Onze Ouderlingen Bijbel Officiële Berichten Tranen in de Informatiedienst. „DE SLUIKER" maakt de overwinning van Abraham nog begrijpelijker. Maar het eind van het lied, of liever: van onze wandeling, is toch maar, dat de hoop waarmee we begonnen teleur gesteld is. We kunnen dit hoofdstuk niet goed plaatsen in de lijst van de geschiedenis. De 4 koningen blijven voor ons grote onbekenden". We zul len moeten wachten op meer licht over Abraham en over de vier geheimzinnige koningen. J. V. De goe-gemeente gaat misschien zeggen: wat wordt er toch gecon fereerd De predikanten zijn nog maar nauwelijks thuis van hun conferentie en daar ligt al weer de convocatie voor de ouderlingen-conferentie. ,,Ze confereren maar Nu, als we niets anders deden dan confereren, stond het er met de be arbeiding van de gemeenten niet zo best voor. Maar we kunnen met een gerust hart zeggen, dat conferentie-be zoek geen functie-verlies betekent. Wie altijd geven moet, zal ook steeds weer moeten ontvangen. En je hebt vandaag aan de dag heel wat nodig. Het moet erkend worden, dat we soms zelf wel eens problemen scheppen en aan ge- wichtig-doenerij gaan lijden. Alsof alles in onze tijd gecompliceerd werd. Zo is het nu ook weer niet. Doch ook al scheppen we de problemen niet, ze liggen wel voor het opscheppen. En het is een kwestie van eerlijkheid, dat we steeds het: zo zien wij het toet sen aan de enig betrouwbare en nooit veranderende norm: zo is het naar het woord van God. En dan kunnen we bezinning en studie niet missen. Moet er zijn het gebed om de Heilige Geest, van wie Christus beloofd heeft, dat Hij steeds in alle waarheid leiden zal. We confereren niet voor tijdverdrijf. Neen, we willen elkaar spreken en elkaar helpen. Ons ook aan elkaar op richten. Wat de Apostel Paulus in Rom. 12:5 schrijft over de gelovigen, geldt toch ook heel speciaal voor de ambtsdragers: ,,Zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk, leden ten opzichte van elkaar." G. S. O. GEREFORMEERD THEOLOOG NAAR UNIVERSITEIT IN KONGO. t Aan een in oprichting zijnde christelijke universiteit in Kongo verbindt zich de Nederlandse theoloog dr. Y. Feenstra. Hij is daartoe uitgezonden door de zending van de gereformeerde kerken in ons land. De Kongolese christelijke universiteit be gint voorlopig in Leopoldville. Aanvankelijk zou de universiteit geves tigd worden in Stanleyville. Omdat deze stad echter sinds augustus in handen is van de rebellen, kon geen uitvoering ge geven worden aan deze plannen. In ver band daarmee werd ook het reeds eerder voorgenomen vertrek van dr. Feenstra uit gesteld. Reeds eerder werkte dr. Feenstra in Afrika, namelijk in Kameroen. Hij doceer de daar theologie in Ndoungé. Voor hij hierheen ging, was hij gereformeerd pre dikant in ons land, achtereenvolgens in Paesens, Augustinusga en Rotterdam- Charlois. 9 NIEUWE DIRECTEUR GEREFORMEERD SOCIOLOGISCH INSTITUUT. Tot directeur van het Gereformeerd So ciologisch Instituut in Amsterdam is be noemd drs G. Dekker te Amsterdam. Hij is de opvolger van wijlen prof. dr R. van Dijk, die in 1962 bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Sindsdien fungeerde drs Dekker als waarnemend directeur van het instituut, dat zich bezig houdt met socio- Tvanen van Koning Josia over het boek van de wet des Heren. „Omdat gij voor Mijn aangezicht geweend hebt 2 Kron. 34 27 Israels God is een God die hoort. Van koning Josia verklaart de Here Zelf dat Hij Josia s wenen gehoord en diens tranen gezien heeft„omdat uw hart week geworden is en gij u veroot moedigd hebt voor het aangezicht van Godja, U voor Mijn aangezicht verootmoedigd hebt en Uw klederen gescheurd hebtaldus de profetes Hulda in haar antwoord tot de gezon denen des konings. Dit wordt dan ge zegd in terugslag op vers 19 in welk vers gewag gemaakt werd van 's ko nings wenen, 't welk ook in 2 Kon. 22:11 wordt vermeld. In beide plaat sen (Kon. en Kron.) is sprake van het wenen des konings, die duidelijk teke nen van