j^eeuwóe ^Cerhbode
HERFST
Is de collegialiteit der Bisschoppen
binnen de R.K. Kerk iets nieuws?
pinksterkritiek op zondag 10
OFFICIEEL ORGAAN TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redactie: Ds. W. H. Gispen, Terneuzen; Ds. B. Wentsel, Brouwershaven; Ds. G. van Wilgenburg, Middelburg.
Correspondentie-adresLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg.
MedewerkersJ. A. van Bennekom, MiddelburgDr. A. J. Boom, Vlissingen Ds. M. V. J. de Craene, Baarland
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. Kats, GoesDs. A. G. Kornet, Vlissingen
Dr. P. C. Kraan, VlissingenDs. G. S. Oegema, ArnemuidenDs. D. Ringnalda, Middelburg
Drs. J. Vlaardingerbroek, Ermelo.
19e JAARGANG No. 13
2 OKTOBER 1964
„Ik worstel
en ontkom"
Abonnementsprijs
3,50 per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
15 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 15 cent
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, tel. 24 38
Giro no. 4 22 80
Een prachtige zomer ligt achter ons.
Vrijwel niemand zag zijn vacantie
„in het water vallen".
Jong en oud mochten zich te goed
doen aan „recreatie", aan „herschep
ping", „vernieuwing", „ontspanning",
die ons weer in nieuwe verhouding doet
komen tot alle dingen.
Zeeland - Recreatieland
Dit is feestelijk, want recreatie is al
lesbehalve een randverschijnsel van het
leven.
Recreatie en vacantie doen ons in de
zomer „ja" zeggen tegen het leven om
met vreugde te profiteren van alles wat
onze Schepper en Herschepper ons nog
wil geven aan natuurgenot.
Tot het echt mens-zijn, tot het beeld
drager van God zijn behoort wel dege
lijk dat we in de zomer met zijn talrijke
recreatie-mogelijkheden in vrijheid en
verantwoordelijkheid eens uit de band
springen, uit de gebondenheid van de
„strijd om het bestaan".
De mooie zomer-1964 werkte er
krachtig toe mee het leven leefbaar te
maken op wat Pearl Buck noemt„de
goede aarde".
Maar nu is 23 september, het begin
van de herfst, al voorbij.
Het was een stralende, zomerse zon-
ne-dag, maar zo blijft de herfst niet.
De bladeren zullen gaan vallen en
depressies zullen regen en storm bren
gen.
Is dit jammer
Helemaal niet, want elk seizoen ver
tolkt een gedachte van de grote Schep
per aller dingen.
De lente met haar zwellende knop
pen en frisse groen is het beeld van de
jeugd en van het bruidskleed.
Het voorjaar geeft levensbelofte
„Zie, Ik maak alle dingen nieuw
De zomer is de vervulling van deze
belofte, de tijd van volle levenspracht
en „recreatie" („herschepping").
Maar nu de herfst
Dit seizoen brengt geleidelijke ver
welking, zowel in de natuur als in ons
mensenleven vergankelijkheid
Het najaar stemt tot weemoed, want
het verkondigt ons dat we over het
hoogtepunt heen zijn.
In de „herfst" van uw leven kunt u
niet meer zo veel als vroeger. De ar
beid gaat u veel meer inspanning kos
ten.
Niets ontkomt aan het „herfstgetij",
aan het langzaam maar zeker oud wor
den.
De stelling „Zoals bij beschikking des
Heren Petrus en de overige apostelen
het ene apostelcollege vormen, zo zijn
ook de paus als opvolger van Petrus
en de bisschoppen als opvolgers van de
apostelen onderling verenigd" kreeg op
het r.k. concilie 'n grote meerderheid.
Eigenlijk gezegd geloof ik, dat er hier
over de collegialiteit der bisschoppen
niet veel nieuws werd gezegd. In 'n
boek van Tanquerey lees ik (het boek
werd uitgegeven in '37) dat(ik citeer)
„de bisschoppen collectief genomen en
als verspreid over de aarde, en als ver
enigend in 'n concilie 'n gezamentlijke
macht hebben die correspondeert aan
de macht die het apostelcollege bezat".
