Uit de Gemeenten
Officiële Berichten
7 vanen in de Bijbei
„DE SLIIIKER"
vervolg van pag. 1
lehem in zekere zin ook nu nog de we
reld en haar cultuur beheerst.
De „populariteit" van het Kerstfeest
doet de gedachten en gevoelens van
vrijwel ieder mens toch min of meer
concentreren op de Here Jezus, ,,Die
om ons te redden de hemel verliet",
maar Die daarheen via Zijn. kruis en
opstanding is teruggekeerd om van-
daaruit weder te komen.
Het Christelijk cultuurprobleem, dat
er op het Kerstfeest nog altijd min of
meer is, vindt voor het geloof zijn op
lossing in het Hemelvaartsfeest.
Wie dit vatten kan, die vatte het en
mag op het Kerstfeest Gezang 48 (uit
onze 119 gezangen) zingen, al is dit
een hemelvaartslied
„Gezegend 't hartdat open staat
En Hem als Koning binnen laat
D. RINGNALDA.
Nieuwerkerk,
1Catechisatiewanneer alles nu goed
loopt, heeft ieder zijn catechisatie.
Dinsdag, 7 uur de jongeren
dinsdag, 8 uur de ouderen
dinsdag, 9 uur catechisatie voor hen,
die belijdenis willen doen of die deze
stof willen volgen
zondag (na de morgendienst): voor
hen, die dinsdag niet kunnen.
Wie dan nog overblijft dient elders,
waar hij of zij in de regel verblijft, te
catechiseren.
2. Kerkelijke standingekomen met doop-
attest uit Haarlem-NoordJan Tanis
(in militaire dienst sinds september).
In mil. dienst ging Wim van der Mey-
den. Jongens, ga met God Hij zegene
jullie
3. Zendingscollectede vorige is 2 maan
den geleden gehouden. Het is nodig,
dat erom deze collecte bijzonder goed
wordt gedacht. De penningmeester, br.
Joz. Syriër, zei mij, dat nog wel een
paar honderd gulden nodig zijn. En
zending is 'n absoluut nodige zaak, om
dat Christus gepredikt moeten worden
tot zaligheid, een ieder die gelooft
4. Denk om de aanvangstijden op 6 de
cember. Ze zijn om half elf en 5 uur
5. Meeleven wat is er toch telkens veel
liefde nodig, wijsheid, bewogenheid,
attentie, bereidwilligheid om elkander
te dienen, te steunen, te helpen op de
weg. Denken we ook aan onze zieken,
of eenzamen, of hen, die 't moeilijk heb
ben. Bidt veel de Here om genade.
Dr. J. H. Becker.
Arnemuiden.
Kerkbouw-actie.
De actie voor de nieuwe kerk vindt nog
gestadig voortgang.
Door de diverse acties is de stand van
de Bouwkas thans 67.687,50. Het plan
om in januari 1965 de som te hebben van
75.000,is nog niet bereikt, we roeien
er wel heen.
De dienst van God vraagt ontzglijk veel,
maar nooit teveel, gezien wat Hij ons eerst
schenkt, dan worden we heel stil en zul
len we zonder allerlei problemen van onze
kant ons beijveren om zijn huis te bouwen.
Er wordt door de broeders en zusters hard
gewerkt om het gestelde doel te bereiken.
God zegene deze arbeid.
Ds. P. M. Veldhuizen, Geref. predikant
te Westbroek (U.), die zondag 29 novem
ber te Arnemuiden in de dienst des Woords
zou voorgaan, werd door ziekte plotseling
verhinderd in zijn oude gemeente voor te
gaan. Hij is opgenomen in een ziekenhuis
te Utrecht.
In de Geref. Kerk werd een dezer dagen
een Zendingsavond gehouden. Ds Schaafs-
De wenende Palthi.
„En haar man ging met haar mee
hij volgde haar, al wenend
2 Sam. 316.
't Beantwoordt wel aan onze ver
wachting als we van een geringer aan
tal mannen- dan van vrouwentranen in
de Bijbel bericht krijgen, ofschoon dat
van mannen nog zo heel weinig niet is.