rouw heeft gegeven, wijl hij vreesachtig, angstig geworden is voor het onheil dat de Here over Juda bren gen gaat, omdat Zijn heilige wet zoek geraakt, vergeten en onbekend was bij het volk, bij de priesters en de koning zelf. Men staat in grote schuld bij de Here, omdat men blijkens dit ontbreken van het wetboek maar voortgeleefd heeft zonder zich om 's Heren wet te bekommeren. De koning beseft, dat de Here terecht toornt's Konings hart wordt week, hetgeen staat tegenover de hardigheid des harten, die zo menig maal voorkwam bij de koningen van Juda en Israël. De Here heeft Josia's tranen gezien, zijn geween gehoord, en aangezien voor ootmoediging evenals dit bij Achab het geval was, maar hier zijn de tranen teken van waar berouw des harten. De gevolgen zijn zegen rijk, want de koning treedt sindsdien als een ware reformator op. Wel wordt de koning in de strijd met Faro Necho straks dodelijk getroffen, geschiedde in samenwerking met de pro ken en de gereformeerde gemeenten en voor diverse instellingen van deze kerken in ons land. Drs Dekker is 33 jaar en geboren te Naaldwijk. Hij hoopt volgend jaar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam te pro moveren op een proefschrift over het ker kelijk gemengde huwelijk. NEDERLANDSE VERLOSKUNDIGE GAAT IN RWANDA WERKEN. Als verloskundige vertrok naar Rwanda in Afrika de Nederlandse mej. J. H. Klein uit Amsterdam. Zij is uitgezonden door de zending van de gerformeerde kerken in ons land. Mej. Klein zal in verschillende kraamklinieken werken. Reeds vijf medewerkers van de gerefor meerde zending bevinden zich thans in Rwanda. Van hen zijn er twee predikant verder werken er een sociaal-econoom en de jeugdleider Maarten Hijkoop uit Utrecht. Ook de uitzending van mej. Klein maar hij krijgt na een godvruchtig le ven een eerlijke begrafenis in zijn ko ningsgraf te Jeruzalem. Hoe ingrijpend Josia's reformatie ook geweest is, deze keert het oordeel over Juda niet, want de zonden des volks grepen te diep in het volksleven in dan dat het koninkrijk voorbeeld en diens bevel om God te dienen naar Zijn wet, in staat was bij de voortduur reforma tie te doen standhouden. Ook koninklij ke tranen kunnen het volk niet redden. Het ons toch wel ontroerende feit, dat hier een zoon van David weent om de zonden des volks moge ons treffen, we verstaan bij vernieuwing dat slechts de tranen van die anderen grote Zone Davids, Jezus Christus, blijvend baat kunnen brengen aan wie in Hem gelo ven en door Hem zich laten troosten in hun rouw „zalig zij die treuren, want zij zullen vertroost worden". „En Jeremia zong een klaagzang op Josia 2 Kron. 35 25. Niet alleen de boeken der Koningen en Kronieken prijzen het optreden van koning Josia en zijn „vrome daden" die hij gedaan heeft, ook Jeremia doet dit. Hij heeft van zijn gunstig oordeel over deze vorst blijk gegeven door zijn klaag zang die hij op hem gedicht heeft na zijn dood, en door zijn later getuigenis, dat Josia recht en gerechtigheid had ge oefend. Jeremia, zegt het zo eigenaar dig in vragende vorm over Sallum, die na de dood van zijn vader Josia koning was geworden „Zijt gij een koning, als gij wedijvert in cederhout Uw vader, heeft hij niet gegeten en gedronken en vecht en gerechtigheid gedaan Toen ging het hem wél. Dat Jeremia dit zegt en deze ons on bekende klaagzang dicht, bewijst niet alleen hoezeer hij deze koning achtte, doch evenzeer dat hij deelde in de die pe volksrouw over de gesneuvelde vorst. Brouwershaven B. WENTSEL. logisch onderzoek voor de gereformeerde kerken, de christelijke gereformeerde ker- testantse zendingsraad van België, die al sinds de eerste wereldoorlog in Rwanda v/erkt. VERANDEREND GETIJ VOOR DE KERKEN IN NEDERLAND. Onder andere door een hoger geboorte cijfer zal het percentage gereformeerden in de Nederlandse samenleving in de toe komst stijgen. Berekend is, dat omstreeks 1980 bijna zeven procent van de bevolking tot de gereformeerde kerken zal behoren. In 1960 was