zoveel twist en tweedracht,
zoveel verschil van inzicht en mening
heerscht. En dat wel in die mate dat
men een en ander opvoert tot onver
draagzaamheid en vijandschap die me
nig schoon oord op aarde tot een hel
maakt.
We kunnen gerust zeggen dat men
sen naar de vrede haken hierom zuch
ten en bidden, ofschoon niet allen dit
doen. Inderdaad is vrede het verlangen,
openlijk uitgesproken of verborgen, in
de gedachten des harten. De grote he
melse legermacht die in de nacht van
Jezus' geboorte van vrede zong heeft
waarlijk wel vertolkt hetgeen op aarde
nodig was. Het vrede op aarde"
spreekt ons toe Een psalm die zingt
van bergen die vrede zullen dragen
slaat bij ons aan, ligt ons wel.
En de schildering dat de wolf met
het lam zal verkeren al evenzo. Daarom
meen ik dat vrede op aarde" ons di
rect aanspreekt.
Intussen heb ik hierboven niet het
woord vrede, niet dat mooie en begeer
lijke vrede op aarde" gezet, doch dat
andere woord blijdschap.
Wat van dit woord te zeggen
Vraag het de mensen eens ook nu te
gen de kersttijd of we werkelijk blij
zijn Echt blij, blij ook omdat Jezus
Christus in de wereld gekomen is.
Vraag het eens aan uzelf, aan uw huis
genoten, aan de leden van uw kerk, van
welke ook. Maken wij als christenen,
zo kan het ook gevraagd worden, de
indruk van die echt blijde mensen te
zijn of is het niet juist anders dat er
veel criticasters bij zijn, zure mensen
die altijd wat anders hebben. Mensen
die veel meer schijnen af te breken dan
te bouwen.
De klagers zijn vele. Zij die grote
narigheden hebben klagen, en zij die
nietige dingetjes hebben die hen niet
aanstaan klagen. Velen zijn in alle din
gen het oneens, maar eens in het kla
gen.
En dan niet in de goede zin van het
profetischewat klaagt een levend
mens Een ieder klage vanwege zijn
zonde, maar in de zin van een onvrucht
baar klagen over' de naaste en de men
sen, ja soms over God de Here die het
met hen maar slecht maakt en ze te
kort doet.
Blijdschap het woord staat ook
in Lukas 2 ook in een engelenwoord
,,zie, ik verkondig u grote blijdschap".
Het gaat zelfs vóóraf aan het gezang
van vrede op aarde". Blijdschap eerst,
grote blijdschap, is de inhoud van het
Evangelie dat de engel aan de herders
verkondigt.
Blijdschap over de geboorte van een
kind in doeken gewikkeld en liggende
in een kribbe. Grote blijdschap niet al
leen over het feit van die geboorte,
maar meer nog over het doel van die
geboorte, 't Is immers een geboorte als
begin van de grote blijdschap. De ge
boorte is de inzet er van. De geboorte
is de aanvang van verheugenisvolle
feiten die volgen gaan. Hoe verwerken
we als christenen van deze tijd nu deze
aanvang in onze voortzetting Zonder
tegenspraak mag gezegd worden dat
het Gods bedoeling wel is geweest en
nog steeds is dat de kerk een blij ge
laat zou vertonen aan de wereld. Lukas
schrijft als hij het over de Emmaüs
gangers heeft en zij bleven met som
ber gelaat staan.
Mij dunkt dat het vaak precies zo
met ons gesteld is de kerk toont in
plaats van een blij gelaat een dito som
ber zo somber dat het heel niet aan
lokt om met zulke mensen in zee te
gaan.