Mannen geven op andere wijze hun
leedschap en droefheid te kennen als
door wenen.
Mannentranen worden ook vaak als
zwakheid aangemerkt of als men ze
waardeert, aangezien voor toch wel
uiting van diepe smart en diep leed.
We hebben hier een wenende man die
achter zijn vrouw aanloopt en uiteinde
lijk zich weg laat sturen, 't Is de tweede
man van Michal, Davids eerste wettige
vrouw en dochter van Saul, prinses van
den bloedezijn naam is Palthi of
Palthiel, een fraaie naam „redding des
Heren" betekenend. Een naam te fraai
voor een figuur als deze, die wenend
achter de weggevoerde Michal aan
loopt.
Weinig scrupuleus had Saul gedu
rende de langdurige strijd tussen diens
huis en dat van David, zijn dochter
weggegeven aan Palthi, de zoon van
La'is, uit Gallim. Deze had haar ge
accepteerd blijkbaar partij kiezend voor
Saul en groots des konings schoonzoon
te worden.
Sauls haat blijkt uit deze ongeoor
loofde ontbinding als we 't zo mogen
noemen, van het huwelijk tussen David
en Michal. Saul ontziet niets in zijn
strijd tegen David, maar treft hem op
allerlei manier tot in zijn huwelijk en in
zijn positie van 's konings schoonzoon
toe.
Saul stoort zich niet aan 's Heren
wetevenmin aan de zede, die zulk een
handelwijze niet toeliet. Palthi heeft
van dit huwelijk, zoals we 't nu maar
noemen zullen geen genoegen beleefd
't is op droefheid uitgelopen.
Toen David namelijk Koning van
Juda was geworden, kreeg Palthi met
deze te maken, want David, was Michal
blijkbaar steeds als zijn wettige vrouw
blijven beschouwen en heeft haar van
Isboseth, Sauls zoon, zijn zwager, te
ruggevorderd.
Abner, Isboseths generaal, en bevel-
ma uit Rotterdam, daartoe uitgenodigd,
vertoonde op bijzondere aardige en leer
zame wijze mooie kleurendia's over die
Oosterse wereld, waar de Heiland heeft
gewoond en gewerkt. Zo komt de Bijbel
nader bij ons. Ook werd vertoond de
Palmstad met haar oude poorten en de
prachtige bouwstijlen van het grote Rome.
Indrukwekkend schoon. Steeds werd de
Bijbel naar voren gebracht in deze dia's,
waarin tot uitdrukking kwam, dat de
Schepper en Bouwmeester God zelf is, ook
in het Verre Oosten. Ps. 122 ging voor
ons leven, want in de geest zagen we de
pelgrims reizen naar Jeruzalem.
Het was een mooie en leerzame avond.
hebber over de stammen, die nog Da
vids koningschap niet hadden erkend,
zendt boden tot David te Hebron om
hem het koningschap over geheel Israël
aan te bieden.
Goed zegt David, kom maar eens
praten, maar niet zonder eerst, Michal,
Sauls dochter, mij teruggebracht te heb
ben. Nu, daar heeft Abner allerminst
bezwaar tegen. Erg veel respect toonde
deze generaal niet voor vrouwen, ge
tuige zijn antwoord aan Isboseth over
diens verwijt aangaande een bijvrouw
van Saul, die Abner genomen had.
Is Abner dus allang bereid om aan
Davids voorwaarde te voldoen om di
plomatieke redenen bespreekt hij de
zaak eerst met Israël oudsten, en met
Benjamin.
David heeft intussen ook niet stil ge
zeten en Isboseth om teruggave van
Michal verzocht. Hij herinnert daarbij
aan de totstandkoming van zijn huwe
lijk, en motiveert de billijkheid van zijn
verzoek door op zijn recht te wijzen.
Blij heeft destijds de bruidschat betaald:
honderd voorhuiden van Filistijnen
dus Michal is wettelijk z ij n vrouw
en niet die van Palthi.