Deze macht, en daar gaat het ook in
bovengenoemde stelling om moet ech
ter uitgevoerd worden in overeenstem
ming en met goedkeuring van de paus.
Hij is het die 'n concilie bijeenroept, hij
is het die toelating geeft om 'n particu
lier concilie (van 't land of verschil
lende landen) bijeen te roepen, hij is
het ook die in alle gevallen het laatste
recht van veto bezit. De bisschoppen
hebben dus altijd, naast wat men ge-
Al het geschapene is aan wijziging,
groei èn verval onderworpen. „Het
uiterlijk van deze wereld is bezig te
verdwijnen" (1 Korinthe 7:31b) en
Christus heeft ons de herfsttekenen,
die het naderend einde aanduiden met
name genoemd oorlogen en onlusten,
hongersnoden en aardbevingen.
Dit alles stemt tot weemoed.
Maar de herfst heeft ons nog wel
méér te zeggen.
Dit jaargetijde bezit zowel in het le
ven der natuur als dat der mensheid
een eigen schoonheid.
De bomen beginnen reeds in oktober
als vlammende toortsen te branden. De
groene bladeren worden geel, bruin,
rood, goud in een mengeling van tinten
en kleuren. Intussen worden de herfst
vruchten binnen gehaald.
Wanneer de lente en de zomer van
ons leven naar Gods wil zijn doorge
bracht, dan is er in de „herfst" een
vaste overtuiging gekomen, een rustige
beslistheid, die tegen de stormen be
stand is. Het geloofsleven is in het „na
jaar" dieper geworteld dan in de jeugd.
Er komt minder „vuur", méér „be
zonkenheid" en „meditatie"minder
zelfingenomenheid, méér overgave en
zachtmoedigheid".
„Heilig is de Lente des levens".
Deze boektitel valt te aanvaarden,
maar de herfst is niet minder „heilig".
Integendeel De vruchten worden ge
plukt De vruchten van veelzijdige er
varing
Jonge mensen, die middenin „de
Lente" staan, zoeken niet zelden steun
en licht bij hen, die er zich van bewust
zijn dat zijde grens der eeuwigheid
naderen. Verstandige jeugd plukt graag
„rijpe druiven".
Deze „vloeibare zonneschijn" is al
leen te plukkenin de herfst
Overigens stem ik van harte in met
Adriaan Marriën, die gezongen heeft
„Ik heb mijn hart niet te verliezen
Aan één maand of aan één seizoen,
Ik kan niet zo tevreden kiezen,
Zo zeker als de kinderen doen.
Ik houd van de zon en wind en regen,
Van sneeuw, die op de drempel stuift.
Van bloemen langs de stille wegen
En van de zee, die eeuwig ruist".
D. RINGNALDA.
noemd heeft, hun particuliere macht
(in eigen bisdom), 'n collegiale macht
gehad, maar deze macht was en is be
perkt. Deze macht geldt vooral voor
wat aangaat de discipline, het gezaam-
telijk optreden naar buiten enz., maar
niet voor wat aangaat het vaststellen
van dogma's enz. 'n Dogma vaststellen
(dogma datgene wat men geloven)
is het exclusief recht van de paus.
Zeker, de paus kan anderen raadple
gen en zal dit ook doen. Men zal b.v.
nagaan of het opportuun is 'n stelling
tot dogma te verheffen. Opmerkelijk is
op dit concilie b.v. het feit dat Maria-
Middelares door de tegenstanders van
dit dogma niet verworpen wordt op
grond van het niet waar zijn van deze
stelling, maar op grond van het feit
dat het inopportuun is deze stelling,
omwille van de afgescheiden broeders,
tot dogma te maken. Zeker, hier toont
zich de goede kant van het tegenwoor
dig zijn van protestantse afgevaardig
den op het concilie, toch hadden we
liever gezien dat deze stelling over Ma
ria verworpen van uit de innerlijke
overtuiging der tegenstanders, omdat
zo'n dogma nu eenmaal niet schriftuur
lijk is.