Handelingen vertelt van de eerste
christenen dat ze hun maaltijden ge
bruikten met blijdschap en eenvoud des
harten. De apostolische brieven zijn
vol van opwekkingen tot blijdschap. Nu
weet ik wel dat men in sommige ker
kelijke kringen nu net juist niets moet
hebben van blijdschap. Men acht dit
gelijk te staan met zekere oppervlakkig
heid als, zo zegt men dan, van b.v. het
Leger des Heils dat maar aldoor zingt
blij, blij, blij Jezus maakt mij vrij. Van
zulk methodisme moet men niets heb
ben. En toch lijkt me de blijdschap de
boventoon te moeten hebben boven de
somberheid van de Emmaüsgangers.
Tenslotte was die engel in het veld
van Efratha ook een heilsoldaat die het
Evangelie als blijde, als boodschap van
grote blijdschap bracht. Hij deed dit
stellig niet op eigen gezag en uit eigen
aandrift, maar op bevel van hoger hand
en mond. Ligt het soms hieraan dat we
de Heilige Geest weinig, te weinig toe
laten onze harten te verheugen en te
beschijnen met het vriendelijk licht van
Gods vertroostend aangezicht? Kortom,
ik meen staande te mogen en te moeten
houden, dat onze Heer Jezus Christus
ons blij wil hebben ons ook blij wil
zien. Hij wil het Hoofd zijn van een
blijde kerk, omdat Hij haar heeft blij
gemaakt.
Brouwershaven B. WENTSEL.
Hij stond in m'n dagblad.
Onopvallend.
Weggedrukt in een klein hoekje van
een grote advertentie.
.Pracht engel.
Draaibaar.
Iets moois." Voor als ik me goed
herinner iets meer dan drie harde
guldens.
Verder op, in een andere hoek,
prijkte z'n collega. Die hoefde niet zo
veel op te brengen. Maar die had dan
ook heel wat minder allures. Hij bleef
namelijk staan zoals je 'em neerzette.
Eigenlijk is dat nog veel makkelij
ker. Want het lijkt nu wel erg leuk,
als zo'n engeltje bewegen kan. En kin
deren, vooral kinderen en zij die de
eenvoud van het kind niet verspeel
den met het bereiken van de volwas
senheid, zijn er gek op. Maar je kunt
er niet onder-uit: een engel, die ver
stard is tot immobiliteit is een stuk min
der griezelig.
Nou ja, eerlijkheidshalve moeten we
zeggen, dat de duurste van de twee,
als het er op aankomt, toch eigenlijk
nog ongevaarlijk is. Hij kan dan wel
draaien (dat verwacht je ook van 'em,
daar heb je tenslotte je goede geld voor
neergeteld), maar daar blijft het bij.
Hij blijft op z'n plaats. Dat is het be
langrijkste.
We maken engeltjes die hun plaats
kennen.
„Alsjeblieft juffrouw, drie gulden zo
veel voor dat engeltje in de hoek daar,
dat z'n plaats kent."
„Deze, mijnheer Daar hebt u hem.
Netjes in vloeipapier en een doosje.
Veel plezier er mee."
Zo gaat dat dan.
En. we zijn weer een eind dichter
bij het feest van Christus' geboorte.
Ja, want dat staat vast: bij kerst
feest horen de engelen Zoals rook
bij het vuur. De bijbel laat ons daar
over niet in het onzekere.
Als het ergens wemelt van engelen,
dan is het in Lucas 2.
Hoe zei de oude Statenvertaling dat
ook weer „En terstond was daar een
mennigte des hemelsen heerlegers."
Het kan gewoonweg niet op.
Het is of God op het kerstfeest daar
in Bethlehem zegt: „Ik heb er meer dan
genoeg. Ze mogen gerust even de he
mel uit." Daarboven gaat de lofzang
en de dienst toch wel door. En Efra-
tha's velden worden tot één geweldige
concertzaal, waarin de herders zitten
op de beste plaatsen.
Hé, vreemd is datHier klopt iets
niet. Want het gedrag van deze men
sen, ménsen, heeft weinig waardigs in
zich.
Dat is geen zitten-in-de-hoge.
Dat is kruipen in 't stof.
Wormengedrag.