Abner brengt nu met aller toestem
ming de terugkeer tot standMichal
moet men hem mee naar David. Isbo
seth, hoofd van Sauls huis, handelt
hierin naar recht als hij Michal weg laat
halen bij haar tegenwoordige man van
daan. Zo gebeurt het dan en we lezen
in vers 16 „en haar man ging met haar
meehij volgde haar, al wenend, tot
Bahurim toe"m.a.w. Palthi doet haar
al wenend uitgeleide.
Hij loopt zolang achter Michal aan,
dat het Abner begint te vervelen, zodat
hij Palthi kortweg beveeltverdwijn
ga weg, keer terug". Abner, zo stellen
we ons voor, had allang genoeg van dit
„gejank"zoals hij het ongetwijfeld be
schouwd heeft. Welk een drukte om
een vrouwtranen om een vrouw
Wat voor een man moet deze Palthi
in Abners oog wel geweest zijn. Te
recht heeft men opgemerkt, dat Palthi
voor de liefde wel zijn tranen, maar
niet zijn leven over had. Er zit niet an
ders op als gehoorzamen. Of Palthi
zich getroost heeft en hoe We weten
het niet, maar hij is afgedropen als een
geslagen hond met de staart tussen de
poten. Heel mannelijk was de houding
van deze man voorzeker niet. Als Mi
chal nu nog geweend had, maar dat le
zen we niet; men zal trouwens, zowel
in het eerste geval van haar toewijzen
aan Palthi, als in het tweede geval, haar
scheiding van deze, niet naar haar me
ning gevraagd hebben. De positie van
de vrouw komt hier wel in zeer ongun
stig daglicht te staan. Ook een konings
dochter heeft weinig of niets in te bren
gen. Bovendien, zo zegt ons 1 Sam.
18 20 „Michal echter... kreeg David
lief".
Wie weet was dit bij de teruggave
nog niet het geval
Overigens heeft deze gehele geschie
denis weinig verhevens. Geen der par
tijen komt boven het louter wereldse uit,
ofschoon het „Palthi" redding des He
ren) stee vast voor hun aandacht heeft
gestaan in de naam van de man die er
bij betrokken was. Men knapt zijn zaak
jes hier zelf wel op.
Brouwershaven B. WENTSEL.
Op zaterdag 19 december vindt in het
Verenigingslokaal te Meliskerke een sa
menkomst plaats, waar Ds. D. Ringnalda,
evangelisatiepredikant van de Classis Mid
delburg, zal spreken over ,,Hoe benadert
de kerk onze medemens met het Evange
lie
Voor deze bijeenkomst, die om 2 uur
begint, worden met name uitgenodigd de
Evangelisatiecommissies en de kerkeraden
van de Classis, maar ook andere belang
stellenden zijn van harte welkom.
Deputaten voor de Evangelisatie in de
Classis zijn tot het beleggen van deze mid
dag gekomen, nadat zij van enkele kanten
het verzoek hadden ontvangen om lezin
gen te doen houden, waarin allerlei prac-
tische vraagstukken in het Evangelisatie
werk besproken zouden kunnen worden.
Deputaten hopen, dat de samenkomst van
19 december een begin mag zijn van meer
dere dergelijke gesprekken.
Nu de Evangelisatie-arbeid steeds meer
de aandacht van de kerken in de Classis
vraagt, doen Deputaten een dringend be
roep op Commissies en Kerkeraden, om
zoveel mogelijk afgevaardigden naar Me
liskerke tc sturen.
Dat men ook graag de jeugd rijk ver
tegenwoordigd ziet, behoeft geen betoog.
KORT VERSLAG van de vergadering
der Classis Zierikzee van de Geref,
Kerken in Nederland, gehouden op
woensdagavond 11 november 1964, in
het vergadergebouw van de Geref.
Kerk van Zierikzee.
1. Br. J. M. de Waal opent namens de
samenroepende kerk van Bruinisse de ver
gadering, laat Ps. 75 1 zingen, leest een
gedeelte van Lucas 11 en gaat voor in
gebed.