Wij kunnen en mogen dus besluiten
dat al met al ook niets nieuws wordt
geproklameerd. Wat wel nieuw is, is
dat het nu duidelijk wordt uitgespro
ken. Het was dus, ofschoonreeds 'n
feit, noch niet 'n door 'n concilie of
door de paus vastgestelde als leeruit-
spraak, dat wordt het nu, als de paus
er zijn goedkeuring aan hecht, wat
waarschijnlijk wel zal gebeuren. In zo
ver is het ook weer 'n bewijs van het
primaatschap van de paus. De paus
(2)
Het is te begrijpen, dat in „pinkster-
kringen", waar men bijna unaniem ziek
te en nood aan de duivel toeschrijft,
Zondag 10 (dat alle dingen, w.o. ook
gezondheid en ziekte, niet bij toeval,
maar van Gods vaderhand ons toeko
men) weinig of geen instemming heeft
gevonden.
Één van de teksten, die dikwijls bij
Zondag 10 worden geciteerd, is Amos
3:6: „Geschiedt er een ramp in een
stad, zonder dat de HERE die be
werkt".
Op 't eerste gezicht lijkt deze tekst
Zondag 10 te steunen, en de pinkster
beweging in 't ongelijk te stellen.
Br. H. J. Zweers vertelt in zijn arti
kel, dat hij deze en andere teksten in
de Septuaginta (de Griekse vertaling
van het Oude Testament) heeft nage
lezen, en het gehele hoofdstuk met be
hulp van een commentaar heeft bestu
deerd. Hij is daarbij tot een geheel an
dere vertaling gekomen „Of is het
een stad die de Here niet gebouwd
heeft, dat deze boosheid gevonden
wordt". Deze vertaling wordt aan taal
deskundigen ter overweging aangebo
den, waarbij wordt opgemerkt, dat
„ramp" z.i. een verkeerde vertaling is.
Ik heb eens nagelezen, wat de taal
deskundige in het woordenboek van
Kittel hierover zegt. In dit grote woor
denboek op het Nieuwe Testament
staat een uitvoerig artikel over 't ge
bruik van het bewuste woord in de
Septuaginta, waaruit blijkt, dat het ook
in de nieuwe vertaling juist is weerge
geven. „Ramp" is een goede vertaling.
Een vertaling als die van br. Zweers
heb ik tot nu toe nergens gevonden.
Een ander bezwaar tegen de verta
ling van br. Zweers is, dat de inhoud
van het vers niet duidelijk wordt. Wat
wordt er bijv. bedoeld met„Een stad,
die de Here niet gebouwd heeft Is
dat Jeruzalem Of wordt daarmee het
Joodse volk aangeduid Wat is dan
dat bouwen Komen we hier niet in
conflict met vs. 2 „LI alleen heb Ik
gekend uit alle geslachten van het aard-
rijk
Het is geen wonder, dat dergelijke
onduidelijkheden zijn ontstaan dat kan
verwacht worden, wanneer we in een
bepaald vers iets willen lezen, dat er
beslist niet in staat. M.i. laat de plaat
sing van de woorden in de Hebreeuw
se Bijbel (daarnaar kijk ik eerder dan
naar de Septuaginta) zien, dat de zins
constructie van br. Zweers niet juist is.
Met alle waardering voor de moeite,
die hij voor deze studie gedaan heeft,
spijt het mij, dat hij tevens zoveel moei
te doet om de Bijbel niet te laten zeg
gen wat er wél staat.
Wat is de bedoeling van Amos 3
In het voorafgaande is gesproken
over de zware zonden, die Israël be
dreven had. Het was onbegrijpelijk, dat
ze zó deden, terwijl de Here hun zo
veel weldaden had gegeven. Hén alleen
had Hij gekend uit alle geslachten van
het aardrijk.