Waarom
Omdat engelen, échter wel te ver
staan, blijkbaar toch niet zo ongevaar
lijk zijn.
Al staan ze dan op hun plaats.
Maar alleen het feit al, dat je hen
kunt zien, dat je als je de ogen open
houdt, hen wel moét zien, is angst
aanjagend.
Je kunt niet zeggen: jij daar, ga eens
uit de weg. Maak jezelf eens klein in
het hoekje, dat ik voor je bestemd heb.
Ze luisteren niet eens.
Ze hebben wel wat anders te doen.
Ze zingen.
Het is niet een of ander sensationeel
liedje, dat uit hun kelen vloeit. Inte
gendeel, er slaat uit al die monden het
stormgeweld van de lof Gods. Er da
vert een stuk hemelse werkelijkheid
onze gezapige mensenwereld binnen.
Dat is het angstaanjagende, dat de
herders dwingt weg te kruipen in het
zand engelen kunnen zich niet los
maken van de hemel, ook al mochten
ze die voor een enkel ogenblik ver
laten.
Ze nemen iets mee van de Majesteit,
voor welke ze zich daarboven aanbid
dend plegen neer te buigen.
De Engelsen hebben een zegswijze:
waar rook is daar is vuur.
Op het kerstfeest brandt het vuur
van de reddende liefde des Heren.
We mogen nooit vergeten, dat we
met God te doen krijgen.
Dat maakt je klein. Héél erg klein
Zo kun je trouwens alleen maar bij
de kribbe zijn. Eerst moesten de her
ders de engelen zien en horen.
Eerst heel diep onder de indruk ko
men van Gods heerlijkheid.
Toen mochten ze pas het Kind in de
kribbe zien. Niet een gewoon mensen
kind. Dat is op zichzelf ook altijd een
groot wonder. Elk nieuw leventje moet
ons in verbazing brengen en kan ons
blij maken.
Maar het Kind, dat God is en óók
mens. Dat ons brengt bij het hart van
de Vader. Dat ons uittilt boven de
vrees en zet in de grote blijdschap.
De engel hóórt er bij.
Inderdaad: in een hoekje.
Of beter: hij mag met al z'n collega's
het gehele luchtruim vullen.
Maar: voor een ogenblik. Om ons
te dringen met z'n boodschap en z'n
lied naar Jezus Christus.
Als 't helemaal moet, kan ik 'em ook
nog wel missen.
Maar die Heiland kan ik niet missen.
Op het kerstfeest niet.
En in der eeuwigheid niet.
G. VAN WILGENBURG.
U vraagt zich af, waar Sinear ligt.
Ik moet u teleurstellen: ik weet het niet.
Want Sinear is mobiel. Het ver
plaatst zich. Het is eeuwen van ons
vandaan. En het is er vandaag. Het
is aan het andere einde van de wereld.
En het is naast de deur.
Er zijn er, die Sinear zijn ontvlucht.
En ze voelden het als een bevrijding.
Maar na jaren ontdekten zij dat de
stad hen had achterhaald. Ze waren
er uit gevlucht en ze zaten er weer
middenin. Dat is het gevaar. Alleen,
niet iedereen wil de stad verlaten.
Velen wonen er al jaren en vieren
er kerstfeest. Vrolijk kerstfeest. Maar
het wordt er nooit Pasen. En Hemel
vaart loopt er altijd uit op een fatale
mislukking.
Op het Pinksterfeest wacht men er
al jaren.
Maar er zijn slechts verdeelde ton
gen. Er is geen vuur.
U zou gaan denken, dat Sinear een
wereldnoodgebied is. Maar zij, die er
wonen, zullen dat beslist ontkennen.
Wie de folders leest, komt onder de
indruk van de grootsheid van deze
stad.
Men vindt er alles. Cultuur, tech
niek, handel. Er zijn ook nog altijd
resten van vervlogen eeuwen.
Zo is er een uitzonderlijke hoge to
ren; of eigenlijk meer een trap.