2. De credentiebrieven worden nage
zien en in orde bevonden. Geen der ker
ken heeft een instructie.
3. Br. J. M. de Waal heet Ds. Hoog-
steen welkom op deze classisvergadering
en wenst hem sterkte, nu hij al de eerste
maal moet praesidiëren.
4. De vergadering wordt geconstitueerd.
Het moderamen is als volgtDs. W.
Hoogsteen, praeses Ds. J. H. Nawijn,
scriba Ds. Q. Huyser, assessor br. J. M.
de Waal, actuarius.
FEUILLETON
Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn.
47)
De volgende morgen merkt de scherpziende moeder
Wenberg wel op, dat er wat in het hart van haar gast
omgaat, maar, tijd en wijzen kennende, spreekt zij er niet
over, vraagt alleen, zoals elke morgen, of hij goed ge
slapen heeft.
„Neen, moeder Wenberg, dat heb ik nietalleen tegen
de morgen wat gesluimerd. Voor iemand als ik ben, is
er, geloof ik, geen rust op deze wereld. Maar ik heb u
gister beloofd, dat ik u van mijn leven zou vertellen. Als
u het goed vindt, zou ik dat nu graag doen. Maar dan
zou ik er prijs op stellen, dat uw zoon er ook bij is. Dan
kunt u beiden beoordelen, of u aan iemand als ik ben,
nog langer gastvrijheid kunt en wilt verlenen. U zult al
gauw bemerken, dat daaraan gevaar verbonden is en het
is voor mij een ondragelijke gedachte, dat ik u beiden in
gevaar zou brengen."
„Ik zal zien of mijn zoon nu tijd heeft. Anders moet je
je verhaal tot vanavond uitstellen."
De molenaar heeft een uurtje tijd en komt in het ver
trek, waarna Frits Zijier, zonder ophef, zijn gehele le
vensgeschiedenis gaat vertellen.
Niets, maar dan ook letterlijk niets, verzwijgt hij.
Ontzet zitten moeder en zoon te luisteren. Van alles
hebben zij gedacht, maar dit niet.
De molenaar ziet bleek. Hij heeft alleen enkele uit
roepen geslaakt als „Hoe is het mogelijk „Die schur
ken „Dat was gelukkig." En de weduwe Wenberg
schreit. Is het alleen medegevoel Of heeft zij ook
een kruis te dragen
„En nu, mensen, weet u, wie ik ben. Een misdadiger,
een vogelvrij verklaarde, iemand, die vrouw en kinderen
in het ongeluk heeft gestort. Mij gastvrijheid verlenen
betekent gevaar voor u. Als u besluit, mij weg te jagen,
kan ik dat begrijpen. Het zou God geklaagd zijn en mijn
schuld nog vergroten, als een braaf gezin als dit door
mij in ongelegenheid zou komen. Alleen bid ik u laat
mij nog enkele dagen blijven. Ik ben nog niet sterk ge-
noeq, om verder te trekken."
„Houd op, kerel Ben jê malGod beware mij, dat ik
je zou laten gaan. Je hebt al genoeg geleden. Je blijft
hier, man, zolang het nodig is. Man, je staat mij nu nog
nader dan gister, toen ik nog niet wist, wie je was. Stel
je gerust. Moeder zal wel voor je zorgen, nietwaar Groot
je En nu geen woord meer, hoor, ik moet naar de mo
len, Grootje weet wel, hoe ik er over denk en wat ik
meer wilde zeggen zij kan dat beter doen dan ik."
Met deze woorden verwijdert hij zich.
Maar het duurt nog even eer de weduwe een woord
kan uitbrengen. Er is, door het verhaal, een schrijnende
wonde opengereten. Doch dat weet Zijier niet.