dit 6.60 procent. Dit is te lezen in een zo juist verschenen brochure „Veranderend Getij". Hierin zijn de resul taten van een groot kerkelijk onderzoek door het Gereformeerd Sociologisch Insti tuut op populaire wijze samengevat. In de eerste plaats geeft het rapport in zicht in de veranderingen van de Neder landse samenleving en de gevolgen daar van voor de kerken. Om enkele punten te noemenin 1981 zal 13 procent van de bevolking 65 jaar of ouder zijn. Thans is dat 9 procent. Dit betekent voor de kerk toename van de bejaardenzorg. Gedurende topperioden in vakantietijd zullen zich in westelijk Nederland omstreeks 1980 per dag 2J/£ tot 3 miljoen ontspanning zoeken de mensen bevinden. Hoe zal de kerk zich daarop instellen Thans reeds verhuizen in ons land jaarlijks een half miljoen men sen naar een andere gemeente. Vaak ves tigen ze zich in een nieuwe woonwijk die nog in opbouw is. Heeft de kerk, niet evenals de rooms-katholieke kerk „bouw pastoors" nodig, dat wil zeggen predikan ten speciaal voor de opbouw van nieuwe gemeenten Thans nemen consulenten van genabuurde kerken, volgens oude traditie, het pastoraat in zulke nieuwe woonsteden waar. Vergt de opbouw van een kerk gemeenschappen echter in die situaties niet veel meer tijd, dan men kan vragen van iemand, die in z'n eigen gemeente al werk genoeg heeft De landelijke, centrale samenwerking van de kerken, de vergaderwijze en de organisatie van de synode worden kritisch bekeken in verband met de veranderende structuur van de samenleving. Cijfers geeft het rapport o.a. over het aantal predikan ten. In 1981 zullen de gereformeerde ker ken 1591 predikanten nodig hebben. Thans zijn het er 1077. Zou men echter uitgaan van een maximale gemeente-omvang van rond vijfhonderd per predikant, hetgeen het rapport niet te idealistisch noemt, dan zouden er niet minder dan 2495 predikan ten moeten zijn in 1981. In elk geval is op basis van de huidige praktijk, waarbij doorgaans het maximale aantal leden per predikant op duizend wordt gesteld, reeds een jaarlijkse aanvulling van 52 predikan ten nodig. CLASSIS CONTRACTA. De kerk van Goes heeft de approbatie van de classis gevraagd op het beroep dat door de kerk van Goes is uitgebracht op Ds. J. W. Slingenberg en dat door de laatstgenoemde is aangenomen. De classis zal daartoe bijeen komen in een classis contracta op dinsdag 24 november a.s. om 19.30 uur in de Westerkerk te Goes. De Actuarius. FEUILLETON Vrij bewerkt naar P. Visser Jzn 45) Maar daar langer blijven kan nietMisschien, dat het lopen hem goed zal doenAls hij maar een maal het dorp bereikt heeft en een herberg kan vinden, waar hij zich verkwikken kan, dan Het heeft tegen de morgen een ietsje gevroren. De sneeuw kraakt onder zijn voeten. Kan hij daarom zo moeilijk lopen Alles draait en dwarrelt hem voor de ogen. Maar komaan, moed gevat. Dat zal wel overgaan, als hij wat warmer wordt Maar neen het gaat niet over. Het wordt integen deel ergerGeen drie minuten is hij voortgestrompeld, of hij moet zich aan een boom vasthouden Het lijkt wel, of een gewicht van honderd pond hem op het hoofd wordt gedrukt. Hij zinkt neer Hij ligt in de zwijm Over de, door de vorst, harde weg dokkert een kar molenaar Wenberg, vergezeld van zijn zoon Dirk, keert terug van het veer. Al heel vroeg hebben zij er meel moeten brengen, omdat er anders geen gelegenheid was, om over te varen. „Nou, die kerel heeft daar ook geen gemakkelijke plaats opgezocht, om zijn roes uit te slapen", zegt Dirk. ,,'t Is de vraag, of de man dronken is", antwoordt de molenaar. „Houd even de teugel vast, ik wil eens even zien, of ik hem ken." De molenaar springt van de kar en schudt Zijier aan de arm en probeert tevergeefs, hem op de been te helpen. „Als de man niet dood is, is hij toch het sterven nabij", zegt hij tot z'n zoon. „Hij leeft nog wel, geloof ik. Kom hier, Dirk. We zullen hem in de kar leggen. Hier kan hij niet blijven liggen." Met vereende krachten gelukt het, de vreemdeling (want Wenberg heeft direct begrepen, met een vreemde te doen te hebben) in de kar te krijgen, waar de molenaar enkele ledige zakken als kussen doet fungeren. Met een andere zak dekt hij hem wat toe. Na een kwartiertje rijden bereiken zij de molen, waar, ondanks het vroege uur, men al present is, ook de oude grootmoeder. „Wacht even, Dirk, ik zal even bij Grootje aanlopen en vragen, hoe wij het best met die man aan kunnen." In het kort deelt hij zijn moeder mee, een man gevon den te hebben, die wel stervende lijkt. Het oudje schrikt als zij, naar de kar lopend, het doodsbleke gelaat van de vreemdeling ziet, die overigens niet een ongunstige indruk maakt. „Breng de man in mijn logeerkamer", beveelt zij reso luut. „Ik zal dadelijk een vuur aanleggen. En Dirk moet direct naar de dokter. Hij moet zeggen, dat ik hem vrien delijk verzoek, onmiddellijk te komen, omdat we een drenkeling in huis hebben." Toch, maar zeker als er een boodschap van moeder Wenberg komt, is dokter Stellaard aanstonds present. Een half uurtje later ze hebben Zijier op een soort bed gelegd en de kamer wordt al heerlijk warm komt zijn wagentje over het molenerf en even later onderzoekt hij de man, die op zo wonderlijke wijze in het molenhuis is terecht gekomen. „Dat is een vreemd en moeilijk geval, Moeder Wen berg", zegt hij. „De man schijnt een drenkeling te zijn, maar hij is bewusteloos. Wat voor kerel zou het zijn Maar laten we met ons beiden ons best eens doen. Hij is een jonge en naar het schijnt sterke kerel. Lang ge leden heeft hij niet, anders zou hij magerder zijn. Dadelijk de natte kleren uit. Die doen hem de dood aan. Hij is geheel verkleumd. Watdie voeten schijnen mij bevro ren toe. Toe, gauw wat sneeuw en een flinke borrel! En laat de meid een paar goede dekens gereed houden." Moeder Wenberg neemt onmiddellijk haar maatregelen, om aan de bevelen van de dokter te voldoen. Deze ont kleedt intussen Zijier, wikkelt hem in een wollen deken en gaat aan 't werk om de bevroren voeten met sneeuw in te wrijven. Na een ogenblik kreunt de patiënt. „Best zo", zegt de dokter. „Nog een poosje volhouden. We krijgen hem wel bij en dan zullen we verder zien." Hij giet hem wat spiritus in en na een half uurtje geeft Zijier niet alleen teken van leven, maar hij opent de ogen en kijkt met bevreemding even rond. „Ha zo, kameraad. Niets doen. Alleen stil blijven lig gen", beveelt dokter Stellaard opgeruimd. „Je bent hier in Abrahams schoot, man. Zeg ik dat goed, Moeder Wen- v berg, of niet Nou, ik bedoel het in elk geval goed." Dan geeft hij nog wat medicijnen en dekt hem zorg vuldig toe. „Al uw baren gaan over mijn hoofd", zegt de patiënt, goed hoorbaar. „Dat lijkt mij toe, iets uit uw boek te zijn, Moeder Wenberg", merkt de dokter guitig op. „Maar nog geen preekjes voor hem houden, hoor. Laat zijn ziel voorlopig maar met rust, we hebben nu eerst met het lichaam te doen, begrijp je Moeder Wenberg glimlacht alleen en de dokter ver trekt, na beloofd te hebben, in de middag te zullen weer komen. Het duurt niet lang zoveel verstand heeft de oude molenares wel van zieken of de man ligt in een hevige koorts. Stil zit het oude mens, die nog een knappe, stoere vrouw is, men zou haar een kruisje minder geven dan zij is, bij het bed, soms de klamme hand van haar onver wachte gast grijpend. De man ijlt. Onsamenhangende woorden stoot hij uit. Elk ogenblik bet de oude vrouw zijn voorhoofd met com- pressen koud water, zoals de dokter haar heeft voor geschreven. „Al uw barenDaar komen zeHere, help mij, ze stijgen mij boven 't hoofdDaar is weer 't licht boven op de dijkHelp mij, mensenDe Here heeft mij geholpenDe laatste maal, Hanna, de laatste maalO, o, dat is erg Een koude compres brengt hem even tot bedaren. Hij opent de ogen en kijkt haar aan. Dank je, vrouw TermuntenGod lone het je Maar dan is de koortsgloed er weer. Hij werpt het dek van zich af en wil weg. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1964 | | pagina 2