Wie deze trap helemaal beklimt,
moet erg voorzichtig zijn. Want na de
hoogste trede voelt hij het verlangen
in zich opkomen om hoger te klimmen.
Dan zou hij een misstap begaan en
naar omlaag storten.
Het is één van de tragische dringen,
die in Sinear wel eens voorkomen.
Ondanks alle veiligheidsmaatregelen
gebeuren er nog steeds dodelijke on
gevallen.
Wie boven op de toren is aangeko
men, vindt daar een monument. Een
stenen zuil die recht omhoog wijst.
Aan die zuil is een ijzeren plaat be
vestigd, waarop een paar mysterieuze
woorden geschreven staan:
„Eens zullen wij de erevaandels
strijken
De spitst van deze zuil zal tot de
hemel reiken."
En nu vindt op de eerste kerstdag
altijd een indrukwekkende ceremonie
plaats. Duizenden mensen beklimmen
dan de toren, en aan de voet van het
monument worden toespraken gehou
den en kransen gelegd. Er worden dan
overwinningsliederen gezongen. En
gespannen turen de gezichten de ster
renhemel af.
Niet dat ze uit de hemel iets ver
wachten. Maar in de hemel kunnen
zijzelf worden verwacht;
Niet dat de sterren hen imponeren.
Want hun eigen stemmen schitteren al
aan het firmament.
En in Sinear worden dromen ge
droomd.
En er worden gezichten gezien.
Op elk kerstfeest weer beleeft men
iets van het mysterie. De mens is op
weg om God te worden. Een verheven
gedachte, die al van de oertijd af in
Sinear leeft.
Maar nu, vandaag zijn de Sinearen
dichter bij hun ideaal dan ooit.
Telkens weer vermelden de kranten
een nieuwe overwinning op het heel
al. Onvermoede dingen worden wer
kelijkheid. Onze schoonste dromen en
onze meest lugubere nachtmerries gaan
in vervulling.
De mens wordt God. Het duurt mis
schien lang. Maar eens zal het zover
zijn. Dan zal de mens almachtig zijn.
Dan zal de spits van de zuil midden
in de opperste hemel staan.
En op het Kerstfeest van Sinear
gonst de lucht van blijde geruchten.
Elke nieuwe uitvinding brengt ons
dichter bij het grote doel: een paradijs
op aarde. Een paradijs, waarin de
mens alles zal zijn in allen En dus:
heer en meester over het heelal.
In Sinear wordt op elke eerste kerst
dag een massale dienst gehouden in
de kathedraal.
Ja, die kathedraal is de trots van de
stad.
In Sinear is een tempel gebouwd,
een kathedraal voor de mens Daar
klinken de lofzangen.
Loof nu verheugd de Heer en
Meester van het Heelal.
Buigt u eerbiedig neer voor Hem,
die de sleutel heeft tot de geheime
schatkamers van de aarde.
Looft Hem met kernexplosies en
raketten.
Want de mens zal als God zijn
Die laatste regel is een soort refrein.
Hij wordt steeds herhaald
Kerstfeest in Sinears velden
O ja, er is ook een engelenzang.
Want wat zou Kerstfeest zijn zon
der engelenzang
Sinears velden worden op de avond
van die dag in schijnwerperlicht ge
plaatst. En dan zingen de demonen:
„Ere aan de mens tot in de hoogste
hemelen.
En vrede op aarde in een paradijs
zonder God."
Zullen we nu weggaan? Terug naar
de zuivere atmosfeer van Ephrata's
velden
Terug naar herders en engelen?
Naar de blijde lach van de kinderen
en de zegen van het Kind Jezus
Maar wacht u nog even. U weet na
tuurlijk wel, waar Sinear ligt. U weet
wie er woont. De zonde woont er. De
Satan woont er.
Het is de stad, waar de oerzonde
zich thuisvoelt. De hoogmoed van de
mens. Zijn verlangen om als God te
zijn. Die toren is dan ook de toren
van Babel. En nu was het mijn be
doeling niet, om u bang te maken.