Op zulke zonden moet Gods reactie
komen. Zondigen is altijd een ernstige
zaak, maar als Gods eigen volk zich
daaraan te buiten gaatDan zal
God al hun ongerechtigheden aan hen
bezoeken (vs. 2).
blijft immers de persoon waarmede men
verenigd moet blijven en onder wiens
oppergezag zich uitspreekt in gelijklui
dende termen als de eerste wereldbrief
van deze paus. Dit te meer mag ons
doen besluiten dat dit concilie wel de
gelijk hier en daar, en vaak ook in de
goede zin, de puntjes op de i's zal zet
ten, maar het moet ons ook behoeden
voor de opportunistische gedachte dat
na dit concilie Rome zich op dogma
tisch gebied anders zal presenteren dan
tot nog toe.
M. V. J. d. C.
Misschien hebben sommige Israëlie
ten gedacht, dat het niet zo vaart zou
lopen. Ze hebben immers zo vaak in
de mening verkeerd, dat ze door for
meel stipt nakomen van de wetten bij
God in een goed blaadje zouden staan,
en dat hun niets zou overkomen door
dat de tempel in hun stad stond, waarin
nog altijd de offers gebracht werden.
Dat gaat God hun anders leren.
Er volgt, te beginnen bij vers 3, een
opsomming van verschillende gebeurte
nissen, waarin we steeds oorzaak en
gevolg kunnen ontdekken. Als je twee
mensen samen ziet gaan kun je daaruit
meestal wel concluderen, dat ze het op
de één 'of andere manier samen eens
geworden zijn. En als in de jungle een
leeuw brult is dat het teken, dat hij een
prooi gevonden heeft.
Deze voorbeelden zijn even zovele
aanwijzingen om ernst te maken met de
twee laatste gebeurtenissen, die de pro
feet noemt, en waarom het in dit ge
deelte in het bijzonder gaat. Ze zullen
straks een ramp in de stad ontdekken,
en volgens de wet van oorzaak en ge
volg, die in al die voorbeelden is aan
gegeven, moeten ze daaruit conclude
ren, dat de HERE die heeft bewerkt.
Ze horen nu een profetische boodschap,
en daaruit kunnen ze afleiden, dat de
Here HERE heeft gesproken, en deze
boodschap door de dienst van de pro
feet bekend wilde maken.
Met een hele serie argumenten maakt
de profeet in de naam des Heren dui
delijk, dat de straf zeker zal komen.
De HERE doet deze straf komen.
Het is direct duidelijk, dat we deze
tekst niet zonder meer kunnen over
brengen naar onze tijd. De omstandig
heden zijn daarvoor te veel veranderd.
Maar ik zou toch alle aandacht willen
vragen voor het gedeelte over oorzaak
en gevolg. Wanneer de Israëlieten
straks een ramp in de stad zien gebeu
ren moeten ze er aan denken, dat die
niet toegeschreven kan worden aan het
toeval, of aan de één of andere boze
macht, maar dat er geen kwaad in de
stad is, dat de HERE niet werkt. Zijn
straffende hand zit daarachter.
Nu zijn er héél wat rampen, die zeker
niet als een directe straf op een bepaal
de zonde mogen worden beschouwd.
Wanneer we bijvoorbeeld zien, dat
iemand veel lijden moet, zullen we
daaruit niet mogen concluderen, dat hij
buitengewoon zwaar gezondigd heeft,
en nu het lijden als straf daarop ont
vangt.
Als we nu in zo'n geval niet over
Gods straffende hand kunnen spreken,
moeten we dan Gods hand maar geheel
buiten beschouwing laten Is Zijn hand
daar niet, totdat Hij die ter genezing
uitstrekt Zijn daar alleen maar de
klauwen van de duivel
Ik geloof, dat we aan „de ramp in
de stad" een algemene betekenis mo
gen geven, ook al slaat het in Amos
3:6 op de straffen, die God zenden
zal. In dit bepaalde geval moesten de
Israëlieten, bij het zien van de ramp,
door de wet van oorzaak en gevolg
denken aan de straffende hand des
Heren. Maar op grond van deze zelfde
tekst zullen we, bij het bezien van welke
ramp dan ook, steeds aan de hand des
Heren moeten denken. Als God Zijn
handen gebruikt, en wanneer als ge-