„Mijn jongen", zegt zij dan met gesmoorde stem, „komt
je ongeluk van die kant Ook ik en mijn gezin liggen
onder dezelfde druk. Ze hebben mijn lieve Johannes, mijn
jongste zoon, het kind van mijn ouderdom, mij van het
hart gescheurd. Hij viel in de conscriptie. Ik heb alles
gedaan, om een remplacant voor hem te vinden, zelfs vijf
duizend gulden geboden. Maar niemand deed zich op.
Hij is naar Spanje getrokken en sinds heb ik niets meer
van hem gehoord. God alleen weet, waar mijn jongen
thans is. Leeft hij nog Niemand weet het. Ik heb ge
weend, tot ik geen tranen meer had. Maar God heeft
mij geleerd, ook dit leed aan Zijn voeten te leggen. Hij
heeft gezegd „Mijn genade is u genoeg". Gelukkig weet
ik, dat in Johannes wat goeds leefde. Dat is mijn grootste
troost."
Zijier kan geen woord uitbrengen.
Dit is een groot verdriet.
„De man, die dit alles op zijn geweten heeft, zal ge
straft worden", merkt moeder Wenberg dan op. „De
Here heeft de tijden en gelegenheden in Zijn hand. De
grote Napoleon zal eenmaal vallen, als hij Gods Raad
heeft uitgediend. Want een gesel, om de volken te tuch
tigen, is hij geweest. Als de Here oordeelt, dat hij genoeg
getuchtigd heeft zal de ijzeren despoot vallen."
„Ikik heb medelijden met uik wist niet
„Stil, Heilman. De Here weet wat goed voor ons is.
Ik heb mij even laten gaan. Jouw belangen komen nu het
eerst aan de orde. Je hebt gehoord, wat mijn zoon gezegd
heeft. Ik denk er pre'cies zo over. Je kunt hier blijven
zolang je wilt en je het raadzaam oordeelt. De tijd zal
komen mijn jongen, dat ook jij zult ontkomen aan de
schrik des vogelvangers, zodat je met Gods volk kunt
uitroepen De strik is gebroken en wij zijn ontkomen."
„Grote dank voor uw goedheid, moeder Wenberg. En
ook uw zoon. God zegene u beiden."
De oude weduwe schreit. De herinneringen zijn haar
te machtig geworden, zoals een enkele maal meer voor
komt. Dan krijgt zij een schier niet te dragen hoofdpijn
en moet zich te bed begeven. Dat is nu ook het geval.
Zij moet zich verwijderen.
En zo blijft Jacob Heilman practisch de gehele dag
alleen. Tot nu toe heeft hij zich nog niet op het erf of
de molen vertoond.
Het is wel eens goed, als een mens alleen is met zijn
gedachten. Voor Frits Zijier is het in elk geval goed.
Hij komt te worstelen in het gebed. Maar de ware vrede
daaget nog niet.
Hij moet eens met moeder Wenberg praten
HOOFDSTUK XVIII.
Inderdaad heeft dat gesprek de volgende dag plaats.
Moeder Wenberg is weer geheel opgeknapt en een en
al oor, als haar gast haar vraagt, hem aan te horen.
„Moeder Wenberg, ik heb het moeilijk. Gister heb ik
alles verteld. Ik zag tenslotte die verboden handel als
zonde. Het was ook zonde, dat ik mijn vrouw en kinderen
in het ongeluk stortte. Maar ik heb leren inzien, dat mijn
gehele leven een aanéénschakeling van zonden is. En
daarom ben ik zo onrustig. Ik kan er niet uit. Ook mijn
vrouw vreest de Here. Zij heeft mij dikwijls genoeg ge
waarschuwd, maar aanvankelijk heb ik niet willen luiste
ren. Toen mijn land werd verkocht en mijn boerderij in
desolate toestand lag, was ik in volle opstand. Maar ik
ben vier en dertig jaar en heb, dat zie ik nu in, al die ja
ren in de zonde geleefd. En nu kom ik er niet uit. God is
toch heilig en rechtvaardig Is er nu voor mij vergeving
Met die vraag zit ik. Die maakt mij zo onrustig. Ik krijg
geen antwoord." (Wordt vervolgd)