Ik wilde uw goede stemming niet be
derven.
Maar u moet weten waar u woont.
U moet weten van dat andere, ge
vaarlijke kerstfeest, waar de demonen
de engelenzang imiteren.
Dan zult u uw kerstfeest in triumph
vieren.
TERWIJL HIJ RIJK WAS
Op het kerstfeest plaatsen we weer
tegenover elkaar: de armoe, die Chris
tus wilde aanvaarden en de rijkdom,
die Hij wilde verlaten.
Hij was rijker dan wie ook maar.
Als de Zoon des mensen op deze aar
de werkt en lijdt, is er bij Hem het
sterke heimwee naar „de heerlijkheid,
die Hij bij de Vader had, eer de we
reld was."
We zien hier in een verte, die steeds
verder reikt. Wié kan bevatten hoe
rijk Christus geweest is Rijk in de
vreugde van het gemeenschapsleven
met de Vader en de Heilige Geest, rijk
door de aanbidding van de Engelen,
die met hun eeuwig Hallel Hem hulde
bewijzen, rijk in de zuivere sfeer van
de hemel.
Sursum Corda de harten omhoog.
We kunnen het nooit begrijpen, maar
we mogen het toch bepeinzen, dat de
eeuwige Zoon des Vaders hemelse
rijkdom en hemelse heerlijkheid ver
laten heeft. We zien de kribbe van
Bethlehem in het licht van de gewel
dige tegenstelling. Die het Woord is,
die een Vorst is, die het al is, die het
licht is we stapelen de uitdrukkin
gen op elkaar. En nog schieten we
tekort om de rijkdom van Christus te
beschrijven.
Zoals wij nooit de diepte van zijn
vernedering kunnen peilen, zo faalt ook
elke poging om te verstaan de diepe
zk. van de woorden: terwijl Hij rijk
was.
Een grote overgang uit de stad
met de gouden straten en de paarlen
poorten te komen op een aarde, die
door de vloek Gods getroffen is.
Bij de Vader te zijn te allen tijd
mij verheugend voor Zijn aangezicht
en dan te moeten gaan naar hen,-
die „vijanden" zijn.
Uit het land, waar de lofzangen on
afgebroken ruisen naar ^en wereld
die Hem met geen welkomstlied be
groeten zal.
Gij weet de genade van onze Here
Jezus Christus.
Het is genade, dat Hij, die God uit
God en licht uit licht is, de weelde van
de hemel en de jubelklanken van de
Cherubijnen en de Serafijnen verlaat.
De rijkdom van de Vader is de rijk
dom van de Zoon. Ik en de Vader
zijn één.
Gij weet de genade de eeuwige
Zoon des Vaders maakt onze nood
tot Zijn nood.
Ver van de troon der tronen
en 's hemels zonneschijn,
wilt G' onder mensen wonen.
Wie kan dit begrijpen en wie kan
dit verstaan De liefde, die zo'n over
gang aanvaarden wil, gaat de kennis
te boven.
Over deze daad is er de krachtige
verwondering, om deze daad is er de
stille .aanbidding.
Ere zij de eeuwige Zoon des Va
ders, die Zich „rijkdom" ontzegd heeft.
G. S. OEGEMA.,
Want al zou er vandaag in dej
ten staan dat de mens de larj
heimen aan de aarde heeft cj
dan mogen wij ons commenj
op dit nieuws.
„U bent meer dan twij
te laat."
Ik zie de Mens, die hl
daag beheerst. God, dj
En dan mogen herdeil
wijzen en uitvinders, in<J
litici, zwervers en kluf
feest vieren ver buiten]
Kerstfeest, waar de
Waar verdeelde torj
een heilig vuur.
Het is al weea
dat we iets voor|
geschreven hebbel
we Zeeland al 1j
verre van dat
er nu niet bepar
ven aanwezig ij
dan heb je zo^
anders zal zij
dat nieuwe